Gewoon een wonder

Kerstpreek over Lucas 2:6-7 en Johannes 1:14

 

 

Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.

 

Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.

 

 

Inleiding

 

Hoe concreet is Kerst? Hoe voorstelbaar is de geboorte van het kind Jezus? Ik denk dat op die vraag maar één antwoord mogelijk is: heel concreet en heel voorstelbaar. En daarom is er in de tijd van Kerst ook zoveel te zien. Kerststalletjes bijvoorbeeld. Met daarin een kind in een voederbak en daaromheen een vader en een moeder, Maria en Jozef, en vooral ook veel stro. Meestal tref je in kerststalletjes ook nog de herders aan en de wijzen uit het oosten. En bovendien zie je er ook nog een os en een ezel. Niet helemaal terecht waarschijnlijk. De stal waar Jezus geboren is zal wel leeg geweest zijn. De dieren waren in het veld, en juist daarom was er ruimte in de stal. De os en de ezel zijn komen binnenlopen in de kerststal vanuit Jesaja 1 vers 3: 'Een rund herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak.'

 

Hoe dan ook: het kerstevangelie is heel voorstelbaar. Het is met name de evangelist Lucas die het zo concreet en voorstelbaar heeft gemaakt. Hij maakt in de verzen 6 en 7 van hoofdstuk 2 om zo te zeggen een foto van het Kerstevangelie. Onopgesmukt en sober: een moeder, een vader, een kind en een voederbak. Heel aards. Zo leert Lucas ons naar het Kerstgebeuren kijken.

Maar er is meer te zeggen dan Lucas doet. Veel meer. En dat doet Johannes in zijn evangelie. Terwijl Lucas een foto maakt van het kerstgebeuren, maakt Johannes een röntgenfoto. Lucas laat de buitenkant zien, en iedereen kan meekijken. Johannes laat de binnenkant zien. En een röntgenfoto is moeilijker te interpreteren dan een gewone foto. Moet je je maar eens voorstellen: je bent in het ziekenhuis waar een arts zo'n röntgenfoto tegen een lichtbak aanklikt, en hij geeft wat uitleg, wat je natuurlijk erg op prijs stelt, maar eigenlijk begrijp je er maar weinig van. Je gelooft het wel. Dat is een röntgenfoto. Heel wat anders dan een gewone foto. Johannes maakt zo'n röntgenfoto en laat de binnenkant van het kerstevangelie zien. Veel minder gemakkelijk te vatten. Maar even echt en ook minstens zo belangrijk.

 

In deze preek gaan we steeds heen en weer tussen de foto van Lucas en de röntgenfoto van Johannes om zo te ontdekken dat in het gewone een wonder verborgen ligt. Of in een ander beeld: stel je een drieluik voor met op het middenpaneel een plaatje uit bijvoorbeeld een kinderbijbel van Maria en het kind in de stal, en met op het linkerpaneel de woorden uit Lucas 2 en op het rechterpaneel de woorden uit Johannes 1. Samen vertellen deze twee mannen ons het Kerstevangelie. [Klik hier voor een voorbeelddia (ppt)].

 

1

 

Lucas en Johannes hebben dus dezelfde boodschap maar geven die op heel verschillende manier vorm. Lucas is de historicus die registreert. Zijn evangelie begint met de opmerking dat hij alles wat er gebeurd is van de aanvang af nauwkeurig is nagegaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm op schrift heeft gesteld. Zo wil hij het verhaal vertellen van de gebeurtenissen die hebben plaats gehad. Je ziet Lucas gesprekken voeren met mensen die erbij zijn geweest. En als er archieven bestonden dan was hij daarin gedoken om alles tot in detail vast te stellen. Lucas is de historicus die nauwkeurig registreert. Dat blijkt ook uit het begin van hoofdstuk. Daar worden jaartallen genoemd, er worden namen van plaatsen en mensen genoemd, er worden verbanden gelegd. Opzienbare en minder opzienbare feiten worden zorgvuldig opgetekend. Want duidelijk moet zijn dat Lucas' verhaal historische betrouwbaar is. Bijna zou je zeggen: hier is de journalist aan het woord, en hij is zich heel goed bewust dat les één in de journalistiek is: zorg dat wat je zegt controleerbaar is.

Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat Lucas ook wel meer doet. Hij legt ook wel diepere verbanden. Maar hij doet dat meer impliciet, door de feitelijke gegevens op een bepaalde manier en in een bepaalde samenhang te presenteren. Twee voorbeelden daarvan. Eerste voorbeeld. Lucas maakt in hoofdstuk 2 duidelijk, zonder het met zoveel woorden te zeggen, dat het eenvoudige gebeuren van een kind in een voederbak van oneindig veel meer betekenis is dan wat keizers en stadhouders doen. Jezus is veel groter dan een Augustus of een Quirinius. Maria is in verwachting van een Koning die keizers doet verbleken. Tweede voorbeeld: door heel nadrukkelijk de stad Betlehem te introduceren als de stad van David, laat hij zien dat de lijnen die er vanuit het Oude Testament lopen hier worden doorgetrokken: wat hier gebeurt, is de vervulling van wat al eeuwen geleden is voorzegd. Lucas trekt dus wel degelijk ook diepere lijnen. Maar tegelijk blijft staan: Lucas is de historicus die registreert. Zijn evangelie laat zien wat er hier op aarde voor alle mensen zichtbaar is gebeurd.

 

Zo niet Johannes. Lucas is de historicus die registreert, Johannes is de theoloog die mediteert. Diepe gedachten vloeien in het evangelie uit zijn pen. Zijn evangelie begint niet zoals die van Lucas op aarde, maar zijn evangelie begint in de hemel. 'In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.' Johannes mediteert in zijn eerste hoofdstuk over het mysterie van de menswording. Want dat is een mysterie, een geheimenis. En een geheimenis, daar kun je geen gewone foto van nemen. Daarom is wat Johannes zegt ook veel minder gemakkelijk toegankelijk dan wat Lucas vertelt. Zijn woorden zijn veel moeilijker, zijn gedachten veel dieper, zijn taal veel poëtischer. Het gaat over het Woord, over licht en duisternis, over het uit God geboren zijn, over grootheid, genade en waarheid. Dat laat zich allemaal niet uitbeelden in een kerststalletje. Maar het is wel allemaal even echt en minstens zo belangrijk. Lucas de historicus die aardse gebeurtenissen registreert, en Johannes de theoloog die over hemelse geheimenissen mediteert, ze vertellen ons samen dat de Here Jezus Christus is geboren om mensen te verlossen van hun zonden, om licht te brengen in de duisternis.

 

2

 

'Terwijl ze daar waren', vertelt Lucas, 'brak de dag van haar bevalling aan.' Ja, Maria is uitgeteld als ze in Betlehem zijn. In de stad van haar voorvader koning David moet haar kind, die ook Koning zal zijn, geboren worden. Maria is uitgeteld. Aan veertig weken zwangerschap komt een einde. Er wordt een kindje geboren. Maria wordt moeder. Het is een geboorte als alle andere. Een klein kindje komt ter wereld. Het is een jongetje. Hij huilt voor het eerst. Hij doet zijn oogjes voor het eerst open. Zijn eerste lachje. Zijn eerste woordje: 'Abba'. En straks, maar dan ben je toch al gauw een ruim jaar verder, zal Hij zijn eerste stapjes zetten.

Zo gewoon is wat hier gebeurt. Natuurlijk is het tegelijk een wonder. Elk kind dat geboren wordt is een wonder van God de Schepper. Maar daar gaat het Lucas nu niet om. Hij registreert en schrijft op wat hij ziet. Of liever: hij schrijft op wat hij gehoord heeft van ooggetuigen. Sober. Geen details. Maria wordt moeder van haar oudste kind. Dat laat Lucas zien. 'Ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.'

 

Zo niet Johannes. Johannes schrijft: 'Het Woord is mens geworden.' En dan moet er tegelijk al heel wat meer worden uitgelegd. Want Johannes heeft het over hetzelfde feit: de geboorte van Jezus. Maar hij gebruikt heel andere woorden. 'Het Woord is mens geworden.' Dat kind in de voederbak is niemand minder dan het Woord. Het Woord uit Johannes 1 vers 1 dat was van den beginne, dat was bij God, dat was God. Het kind in de voederbak is niemand minder dan het Woord waardoor alles is geworden. Zonder dit Woord bestond er niets. 'Er moet licht komen!' De echo van dat Woord uit Genesis 1 klinkt door in Johannes 1. Want het Woord - dat is Christus, dat is het kind in de voederbak - het Woord is leven en licht, leven in de dood en licht in de duisternis.

'Het Woord.' Ja, dat is niet in een paar woorden te zeggen wat dat is. Het Woord dat is ook God die spreekt. En God heeft gesproken en heeft Zich uitgesproken in zijn Zoon. Als je kijkt naar het kind in de voederbak, dan zie je het Woord van God, dan hoor je het Woord van God: 'Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.' Dat is ook Johannes. Johannes 3 vers 16. De Vader zegt dat in zijn Zoon de moederbelofte is vervuld. Zo spreekt de God van het Woord Zich liefdevol uit in Jezus Christus.

Dit Woord is mens geworden. En 'mens' slaat hier op het sterfelijke en het kwetsbare van het mens-zijn. Op dat wat we ook in onze eigen levens elke dag terugzien. Dat je sterfelijk bent, mensen van de dag. Dat je kwetsbaar bent, mensen die pijn lijden en die het leed aan den lijve ervaren. Zo is ook het Woord mens geworden: een sterfelijk en kwetsbaar mens. Het eeuwige Woord heeft de gestalte aangenomen van een mens van vlees en bloed, een mens zoals wij. Daaruit blijkt allereerst hoe dicht God bij de mensen komt. De Here Jezus is de Immanuël: God met ons, God in het vlees verschenen, God die mens werd. Tegelijk blijkt ook hoe diep de Zoon van God zich moest vernederen. In de hemel was Hij Koning, op aarde is Hij kind. In de hemel was Hij omringd door engelen die Hem dienden, op aarde door mensen die vaak geen raad met Hem weten. In de hemel woonde Hij in het licht, op aarde woont Hij in de duisternis. In de hemel was het een en al heiligheid, op aarde heerst de zonde. Dat laat Johannes ons zien als hij zegt: 'Het Woord is mens geworden.'

 

3

 

We gaan weer naar het linkerpaneel, naar Lucas, naar het verhaal waarin eenvoud en soberheid de boventoon voeren. We zien een jonge moeder, met in haar armen een kind. Ze wikkelt Hem in een doek en legt Hem in een voederbak.

Wat gewoon. Wat armoedig eigenlijk ook. Alles ademt hier de sfeer van gewoonheid, eenvoud en armoede. Want wat hier gebeurt is heel gewoon: elke moeder in Israël in de tijd van de bijbel wikkelde haar kind in een doek, zoals elke moeder vandaag haar pasgeboren kind een luier omdoet, een rompertje aantrekt en daarna de kleertjes die speciaal klaarliggen om als eerste gedragen te worden door het pasgeboren kind. Heel gewoon. Die voederbak, die is iets minder gewoon. Er was geen ruimte voor de bevalling in een normaal vertrek waar mensen doorgaans verkeren en daarom waren Jozef en Maria uitgeweken naar een stal. Daar was ruimte genoeg.

Heel concreet tekent Lucas dus wat er gebeurt. En dat kan ook heel concrete vragen wakker roepen omdat het eigenlijk zo herkenbaar is. Was er eigenlijk een verloskundige bij? Was het niet vreselijk koud in die stal? Hoe zag die stal er eigenlijk uit? Of was het misschien een grot? Want daar verbleven dieren 's nachts wel, in een in de stenen uitgehouwen grot. Stonden er dieren of niet? Het zijn allemaal vragen die je je heel goed kunt voorstellen. Maar Lucas geeft geen antwoord. Hij zegt eigenlijk maar één ding: het ging er heel gewoon en heel armoedig aan toe. 'Een kind in een doek gewikkeld, liggend in een voederbak.'

Tegelijk is dat ook een teken. Want straks als de herders in het veld bezoek krijgen van een engel, dan zegt die: 'Vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.' Deze eenvoud en nederigheid zijn het teken van de komende redding uit zonde en schuld. En tegelijk komt hier naar voren het scherpe contrast tussen de grootheid van Gods Zoon uit de hemel en de soberheid van zijn geboorte op aarde.

 

Voor die glorierijke grootheid vraagt Johannes nu juist alle aandacht op het rechterpaneel van het drieluik. 'Het Woord heeft bij ons gewoond en wij hebben zijn grootheid gezien.' Dat is andere taal. Niet de taal van de historicus die registreert, maar de taal van de theoloog die mediteert, die dieper kijkt, die verbanden legt. En in dit geval is het ook nog de taal van het Oude Testament: grootheid. Of met een ouder woord: heerlijkheid. Dat woord staat voor de glorie van God, voor zijn grootheid en zijn macht en zijn kracht, voor de lichtglans die aan God eigen was als Hij zich openbaarde aan mensen. Denk maar aan die keer dat Mozes bij God op de berg was, en dat God aan Mozes voorbij ging. En die heerlijke grootheid komen we ook tegen bij de inwijding van de tabernakel: 'Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel gevuld door de majesteit (heerlijkheid) van de Heer.'

Deze grootheid van de Vader was nu ook eigen aan de Zoon. En later, als Jezus in het publiek optreedt, wordt die heerlijkheid ook zichtbaar in de wonderen die Hij doet en de Woorden die Hij spreekt. 'Wij hebben zijn grootheid gezien.' En misschien denkt Johannes zelf ook wel speciaal aan de verheerlijking van de Here Jezus op de berg, waar hij samen met Petrus en Jakobus bij was geweest.

Maar is die heerlijkheid er eigenlijk wel, daar in de stal van de geboorte? Hij is er in elk geval wel even later, bij de herders in het veld: 'Ze werden omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken', vertelt Lucas. Maar in de kerststal, is daar die heerlijkheid te zien waarover Johannes het heeft?

Nu is het wel belangrijk om eerst op te merken dat de glorievolle grootheid van God en van zijn Zoon op aarde eigenlijk alleen maar te zien was voor wie geloofden. Want er zijn talloze Joden geweest die Jezus wonderen hebben zien doen en woorden hebben horen spreken met gezag, maar er was geen haar op hun hoofd die er aan dacht om hier de heerlijkheid van God te zien. Zij waren blind door hun ongeloof. Het is Simeon die ons leert om ook in al die soberheid en eenvoud, in al die gewoonheid van het kind Jezus, door het geloof de heerlijkheid te ontdekken. En Simeon zingt, acht dagen later in de tempel, daar bij die eenvoudige moeder met dat gewone kind op haar arm, Simeon zingt: 'Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer (heerlijkheid) strekt van Israël, uw volk.'

Wie in de stal van de geboorte met ogen vol geloof kijkt, ziet daar in de soberheid ook de heerlijkheid. Want dit kind is gekomen om ons te redden van de zonden, om verzoening te brengen, licht in het duister, leven in de dood. Dat is de grootheid van Maria's kind.

 

4

 

We gaan weer naar Lucas, en we zien weer Maria, die vol verwondering kijkt naar haar kind. Als je daarbij staat, bij iets wat ook zo herkenbaar is, dan kan er ook een heel concrete vraag bij je opkomen. Want dat is toch een van de eerste dingen die je vraagt als er een kind wordt geboren: 'Op wie lijkt Hij?' Zou Jezus op zijn moeder hebben geleken? Die vraag kan bij je opkomen als je Lucas leest. Want je ziet Maria kijken naar haar eerstgeborene, en je weet dat ze later ook nog meer kinderen heeft gekregen, samen met Jozef, haar man. Jezus is de oudste in het gezin. Zou Hij op zijn moeder geleken hebben? Lucas antwoordt niet, wil ook niet antwoorden. Hij is historicus en registreert alleen wat echt belangrijk is.

 

Johannes antwoordt wel. Lijkt Jezus, de eerstgeborene, op zijn moeder? Nee, zegt Johannes. Jezus, de enige Zoon, lijkt op zijn Vader. Terwijl Lucas onwillekeurig onze blik richt op de moeder van Jezus, want zij is degene die alles doet in de verzen 6 en 7,  leidt Johannes onze blik naar de Vader in de hemel. Want: de eerstgeborene van zijn aardse  moeder is de Eniggeborene van zijn hemelse Vader. Dit kind is Gods Zoon, het Woord dat bij de Vader was, het Woord dat God is en een sterfelijk en kwetsbaar mens is geworden. Hij is de Eniggeborene. Uniek. In de taal van de Geloofsbelijdenis van Nicea: 'Geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren niet geschapen, één van wezen met de Vader.' Zo leert Johannes ons naar het kind in de voederbak te kijken.

Je zou kunnen zeggen dat de Apostolische Geloofsbelijdenis in haar soberheid meer aansluit bij de eenvoud van het Lucasevangelie: 'die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.' Punt. Maar de Geloofsbelijdenis van Nicea spreekt meer de taal van Johannes, de theoloog die mediteert: 'God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God.' Dat kun je niet vangen in een plaatje van een stal. 'God uit God. Licht uit Licht.' Maar ook dat is Kerst.

 

5

 

We gaan nu nog één keer heen en weer tussen het linker- en het rechterpaneel. Links wordt gesproken over een nachtverblijf  waar geen plaats was: 'Ze legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad'. Lucas, de historicus, daagt je dan eigenlijk uit om een antwoord te zoeken op de vraag waarom er geen plaats was. En er zijn allerlei mogelijkheden te bedenken. Er waren erg veel gasten in Betlehem vanwege de inschrijving en alle nachtverblijven zaten vol. Het zou ook kunnen zijn dat alle beschikbare ruimte in beslag was genomen door de ambtenaren van Augustus die de inschrijving in goede banen moesten laten lopen. Maar dat is allemaal niet zo belangrijk. 'Er was geen plaats.' Dat ene zinnetje typeert heel het leven van Jezus. Er was geen plaats voor Hem. De mensen zaten niet op Hem te wachten. En zelf heeft Hij later gezegd: 'De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.' 'Er was geen plaats voor Hem.' Niet in het nachtverblijf en eigenlijk nergens. Ja, alleen op Golgotha was plaats voor Hem: één vierkante meter, precies genoeg om een kruis neer te zetten.

 

Terwijl Lucas het heeft over een nachtverblijf (of herberg), spreekt Johannes over een tent. Dat is in de vertaling niet meer terug te vinden. Maar het woord dat met 'wonen' is vertaald betekent letterlijk: 'zijn tent opslaan'. 'Het Woord heeft bij  ons gewoond.' Dat wil zeggen: 'Het Woord heeft onder ons zijn tent opgeslagen'. Zo was het ook in de woestijn geweest. Toen was de tabernakel, de tent van de samenkomst er het teken van dat God onder zijn volk wilde wonen. Zoals je in het Oude Testament in de tent van de samenkomst God kon ontmoeten, zo ontmoeten we in het Nieuwe Testament God in Christus, het Woord dat bij ons heeft gewoond: Immanuël, God met ons. Maar ook Johannes maakt in zijn eerste hoofdstuk duidelijk dat er geen ruimte was voor het Woord van God. 'De wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet.' 'Wie van hem waren hebben hem niet ontvangen.' Er was geen plaats voor Christus hier op aarde. 'Het Woord heeft bij ons gewoond', heel concreet en zichtbaar in de mens Jezus die tegelijk God was, en toch leefden tallozen volledig langs Hem heen. Dat was het gevolg van de zonde. En vanwege die zonde, die ook de onze is, moest Christus komen. Hij moest hier ervaren dat er geen plaats voor Hem was, zodat er bij God weer plaats zou zijn voor ons. Het Woord heeft hier op aarde gewoond zodat ieder die gelooft in het Woord mag wonen in de hemel. Dat is de boodschap van Kerst: een boodschap waarin het nachtverblijf van Lucas en de tent van Johannes wijzen naar het huis van de Vader waar vele kamers zijn.

Zo is de boodschap van Kerst een boodschap van verzoening en verlossing voor ieder die gelooft dat Jezus is het Woord van God, de Redder van onze zonden. Want, zegt Johannes, het Woord dat mens werd is vol van 'goedheid en waarheid'. En wie die twee woorden leest tegen de achtergrond van het Oude Testament hoort de volgende boodschap: in Christus wordt Gods 'goedertierenheid en trouw' zichtbaar. Dat is een vast woordpaar in het Oude Testament waarin duidelijk wordt wie God is: De God vol goedheid die zijn volk genade gunt; de God die trouw is aan wat Hij heeft beloofd; de God van het verbond die in zijn Zoon zijn hart opent voor zijn kinderen.

'Vol van goedheid en waarheid', zegt Johannes. 'Vol van goedertierenheid en trouw' zeg je dan op z'n oudtestamentisch. En je ziet Jezus, het kind in de voederbak, eerstgeborene van moeder Maria, Eniggeborene van de Vader in de hemel, en in Hem is al ons heil.

 

Want God heeft de wereld lief. En tegen allen die daarop wonen, zegt Hij: 'Kijk naar dit kind, het Woord dat mens werd. Neem Jezus aan als je Verlosser. Hij alleen redt je van je zonden. Hij alleen geneest en bevrijdt je. Hij alleen geeft je een nieuwe toekomst. Dan schijnt er licht in de duisternis. Dan is het feest op aarde en feest in de hemel.'




Handreiking voor de liturgie

Liedboek Gezang 138: 'Komt allen tezamen'
Welkom, Votum en Groet
Gereformeerd Kerkboek Gezang 81:1-4: 'Dit is de dag die God ons schenkt'
Gebed
Gereformeerd Kerkboek Gezang 81:5-8: 'U die voor ons geboren zijt'
Schriftlezing: Lucas 2:1-7 en Johannes 1:1-14
Liedboek Gezang 135: 'Hoor de eng'len zingen d'eer'
Preek 'Gewoon een wonder'
Opwekking 534: 'Jezus, Gods heerlijkheid verschijnt'
Het evangelie van Gods wet: wandelen in het licht (1 Johannes 1:1-2:2)
Gereformeerd Kerkboek Gezang 52: 'Zo laat Gij, Heer, uw knecht'
Voorbeden
Collecte
Gereformeerd Kerkboek Gezang 50: 'Ere zij God'
Zegen