Lezen in de Geest

Biddend omgaan met de bijbel

 

door Jos Douma

 

 

 

Geest en Woord

 

Omgaan met de bijbel is een bezigheid die plaats vindt in het krachtenveld van de heilige Geest. Want de Geest heeft alles te maken met het Woord. Die twee worden in de gereformeerde traditie eigenlijk ook altijd in één adem genoemd: ‘Woord en Geest’. Want het Woord is door de Geest geïnspireerd. Je zou ook kunnen zeggen: het Woord is door God ge-Ademd, want de Geest is de Adem van God. Zo kun je de Geest de Auteur van het Woord noemen: Hij is de Schrijver van de bijbel. Daarmee is de bijbel het meest bijzondere boek geworden dat je kunt bedenken, want de Auteur is er te allen tijde bij als we lezen in dit boek. Dat geldt van geen enkel ander boek. Met een schrijver die nog in leven is, zou je in gesprek kunnen gaan over zijn boek en hij zou je er verder wegwijs in kunnen maken. Maar met dat de auteur uit beeld is, of dood, houdt dat op. Zo niet met de bijbel: als we daarin lezen, is de Auteur er altijd bij. En het zou dus wel heel onverstandig zijn om niet naar Hem te luisteren als we bijbel gaan lezen.

 

Door of met het Woord

 

Toch krijg ik wel eens de indruk dat we de Geest als het ware hebben opgesloten in de bijbel. Dan zeggen we: de Geest werkt door het Woord (in het Latijn: per verbum). Het gevaar is daarbij aanwezig dat we denken dat de Geest zich bij voorbaat in het Woord heeft laten vastleggen, zoals de energie in een batterij. Dat kan leiden tot zoiets als Woord-objectivisme. Maar in de gereformeerde traditie is er ook nog een andere uitdrukking die de verbondenheid van Geest en Woord tot uitdrukking brengt: de Geest werkt met het Woord (in het Latijn: cum verbo). Dan hebben we er aandacht voor dat de Geest niet in het Woord is opgesloten, maar dat Hij zelfstandig en vrijmachtig zijn gang gaat met het Woord dat Hij heeft geademd.

 

Ik heb de indruk dat we de ruimte die dit cum verbo biedt weer wat moeten leren terugwinnen. Want de Geest is niet opgesloten in de bijbel, de Geest is rondom het Woord en is op zijn eigen manier werkzaam als gelovige mensen de bijbel openen om het Woord van Christus te horen. De houding die daarbij past, is de houding van het gebed: biddend luisteren naar wat de Geest wil zeggen, als zijn Woorden open gaan.

 

In de Geest

 

Boven dit artikel staat als titel: ‘Lezen in de Geest’. Voor zover ik weet is dat geen bestaande uitdrukking. Het is een variatie op de bijbelse uitdrukking ‘bidden in de Geest’ die we tegenkomen in Judas vers 20 (‘Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de heilige Geest’) en in Efeziërs 6 vers 18 (‘En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest’). Op die beide plaatsen wordt gesproken over een bidden dat, gezien de toevoeging ‘in de (heilige) Geest’, niet zonder meer hetzelfde kan zijn als ‘gewoon’ bidden. Het gaat om een bidden dat onder leiding van de Geest, waarvoor de bidder zich nadrukkelijk openstelt, een extra intensiteit kent. Een bidden dat nadrukkelijk en heel bewust niet in eigen kracht plaats vindt, maar in de kracht van de Geest. Een bidden dat niet uit gewoonte gebeurt (en over bidden uit gewoonte zijn ook heel veel goede dingen te zeggen!) maar onder de uitdrukkelijke bezieling van de Geest.

 

Zoiets heb ik nu ook op het oog met de uitdrukking ‘lezen in de Geest’. Ik vermoed dat er veel bijbellezing plaats vindt waarbij we slechts oppervlakkig of verstandelijk betrokken zijn. We lezen uit gewoonte een bijbelgedeelte (en daar is dus ook veel goeds over te zeggen, omdat het met trouw heeft te maken) of we laten ons in een meer studieuze omgang met de bijbel vooral leiden door wat anderen over dat bijbelgedeelte hebben geschreven (via bijbelschetsen, commentaren en bijbelse dagboeken bijvoorbeeld). Soms denk ik wel eens: is de uitdrukking ‘Woord en Geest’ onder veel christenen niet langzamerhand verworden tot ‘Woord en Commentaar’?

 

Intensief

 

Het ‘lezen in de Geest’ waarover ik hier schrijf, staat voor een intensieve manier van omgaan met de bijbel, waarin het gebed een cruciale rol speelt (niet alleen vooraf, maar ook gedurende het lezen) en waarin we ons nadrukkelijk open stellen voor de Geest die het Woord van de Schrift ons zo na aan het hart wil leggen dat we er werkelijk door worden geraakt en veranderd.

 

Blijft veel bijbellezen toch niet steken in informatieverwerving en -verwerking? Maar daarvoor is het Woord niet bedoeld. Het Woord van God is ‘het zwaard van de Geest’ (Efeziërs 6:17) en het is ‘levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten’ (Hebreeën 4:12). Gebeurt dat allemaal wel als we de Schriften openen? Verwachten we het eigenlijk wel, dat we werkelijk in een transformatie-proces terecht komen waarin ons denken en voelen en willen door de aanwezigheid van de Geest krachtig wordt vernieuwd?

 

Want daar gaat het om. We mogen het werk van de Geest gerust samenvatten met het woord ‘vernieuwen’. Zo kun je het derde gedeelte van de Apostolische Geloofsbelijdenis, dat helemaal gaat over het werk van de Geest, zo samenvatten: de Geest schept een nieuwe gemeenschap (de kerk), een nieuwe relatie tussen God en mens (vergeving van zonden), een nieuw lichaam (opstanding van de doden) en een nieuwe bestaanswijze (het eeuwige leven). Daarom is het Woord van de Geest ook per definitie vernieuwend. ‘Lezen in de Geest’ is een uitdrukking die expliciet aandacht probeert te vragen voor en vorm probeert te geven aan deze diepe werkelijkheid: dat we alleen ‘in de Geest’ onze omgang met het Woord zullen ervaren als het binnengaan in een radicaal proces van vernieuwing. Die vernieuwing bestaat er in dat we steeds meer gaan lijken op Jezus, want op Hem is de Geest gericht. Zoals Jezus zelf ook zegt: ‘Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen’ (Johannes 16:14).

 

Luther: eenvoudig bidden

 

Om dit ‘lezen in de Geest’ als biddend omgaan met de bijbel wat scherper in beeld te krijgen, wil ik aandacht vragen voor iets wat Luther heeft geschreven voor zijn kapper, meester Peter: ‘Een eenvoudige manier om te bidden’. Luther zet, na een enkele inleidende zin, als volgt in:

 

Ten eerste, wanneer ik voel, dat ik door verplichte bezigheden en gedachten koud ben geworden en geen lust heb om te bidden - het vlees en de duivel willen immers voortdurend het gebed afweren en verhinderen - dan neem ik mijn Psalmboekje, ga mijn kamer binnen of, als dag en tijd daarvoor geschikt zijn, in de kerk onder de mensen, en begin de Tien Geboden, de Geloofsbelijdenis en, naar gelang ik tijd heb, enkele spreuken van Christus, van Paulus of uit de Psalmen voor mezelf hardop te zeggen, precies zoals kinderen dat doen.

 

De ‘grote’ Luther gunt ons hier dus een kijkje in zijn persoonlijke gebedspraktijk, waarin het hardop zeggen van bijbelwoorden, zoals kleine kinderen dat doen, een heel belangrijk element vormt. De eenvoud en ongekunsteldheid waarmee hij over deze dingen schrijft, is werkelijk hartverwarmend!

 

De sprekende Geest

 

Even verderop gaat Luther vertellen dat hij de gewoonte heeft om ook de zes beden van het Onze Vader een voor een hardop te zeggen en er dan over te bidden. Luther gebruikt dus de bijbelwoorden van het Onze Vader om er al biddend mee om te gaan. Al schrijvend over dit door-bidden van de beden van het Onze Vader vertelt hij dan:

 

Het komt beslist vaak voor, dat ik me bij een stuk of een bede aan zulke rijke gedachten overgeef, dat ik de andere zes beden laat zitten. En als iemand evenzo zulke rijke, goede gedachten krijgt, dan moet men de andere beden achterwege laten en deze gedachten ruimte geven en er in stilte naar luisteren en ze beslist niet verhinderen. Want daar predikt de heilige Geest zelf, en één woord van zijn prediking is beter dan duizend van onze gebedswoorden; en zo heb ik ook in een gebed vaak meer geleerd, dan ik uit veel lezen en nadenken had kunnen krijgen.

 

Wat Luther hier vertelt is niets minder dan dit: dat hij in de biddende omgang met het Woord van God (het Onze Vader, de Tien Geboden etc.) ervaart dat de Geest gaat spreken en hem rijke gedachten geeft. Blijkbaar is de Geest dan aan het uitleggen wat dit bijbelwoord betekent en hoe het toegepast kan worden in het leven. En wie zou dat ook beter kunnen dan de Auteur van het Woord zelf?

 

Gebed, meditatie, aanvechting

 

Het kan geen kwaad om Luther nog wat verder aan het woord te laten, temeer omdat er onder gereformeerde christenen al gauw wat wantrouwend aangekeken kan worden tegen het meditatief omgaan met Gods Woord (want daar gaat het om bij het ‘lezen in de Geest’). Doet het soms ook niet denken aan oosterse meditatiepraktijken waarin de mediterende mens vooral met zichzelf bezig is en met zijn eigen geest? Mij gaat het, in lijn met het spreken over de meditatie in de christelijke en de gereformeerde traditie, uitdrukkelijk om een diep-Geestelijke bijbellezing waarin we ons vertrouwen helemaal stellen op de Geest van Christus, die de inhoud van het Woord is, namelijk ‘de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren’ (Jesaja 11:2).

 

Zo schrijft Luther ergens anders over de drieslag ‘gebed, meditatie, aanvechting’ (oratio, meditatio en tentatio). Deze drie ziet hij als onmisbaar voor iedere christen. Over het gebed schrijft hij:

 

In de eerste plaats dient u te weten, dat de heilige Schrift een zodanig boek is, dat alle andere boekenwijsheid tot dwaasheid maakt, omdat niet één ervan het eeuwige leven leert, behalve dit boek. Daarom moet u onvoorwaardelijk uw zinnen en verstand terzijde stellen, want daarmee zal het niet gelukken. Integendeel, met die vermetelheid zult u uzelf uit de hemel in de afgrond van de hel storten, zoals het Lucifer overkwam. Maar kniel in uw kamertje neer en bid met rechte ootmoed en ernst tot God, dat Hij door zijn lieve Zoon zijn heilige Geest wil geven, om u te verlichten, te leiden en inzicht te geven.

 

Let er dus op dat Luther hier frank en vrij schrijft dat we ‘zinnen en verstand’ terzijde moeten stellen om ons over te geven aan de leiding van de heilige Geest van Gods lieve Zoon. Luther was er dus zeer van doordrongen dat ook onze verstandelijke vermogens volkomen door de zonde zijn aangetast en ons in de steek laten als het aankomt op het kennen van de kracht van Gods Woord. We moeten onze eigen (boeken)wijsheid laten varen en ons overgeven aan de wijsheid van de Geest van Jezus.

 

Mediteren

 

Over de meditatie (de aanvechting blijft hier nu buiten beschouwing) schrijft Luther nog het volgende:

 

In de tweede plaats moet u mediteren, dat wil zeggen niet alleen met het hart, maar ook met de mond sprekend, de woorden van het boek letterlijk telkens maar weer herhalen, lezen en nog weer eens lezen, met een vlijtige opmerkzaamheid en nadenken, over wat de Heilige Geest ermee bedoelt. Pas ervoor op, dat u het niet moe wordt, of dat u denkt, dat u het met tweemaal lezen wel genoeg gelezen, gehoord, gezegd hebt en dan meent dat u het alles wel fundamenteel begrijpt.

 

Hier wordt opnieuw duidelijk dat het er in het bijbellezen om gaat de bedoeling van de Geest te begrijpen. Daarbij speelt het bij herhaling hardop spreken van de Schriftwoorden dus een cruciale rol.

 

Lezen in de Geest

 

Misschien dat we wel iets terug mogen winnen van de omgang met Gods Woord die hier door Luther wordt beschreven. Het is allemaal zo direct en echt Geestelijk. Laat ik die omgang met de bijbel daarom ter afsluiting nu zelf in een aantal zinnen mogen karakteriseren.

 

‘Lezen in de Geest’ is een omgaan met de bijbel waarin

-          de bijbellezer de bijbel benadert vanuit de vaste overtuiging dat de Geest zelf door het Woord in zijn leven wil spreken en dat alleen Hij het is, die ons de weg tot de volle waarheid van het Woord wijst (vgl. Johannes 16:13);

-          de bijbellezer allereerst bidder is, in die zin dat hij zich biddend toevertrouwt aan het verlichtende en vernieuwende werk van de heilige Geest, in wiens krachtenveld hij zich begeeft als het Woord open gaat;

-          de bijbellezer de woorden van de Schrift hardop spreekt en ze ook herhaalt zodat ze des te dieper tot zijn hart kunnen doordringen en zijn leven kunnen omvormen;

-          de bijbellezer open staat voor nieuwe en vernieuwende gedachten die herkenbaar zijn als het spreken van de Geest (want in overeenstemming met het geheel van Gods openbaring);

-          de bijbellezer de stilte rond het Woord als ruimte ziet waarin de Geest van het Woord wil spreken tot het hart.

 

Geestelijke moed

 

Het bovenstaande verhaal vooronderstelt bij de bijbellezer de moed om zélf te lezen. Naar mijn indruk is dat de meesten van ons in hoge mate afgeleerd. De constante stroom aan preken, schetsen, commentaren en meditatieve stukje in kerkbladen (om niet meer te noemen) is uiteraard zeer waardevol. Want we moeten niet in ons eentje de volle waarheid willen ontdekken, omdat dat niet kan. Maar deze stroom heeft als gevaar in zich dat gelovige bijbellezers zich daarvan zo afhankelijk maken, dat ze het niet meer aandurven om zelf, ‘in de Geest’, zich open te stellen voor het krachtige Woord van Christus.

 

Ik ben me ervan bewust dat onze bijbellezing ook altijd wordt aangevochten door boze geesten, die ons op verkeerde gedachten willen brengen, die ons willen laten geloven in als halve waarheden verpakte leugens. Niet voor niets staat het ‘bidden in de Geest’ in Efeziërs 6 in de context van de geestelijke strijd. Maar we moeten niet menen dat we dit gevaar kunnen ontwijken door onze toevlucht te nemen tot wat anderen opgeschreven hebben over het bijbelgedeelte waarmee we bezig gaan. Uiteindelijk is alleen de Geest van Christus zelf volkomen betrouwbaar en de beste Uitlegger van Gods Woord, dat zo krachtig is, en zo machtig, en zo prachtig.

 

 

 

 

Literatuur

 

Jos Douma, Op het spoor van meditatie. Biddend luisteren naar Gods Woord, Kampen 2002.

Jos Douma, Jezus ontdekken. 33dagenboek, Kampen 2004.

W. van ’t Spijker, Bidden om te leven. Geloven in de weg van gebed en meditatie, Kampen 2000.

 



Dit artikel is gepubliceerd in: Bram Beute e.a., HoogTijd voor de Bijbel, Barneveld 2004, blz. 36-42.