van onze redactie kerk
KAMPEN - Gisteren is Jos Douma gepromoveerd aan de vrijgemaakt-gereformeerde
Theologische Universiteit te Kampen op een studie over de meditatie
en het preekproces. Hij is de eerste ,,eigen onderzoeker'' (aio)
aan de universiteit die zijn studie afrondt met een promotie,
memoreerde de hoogleraar dr. J. van Bruggen.
Veel theologen verrichten hun promotiestudie naast hun werk
als predikant. Met de komst van aio's (assistenten in opleiding)
is er aan de vrijgemaakte universiteit een andere route bijgekomen.
In de 'oude bedeling', aldus Van Bruggen, was het niet voorgekomen
dat een promotie de preekkunde betrof. De eerste aio die promoveert,
en dus wat op afstand staat van de praktijk, kiest dit thema,
signaleerde hij. Douma, inmiddels predikant in Beverwijk en Krommenie,
kan zijn theoretische werk nu verifiëren in de ,,weerbarstige
praktijk''. ,,Misschien komt er nog een vervolgpublicatie.''
Douma belicht in zijn dissertatie Veni Creator Spiritus de betekenis
van meditatie voor het maken van preken. Een stevige exegese
van de preektekst is nodig, maar niet voldoende. Wanneer predikanten
regelmatig mediteren zouden hun preken aansprekender en creatiever
kunnen worden. Douma heeft op basis van oude vormen van meditatie
een leidraad in zijn proefschrift opgenomen. Hij wil predikanten
hiermee helpen over de preektekst te mediteren. De leidraad begint
met een ontspannen lichaamshouding en bewustwording van Gods
tegenwoordigheid.
Hij benadrukt verder het belang van spiritualiteit en mystiek
in een tijd die zich kenmerkt door crisis in geloof en kerk.
Spiritualiteit en mystiek zouden ook structureel aandacht moeten
krijgen in de opleiding tot predikant.
Dr. K.E. Bras, predikant en docent spiritualiteit aan de synodaal-gereformeerde
theologische universiteit, heeft Douma's studie mede begeleid.
Hij opende gistermiddag het vragenvuur. Bras constateerde dat
Douma met zijn pleidooi voor bijbelse mystiek zich niet gedragen
weet door de gereformeerde traditie. Daarmee doet de promovendus
de protestante traditie volgens Bras te kort. Hij wees op de
gebedspraktijk in conventikels, in gezinnen en in de binnenkamer,
op de stichtelijke lectuur en op het werk van Voetius. Prof.
dr. F. van de Pol, hoogleraar kerkgeschiedenis, miste in de ,,stimulerende
studie'' voldoende aandacht voor de bevindelijk gereformeerden
van de 17e en de 18e eeuw (Nadere Reformatie). Douma benadrukte
tegenover beide opponenten dat hij zich had geconcentreerd op
de gereformeerde traditie zoals die uitgekomen is bij de vrijgemaakt-gereformeerde.
Hij bleef erbij dat in die traditie de meditatieve omgang met
('alleen zijn met') een bijbeltekst op de achtergrond is geraakt.
Verschillende opponenten merkten op dat voortgaand gesprek over
de studie noodzakelijk is. Onder hen de emeritus-hoogleraar J.
Douma, oom van de promovendus. Hij vond dat zijn neef in diens
,,knappe studie'' veel ,,boven water heeft gehaald'', of, wat
grimmiger gezegd: ,,overhoop heeft gehaald''. Hij gebruikte het
schaakspel als metafoor: de promovendus rukt op met breed en
dus kwetsbaar front van een aantal pionnen.
Mespuntje
Dr. R. Bos, synodaal-gereformeerd predikant, sprak van een feestelijke
dag voor de homiletiek (preekkunde). Maar, zei hij, heeft Jos
Douma niet al te gemakkelijk elementen geput uit gedachtegoed
van allerlei denkers wiens koers hij in het algemeen niet volgt:
een mespuntje Berkhof, een theelepeltje Ricoeur, enz. enz., afgeblust
met een ,,forse scheut Trimp''. Kun je zomaar één
element lospellen uit iemands denken?, vroeg Bos, verwijzend
naar het paard van Troje.
Douma zei de wetenschap niet te zien als een bouwwerk maar als
een netwerk: de elementen staan in een zinvol verband, maar zijn
daar wel uit los te maken.
Promotor prof. dr. C.J. de Ruijter merkte aan het eind van de
bijeenkomst op, dat Douma een goede reisgenoot was, die, zoals
het hoort, zelfstandig zijn weg ging. ,,Je bent geen man van
platgetreden paden.''