Stellingen

I

Meditatie is, in de context van het preekproces, een opmerkzaam, ontvankelijk en biddend luisteren naar het Woord van God met als doel dat de mediterende door de Heilige Geest wordt omgevormd naar het beeld van Christus.

II

De meditatieve omgang met de tekst voor de preek maakt van het preekproces een spiritueel en creatief gebeuren.

III

De leer van de Heilige Geest vormt principieel het theologische kader voor alle homiletische bezinning.

IV

In de context van een homiletische hermeneutiek zijn exegese en meditatie twee verschillende vormen van omgang met een bijbeltekst. Het verschil laat zich theologisch legitimeren vanuit het onderscheid tussen het Schrift-karakter en het Woord-karakter van de bijbel.

V

De gereformeerde homiletiek heeft behoefte aan een homiletische theorie van de taal. Het onderscheiden van het argumentatieve, meditatieve en narratieve taalspel vormt voor een dergelijke theorie een belangrijke aanzet.

VI

De dood van Uzza (2 Samuël 6:6-7) was niet zozeer het gevolg van het overtreden van Gods voorschriften betreffende het vervoer van de ark (Numeri 4:14) als wel straf op eigen onbedachtzaamheid die bestond in het onteren van de naam die over de ark was uitgeroepen: 'Here der heerscharen, die op de cherubs troont' (2 Samuël 6:2).

VII

Jezus' woorden 'Ik kom tot U' (Johannes 14:18) hebben wel degelijk betrekking op het komen van de Geest: in de Heilige Geest komt Christus Zelf naar de gelovigen toe.

Contra: P.H.R. van Houwelingen, Johannes. Het evangelie van het Woord, Kampen 1997, 300.

VIII

In de context van een cultuur waarin veel vraag is naar (geloofs)beleving, moet de gereformeerde dogmatiek zich uitgedaagd weten om zich grondig te bezinnen op een bijbelse mystiek.

IX

De term 'dankbaarheid' als samenvattende aanduiding van het derde deel van de Heidelbergse Catechismus biedt onbedoeld ruimte voor de gedachte dat het in het gebod en het gebed gaat om een tegenprestatie van de gelovige.

Contra: W. Verboom, in: Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking over de Heidelbergse Catechismus, Zoetermeer 1993, 277: ,,De term voor de heiliging is dankbaarheid. Een mooie uitdrukking, omdat elke gedachte aan prestatie c.q. tegenprestatie afwezig is.'' Vergelijk: A. Kuyper, E Voto Dordraceno. Toelichting op den Heidelbergschen Catechismus, Derde deel, Kampen z.j. 346-360.

X

De minimale aandacht voor het thema van het gebed in de serie Ethische Bezinning van J. Douma illustreert dat er op dit punt in de gereformeerde ethiek nog steeds veel te wensen overblijft.

Vergelijk: J. Douma, 'Gebed en ascetiek' in: De biddende kerk. Een bundel studies over het gebed, Groningen 1979, 115 (waar Douma pleit voor 'hernieuwde bezinning op het gebed') met: J. Douma, Christelijke levensstijl (Ethische Bezinning 5), Kampen 1992, 71-74 (paragraaf over 'Bidden').

XI

Het creëren van een moment van bezinning op het ambtswerk tijdens een kerkenraadsvergadering doet meer recht aan de intentie van artikel 81 van de Kerkorde dan de formele vraag of er nog bezwaar bestaat tegen de ambtsdienst van een van de medebroeders.

XII

Het ervaren van de Tien Woorden als aanspraak van God wordt belemmerd wanneer de liturg deze Woorden van papier voorleest zonder oogcontact met de gemeente.

XIII

In het theologische curriculum vormt systematische aandacht voor spiritualiteit een onmisbare component.

XIV

Doordat B. Kamphuis geen oog heeft voor het thema van de meditatie bij Bonhoeffer, typeert hij de derde lijn in diens omgaan met de bijbel ten onrechte met de term 'bijbelgetrouwheid'. Het is juister om die lijn 'spiritueel' of 'meditatief' te noemen.

Vergelijk: B. Kamphuis, Boven en beneden. Het uitgangspunt van de christologie en de problematiek van de openbaring nagegaan aan de hand van de ontwikkelingen bij Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer en Wolfhart Pannenberg, Kampen 1999, 265-266.

XV

De uitdrukking 'zonder enig tegenspreken Gods wil gehoorzamen' in de uitleg van de derde bede in Zondag 49 wint aan diepte wanneer ze gelezen wordt tegen de achtergrond van Zondag 33 (antwoord 90): 'Hartelijke vreugde in God door Christus en lust en liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven.'

XVI

Het ontbreken van een laatste stelling duidt op gebrek aan humor.