Ik geloof in Christus, bij Hem ben ik veilig

Jos Douma en Henno Smit

 

Het artikel van onze collega 'Henk Jasperse' in het Nederlands Dagblad van afgelopen zaterdag heeft ons diep geraakt. Zijn verhaal roept een beeld op van ontreddering en eenzaamheid. We ontmoeten hier een collega die diep lijdt aan de opmars van het postmoderne denken en voelen in zijn eigen leven en dat van anderen. Tegelijk proeven we zijn diepe bezorgdheid vanwege het ontbreken van een aansprekend antwoord daarop in de kerken. Is er in zijn directe omgeving dan werkelijk niemand die verlossende woorden kan spreken?

Blijkbaar niet? In dat geval wordt het verhaal des te schrijnender. Graag zouden wij daarom onze collega willen uitnodigen met ons contact te zoeken. Door middel van deze bijdrage willen we meewerken aan een publieke en naar wij hopen open discussie.Eén opmerking vooraf: wij zijn van mening dat een predikant niet in een krant kan schrijven, zoals Jasperse doet. Hij heeft immers zijn belofte gegeven in te zullen staan voor het gereformeerd belijden. Wellicht laat deze opmerking postmoderne mensen koud. Maar het moet ons van het hart dat een voorganger ook in barre geloofsperioden bij zijn eens genomen verantwoordelijkheid moet blijven.

Oude woorden

Dit gezegd hebbende, willen we wel meedenken over de aan de orde gestelde nood. Als we het goed begrijpen is dit de centrale vraag: Hoe kan een mens die tegen wil en dank het postmoderne levensgevoel tot in het diepst van ziel heeft zitten, christen blijven en zijn geloof behouden? Dat is een heel wezenlijke vraag.

Ook wij geloven dat er in onze kerken velen zijn (ongetwijfeld geen meerderheid maar misschien wel veel meer dan we voor waar willen hebben) voor wie de 'oude woorden' zijn leeg gelopen. Waar gaat het nog over als er woorden vallen als: zonde en genade, kruis en opstanding, verzoening en verlossing, verkiezing en wedergeboorte? Die woorden landen niet meer bij wie werkelijk postmodern voelen en denken. Ze ketsen af op een pantser van cynisme en scepsis.

Nu lijkt in het artikel van onze collega dit nog het enige te zijn wat zeker is: zijn desoriëntatie. Dat ervaren wij als ongelooflijk pijnlijk. En het brengt ons daar waar het hart van de te voeren discussie moet kloppen: Waar klinkt de Naam van Jezus Christus? Ons is opgevallen dat die éne Naam nergens door onze collega wordt uitgeschreven. Hoe kan dat?

Wij willen ons op dit moment ook open en eerlijk uitspreken. Wij geloven dat Jezus Christus de weg en de waarheid en het leven is (Johannes 14:6). Wij geloven dat Jezus Christus de ware wijnstok is (Johannes 15:1-8). Wij geloven dat Jezus Christus ons leven is (Kolossenzen 3:4).

En op de postmoderne vraag of dit wel werkt en hoe dit dan werkt, mag het antwoord luiden: onze honger naar echte relaties wil Jezus stillen met zijn onvoorwaardelijke aanvaarding en liefde. Christus wil fundament en bron en doel van ons leven zijn (Efeziërs 4:13-16). Hijzelf is het vaste ankerpunt in de stormen van postmodern relativisme. Jezus Christus wil door zijn Geest en Woord van ons gave mensen maken, ook nu wij ons in onze cultuur afvragen hoe we christelijk moeten leven.

Aangeraakt

Postmoderniteit is in staat zelfs deze woorden, geput uit de belijdenis en de ervaring van christenen uit alle eeuwen, met verveling te doen aanhoren. Wie dat doet, moet zich wel afvragen of hij nog in levend contact staat met de levende Heer. Weliswaar kunnen letters doden (ook de letters die wij schrijven), maar de Geest maakt levend.

Omdat wij met hart en ziel in Christus geloven - ja, we zijn mateloos door Hem geboeid en aangesproken en aangeraakt - daarom vragen wij: Waarom wordt Hij door onze collega niet te hulp geroepen in zijn zoektocht naar antwoorden op wezenlijke vragen?

Wij zijn ervan overtuigd dat juist de persoonlijke verbondenheid met Jezus ook op de vragen van postmoderne mensen een antwoord kan zijn - wat ons betreft: het verlossende antwoord.

Het valt ons op dat 'het postmoderne' voor onze collega vooral de kleur heeft van scepsis, het einde van grote verhalen en (kleine) verbanden. Terwijl in onze waarneming het postmoderne levensgevoel juist ook zoekt naar het persoonlijke, naar het authentieke verhaal dat raakt.

Wij geloven dat het gat van het postmoderne levensgevoel niet zo groot is, of het kruis en de opstanding van Christus geven antwoord. Het kruis getuigt van Gods onvoorstelbare liefde voor mensen die gevangen zitten in zonde en hopeloosheid. De opstanding getuigt van Gods onvoorstelbare kracht voor mensen die willen leven in de vrijheid van Christus.

En daarom willen we het wel van de daken schreeuwen tegen alle postmoderne mensen die toch christen willen zijn en hun geloof niet willen verliezen: leer Jezus Christus kennen als de gekruisigde en opgestane Heer van je leven! Zoek je naar nieuwe oriëntatie in het doolhof van het postmodernisme? Christus is een werkelijk fantastisch Oriëntatiepunt!

Ja, zo willen we de orthodox-gereformeerde kerken ook oproepen, en alle leden én hun voorgangers, tot concentratie op Christus Jezus, en de gemeenschap met Hem. Dát is het nieuwe begin. Hij is het einde! In Christus, Gods geheimenis, zijn alle schatten der wijsheid en kennis verborgen (Kolossenzen 2:2-3).

(Nederlands Dagblad 2 mei 2002)

 

Zelfonderzoek: hoe preken en hoe leven wij?

Jos Douma en Henno Smit

Gisteren schreven we over Christus en de gemeenschap met Hem als een relevant antwoord op postmoderne vragen. We riepen op tot hernieuwde concentratie op Christus Jezus. Maar we denken nu ook weer aan onze collega Henk Jasperse die schreef: 'Evangelische enthousiastelingen vragen om aandacht. Mij spreken ze niet aan. De nieuwe verpakking van oude waarheden boeit maar even.' Horen wij wellicht bij die evangelische enthousiastelingen? En zouden we daarmee al bij voorbaat geen gesprekspartners meer kunnen zijn, omdat we 'oude waarheden' alleen maar 'nieuw verpakken' en daarmee de postmoderne vragen niet serieus nemen?

Wat ons is opgevallen, is dat het artikel van zaterdag zo ongelooflijk vol stond van onpersoonlijke uitdrukkingen: 'oude waarheden', 'het christendom', 'de gereformeerde wereld', 'veilig huis van zekerheden', 'de gereformeerde variant van het christelijk geloof', 'het gereformeerde'. Dáár zit volgens ons de kern van de nood: het is allemaal zo echt on-Persoonlijk.

Hoe kan dat? Hoe kan het gebeuren dat in de spiritualiteit van een gereformeerde voorganger uit een jongere generatie (en we kunnen ons nu natuurlijk alleen baseren op wat hij in dit verhaal geschreven heeft) de Persoon van Christus geen plaats heeft? Ligt dat aan de catechese die hij en wij ontvangen hebben? Ligt dat aan de opvoeding thuis? Ligt dat aan de prediking?

Is de Persoon van Christus, de Levende die gemeenschap met ons zoekt, misschien schuilgegaan achter o zo vanzelfsprekend klinkende 'oude gereformeerde waarheden' als zonde en genade, verbond en verkiezing, heilshistorie en Middelaarschap en verzoening door voldoening? Heeft dit in de kerken altijd wel voldoende doorgeklonken: dat Christus zelf, in hoogsteigen Persoon, alles is, en dat in Hem alles is (Kolossenzen 3:11), en dat de diepste kern van het christen-zijn ligt in de persoonlijke verbondenheid met Christus (Johannes 15:1-8)?

Graafland

Wij zijn ervan overtuigd dat het belangrijk is die vragen hardop te stellen. We stellen ze ook aan onszelf en aan onze eigen prediking. Klinkt daarin wel de Stem van Jezus Christus Zelf?

In dit verband willen wij ook een aantal opmerkingen onder het stof vandaan halen die door C. Graafland al in 1990 zijn gemaakt in zijn boek Gereformeerden op zoek naar God (blz. 34-36). 'Ik zie het als een weliswaar uitdagende maar toch onontwijkbare vraag, in hoeverre wij met onze traditionele orthodox-gereformeerde prediking meewerken aan de Godsverduistering. Ik ben ervan overtuigd dat wij dit inderdaad doen, in zoverre wij in onze prediking God en het leven met God, het geloof, het recht en de genade van God in Jezus Christus zo aan de orde stellen, dat dit alles niet meer aansluit bij de realiteit van het bestaan, dat de concrete gemeente in deze wereld alle dagen leidt.'

Graafland spreekt ook over 'een alleszins rechtzinnige prediking, maar er gebeurt niets. God wordt niet ervaren en ontmoet, de heilige God niet en daarom ook de genadige God niet.'

We weten het: hij had toen niet in het bijzonder de vrijgemaakt-gereformeerde prediking op het oog en schreef in ander verband. Toch is Graaflands vraagstelling ook voor ons hoogst actueel. Hoe kan het, dat de prediking vaak niet in vuur en vlam zet? Hoe kan het dat de kerk, die toch het levende Woord zegt uit te dragen, geen uitstraling heeft? Hoe kan het, dat we met elkaar blijkbaar niet in staat zijn mensen van vandaag zo aan te spreken, dat ze zich aangesproken voelen en zich niet verveeld afwenden?

Matte prediking

Het heeft ons altijd al verbaasd, dat deze wezenlijke vragen van Graafland onder ons niet echt in bespreking zijn genomen, en dat terwijl het ook in onze kerkbanken gonst van deze vragen. Nu er kort geleden ook in christelijk-gereformeerde kring hardop gesproken is over ronduit matte prediking (ND 22 april), wordt het tijd dat we ook in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) deze confronterende vragen in alle eerlijkheid en kwetsbaarheid gaan stellen: Gebeurt er wel wat onder de prediking? Vindt er wel de ontmoeting met de levende Christus plaats? En hebben we wel eerlijk gezocht naar een antwoord op de vraag die C. Trimp al in 1985 stelde: 'Heeft onze strijd tegen het subjectivisme ons niet dicht in de buurt van het objectivisme gebracht?' (Klank en Weerklank, blz. 22).

Deze vragen willen we stellen, ook aan onze eigen prediking. Het artikel van onze collega Henk Jasperse geeft er alle aanleiding toe. Aanleiding dus tot zelfonderzoek.

Wereldgelijkvormigheid

In dat zelfonderzoek moet nog een vraag worden meegenomen. Onze collega signaleert dat de wereldgelijkvormigheid binnen de kerken uitvoerig wordt betreurd. 'Maar naar de oorzaken daarvan binnen de kerken wordt niet serieus gevraagd.' Dat is ook onze indruk. Als het over secularisatie gaat, wordt er veel gesproken over teloorgang van waarden en normen en over thema's als bijvoorbeeld zondagsheiliging en toegenomen echtscheiding.

Maar zit de secularisatie niet veel dieper? Is de ethische verzwakking in de kerken niet veeleer veroorzaakt door een secularisatie die veel meer van binnen zit, een secularisatie van het hart? Dan gaat het dus over thema's als geloofsgroei, gebed, groei in ootmoed, verlangen naar heiliging, een persoonlijke relatie met de levende Heer, wandelen in Christus. Kortom, hebben we nog voldoende besef van hoe Christus met zijn genade in ons leven werkt (Titus 2:11-14 en 3:4-7)?

Wij geloven dat er zich in onze kerken een proces van innerlijke secularisatie aan het voltrekken is, die veel dieper gaat dan we beseffen. Veel te vaak worden noodkreten in die richting afgedekt met opmerkingen dat het allemaal zo erg niet is, dat christenen in alle tijden al zondaars waren, en dat het, waar het de jeugd betreft, wel een voorbijgaande fase zal zijn. Wie dat roept, maakt duidelijk niet te begrijpen wat de gevaren van het postmoderne denken en voelen zijn en hoezeer het postmodernisme huishoudt ook onder kerkleden.

Daar kunnen we boos over worden, we kunnen het betreuren, we kunnen het ontkennen, het verandert aan de werkelijkheid allemaal niets. Het artikel van onze collega laat zien wat er aan de hand is.

Eén weg

Wij zijn er van ganser harte van overtuigd dat er hier maar ëën Weg is. Hij heet Jezus. In een hernieuwde concentratie op de Persoon van Christus en de gemeenschap met Hem zien wij een antwoord, een verwoording van het Evangelie ook voor postmoderne mensen. Daar zouden we nog veel en veel meer over willen vertellen, want we beseffen dat ook deze woorden langs postmoderne ruggen kunnen afglijden. Maar daarvoor is een krantenartikel niet de geëigende plek.

Wij roepen tenslotte Christus aan: 'Here Jezus Christus, Zoon van God, ontferm u over ons en onze kerken. Geef dat wij U meer en meer kennen als de Levende in ons midden.'

(Nederlands Dagblad 3 mei 2002)