GENADE ERVAREN (2)

Je leeft niet meer onder de wet maar onder de genade
Over wettisch en evangelisch leven

 

Preek over Romeinen 6:14 en Galaten 5:4

 

 

De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade.

 

Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld.

 

 

Inleiding

 

Veel van onze diepste ervaringen spelen zich af in de natuur. We raken onder de indruk van een krachtige waterval, een besneeuwde bergtop, een vlinder die in onze achtertuin fladdert, de aanblik van een kalme zee bij ondergaande zon, een wandeling in de vroege morgen als er nog dauw ligt op het gras.

 

Veel van die natuurervaringen worden vastgelegd op foto’s. Ik zit op internet wel eens te zoeken naar mooie natuurfoto’s. En wat voor gevoel krijg ik dan soms: een gevoel van verwondering, een gevoel van wow, een gevoel van dit is heel mooi, heel groots, of juist heel teer. We kijken nu even naar een paar natuurbeelden…

 

Zulke beelden roepen gevoelens van verwondering, verbazing op, van overweldigd worden of juist heel stil. Dat soort ervaringen kunnen natuurlijk ook plaats vinden buiten de natuur. Bijvoorbeeld in ontmoetingen tussen mensen, als je een prachtig boek aan het lezen bent, als je gewoon lekker ligt te zonnen, als je een telefoontje krijgt van iemand waar je het nooit van had verwacht, als je in een moeilijke tijd je verwondert over mensen die zo zorgzaam en liefdevol om je heen staan, als je in de krant een goed artikel leest waarin iemand precies onder woorden brengt wat jij altijd al voelde maar waar je geen woorden aan kon geven, als je een concert bijwoont, als je intens geniet van een film.

 

En weet u: die ervaring, dat genieten - Gods Geest wil het aan ons geven rondom Gods genade.

 

Je geniet van genade als je je erover verwondert hoe goed, hoe krachtig, hoe ongelooflijk uniek en liefdevol Jezus is. Je geniet van genade als je ervaart dat je juist als je door een diep dal in je leven gaat, voelt dat Hij er is. Je geniet van genade als je de bevrijding voelt nadat je een zonde beleden hebt, bij het kruis hebt neergelegd, en uit Gods eigen mond hebt gehoord: ‘Ik denk er nooit meer aan, doe jij het dan ook niet meer?’ Je geniet van genade als je tot de ontdekking komt dat een wond, een zere plek, een pijnlijke herinnering uit het verleden waar je lang mee hebt getobd, als je merkt dat God die plek heeft aangeraakt, en heeft genezen nadat je Hem erom gebeden hebt. Je geniet van genade als je merkt dat je in de loop van de tijd minder veroordelend naar anderen bent geworden en een steeds groter verlangen hebt om álle mensen te zien door de ogen van Jezus. Je geniet van genade als je de boosheid over onrecht dat jou is aangedaan bij de Vader brengt en merkt dat Hij je harde hart weer zacht maakt. Je geniet van genade als je vroeger altijd afstand voelde  tot God en dat je Hem nu graag ‘Papa’ noemt. Je geniet van genade als je huilt van binnen of ook met tranen in je ogen omdat je je verbroken voelt over je trots en je egoïsme. Lieve mensen, dat is allemaal genade.

 

Nooit zal het komen tot een opwekking in jouw leven, of in onze gemeente, nooit zal er werkelijk nieuw leven gaan stromen als we deze genade niet kennen met ons hart. Want zo werkt God: als er nieuw leven komt in mensen, is daarvoor altijd maar één bron: de genade. Genade is niet een doekje voor het bloeden. Genade is niet dat je weet dat je kunt zondigen omdat er toch altijd weer vergeving is. Genade is niet een domper op de feestvreugde. Genade is juist feest! Genade is juist vreugde!

 

*

 

Dit is een mooi moment om ook even bij dat woordje zélf stil te staan. Genade. In het Grieks van het nieuwe Testament is dat charis, dat we wel kennen uit het woord charismatisch. En er is nog een ander Grieks woordje dat veel voorkomt in de bijbel, het woordje chara. En weet u wat dat betekent? Blijdschap! Vreugde! Genade en vreugde horen helemaal bij elkaar!

 

En in de taal van het Oude Testament, het Hebreeuws, is genade cheen. En genadig zijn, dat is chanan. Er zijn ook bijbelse namen waarin je dat terugvindt. Jochanan, Johannes, het betekent de Heer is genadig! Als je Jan heet, of Johan, of Janneke, of Joanne, of Jannie, of Han, of Hannie, dan word je de hele dag herinnerd aan de genade van God. En genade, mensen, mag op ons gezicht een stille lach toveren. Cheen in het Hebreeuws is gein in het jiddisch. We lachen om een geintje. Ook dat is genade.

 

En in het Nederlands is er een verband tussen genade en gunnen. Genade is dat God ons het goede gunt en geeft. Niet mondjesmaat, maar volop, gul. Genade is Gods gunnende en gulle gevende goedheid!

 

*

 

Nu ging het vorige keer over de grootste sta-in-de-weg voor het ervaren van genade. Dat was trots, het gebrek aan verbrokenheid. Maar er is nog een geweldig sterke vijand van de genade. Dat is de wet. En daar zal het in deze preek vooral over gaan. Over de onverenigbaarheid van wet en genade. Dat zijn twee totaal verschillende werelden. En nu liggen hier heel veel misverstanden op de loer. Ik kan me voorstellen dat iemand nu al zegt: ‘Maar dat kun je toch zo niet zeggen! Dat de wet van God de vijand is van de genade van God!’

 

Ik wil meteen even verduidelijken dat de bijbel ook heel positief over de wet spreekt. Bijvoorbeeld in Romeinen 7 vers 12: “de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed.” En Jezus zegt in Matteüs 5 vers 7 en 8: “Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.” En Psalm 119 is één lang loflied op de wet als het Woord van God waarin Hij ons de weg wijst, bijvoorbeeld in vers 97: “Hoe lief heb ik uw wet, heel de dag is hij in mijn gedachten.”

 

Laat ik bij voorbaat verhelderen hoe we het moeten zien: je hebt de wet van God zoals die goed functioneert in mensenlevens, zoals God het bedoeld heeft; en je hebt de wet zoals die heel vaak verkeerd functioneert in onze levens, namelijk als handleiding om in eigen kracht Gods waardering te verdienen.  In beide gevallen staat er gewoon heel kaal: ‘wet’.

 

Zelf houd ik van de wet. Ik houd van de wet en herken mezelf in de dichter van Psalm 119. Ik houd van Gods goede woorden waarin Hij mij aanspreekt en zegt: zó heb ik jouw leven bedoeld, laat Mij deze wet door mijn Geest in jouw hart mogen schrijven, zodat jij in Christus gaat willen wat Ik wil. Van die wet houd ik.

 

Maar ik haat de wet als we daarmee bedoelen: ‘luister naar de wet en ken je zonde, je bent mislukt, en ga nu toch in eigen kracht proberen het beter te doen.’ Kijk als ik dat zo zeg, zal niemand dat voor zijn rekening willen nemen. Maar vaak functioneert de wet zo in onze levens. En ook nog in mijn leven. Bijvoorbeeld op het moment dat ik hoor ‘je zult niet doodslaan’: en als ik dan denk aan de boze gevoelens die ik soms richting mensen heb, dan denk ik: ‘dat is fout, dat moet morgen ik beter doen.’ En voor ik het weet ga ik het in eigen kracht proberen en pas ik een paar slimme psychologische trucjes toe (tot tien tellen bijvoorbeeld, of mijn aandacht naar iets anders afleiden waar ik weer blij van word) en als het me lukt dan denk ik stiekem: ‘God zal wel blij met me zijn, want dat is me dan toch maar gelukt. En kijk, Here God, die ander lukt het niet. Slecht hè?’

 

Al die gedachten staan haaks op de genade. Niet mijn inspanningen, niet mijn voornemens, niet mijn inzet zijn de bron voor een veranderend leven, maar alleen de genade. Alleen genade verandert mensen echt. Alleen geloven en ervaren dat je eeuwig geliefd wordt door de Vader leidt tot vernieuwing. Niets anders. Al het andere blijft oppervlakkig, blijft mensenwerk. Maar het gaat om het werk van de Geest van de genade.

 

*

 

In deze preek wil ik aan de hand van de twee gekozen teksten samen met u proberen weer iets nieuws te ontdekken rond genade. En ik doe dat door een onderscheid te maken tussen ‘wettisch leven’ aan de ene kant en ‘evangelisch leven’ aan de andere kant. Nota Bene: ‘evangelisch leven’  is géén tegenstelling van of alternatief voor ‘gereformeerd leven’! De uitdrukking is bedoeld als het tegenovergestelde van ‘wettisch leven’. Ik gebruik hiermee het zo belangrijke en centrale bijbelse woord ‘evangelie’ als bijvoeglijk naamwoord: ‘evangelisch leven’.

 

De bron van het wettische leven: uit eigen kracht je houden aan de wet, in de verwachting dat je leven zo zal slagen en aangenaam zal zijn voor God. De bron van het evangelische leven: in je zwakheid je kracht zoeken in de genade die God je geeft in Christus en door zijn Geest.

 

We proberen er vanmorgen samen iets van de te proeven door ons achtereenvolgens te concentreren op Romeinen 6 vers 14 en Galaten 5 vers 4.

 

*

 

Romeinen 6 vers 14

De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade.

 

Als we Romeinen 6 vers 1 tot 14 op ons in laten werken (en ik wil u vragen om dat thuis ook nog te doen), dan valt op hoezeer daar wordt benadrukt dat het ‘leven in zonde’ passé is: verleden tijd (2). Ons oude bestaan, zegt Paulus, is met Christus gekruisigd (6). Waarom? Omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven, omdat we niet langer slaven van de zonde mochten zijn (6). Daarom is ons oude bestaan gekruisigd. En op grond daarvan mogen we deze visie op onszelf hebben: we zijn dood voor de zonde, en we zijn in Jezus Christus levend voor God (11).

 

Ik begrijp heel goed hoezeer dat kan botsen met onze dagelijkse ervaring, en hoezeer het ook botst met mijn dagelijkse ervaring, waarin ik nog zo vaak boos en ongeduldig en trots ben, en hoe verleidelijk het daarom is om het niet al te serieus te nemen. Wat Paulus onder woorden brengt is dan ook niet allereerst ervaring, maar openbaring. Het is een openbaring om dit te horen: we zijn dóód voor de zonde, en in Jezus lévend voor God! Dat geldt dus als je gelooft in Jezus, daarbuiten geldt het niet. (Extra Jesum nulla gratia est).

 

Dat is het evangelie, lieve mensen! Dat is het evangelie! Dat wij in Jezus Christus lévend zijn! Niet langer die dóde slaven van de zonde, maar die lévende kinderen van de Vader. Het evangelie is de boodschap van níeuw leven, niet de boodschap van oud leven waar nog wat aan gedaan moet worden, van een wet waar we ons aan moeten houden, van zonde waarin we onontkoombaar verstrikt zitten, maar gelukkig is er vergeving. Het evangelie is de boodschap van nieuw leven, van genáde, van Gods goedheid!

 

Ik las van de week een verhaal over de vraag hoe de kerk de postchristelijke generatie kan bereiken. Een citaat: “Veel mensen kennen het christendom, maar niet het Evangelie. Ze zijn negatief over christendom en de subcultuur van de kerken en willen daar niet bij horen. Maar het Evangelie kennen ze niet...”. Kennen wij het evangelie zelf eigenlijk wel? Of kennen wij er een verbasterde vorm van? Een evangelie dat overwoekerd is door wettisch leven, door concentratie op de zonde in plaats van op de Zoon, door menselijke maakbaarheid en trots, door kerkisme en hoogmoed, door ons eigen denkende intellect waarvan we geen afstand willen doen omdat we ons dan zo naakt voelen, door onze eigen zelfhandhaving, door ons elkaar de maat nemen, door onze denkbeelden die vooral passen bij onze dagelijkse ervaring maar die zijn losgeraakt van de openbaring en de wijsheid die verborgen is in Christus?

 

“De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet.”

 

De wet staat hier dus niet voor het goede Woord van de goede God voor ons leven in Christus. Want die wet, die wil de Geest in ons hart schrijven en tot leven brengen. Maar de wet staat hier voor de wet waarvan we denken dat we die in eigen kracht kunnen en moeten vervullen, de wet die geschreven is op stenen tafels buiten ons, de wet die is uiteengerafeld door de Schriftgeleerden in 613 geboden en verboden, de wet die als een verstikkende deken over ons leven komt te liggen, die als een slavendrijver ons opjaagt: ‘je moet het beter doen, je moet het beter doen, je moet het nóg beter doen!’ Het is de wet die je verleidt om steeds de vraag te stellen wat nu precies wel mag en wat nu precies niet mag. Het is de wet waar je eindeloos moe van wordt, waar je zo’n machteloos gevoel van krijgt. Het is de wet die je drijft tot wanhoop en een voortdurend schuldgevoel: ‘dit lukt me niet, en toch moet het’. Dan is er wel het gebod om het goede te doen, maar de kracht ontbreekt, omdat Christus ontbreekt. Dan is er alleen nog maar de veroordeling: de veroordeling van jezelf, die vaak naar buiten komt in de veroordeling van de ander.

 

En daar is dan in volle afzichtelijkheid het wettische leven. In dat leven nemen we elkaar de maat, veroordelen we elkaar, timmeren we uit controlezucht alles dicht met regels en afspraken, zijn we trots op ons deugdzame leven, kijken we neer op andere mensen die het niet zo goed doen als wij, en zwaaien we met de wet: ‘hier moet je je aan houden, of je de kracht van Jezus nu kent of niet, hier moet je je aan houden!’

 

Dat is wettisch leven. Zonder genade: genadeloos is het. Zonder vreugde: vreugdeloos is het. Eigenlijk heb ik nu een aantal symptomen genoemd waaraan je het wettische leven herkent, zoals ik vorige week symptomen noemde van trots. Ze blijken samen te vallen. Want het wettische leven heeft maar twee mogelijke uitkomsten die dezelfde wortel hebben: onafhankelijkheid en zelfgerichtheid. Óf je leven wordt gekenmerkt door trots en hoogmoed en ontoegankelijkheid, óf je leven wordt gekenmerkt door vreugdeloosheid  en moedeloosheid en zelfverwerping. Beíde zijn een uiting van wettisch leven. Want zelfverwerping is de nederige vorm van trots. Dat bestaat. Dan zeg je: ‘ach ik ben maar een arme zondaar, ik heb geen hoge pet op van mezelf, ik mag er niet zijn’, maar in je hart ben je te trots om je over te geven aan Jezus en aan zijn genade.

 

En als we dat ontdekken, en als we ervan schrikken, en als we ons ervoor schamen en er verbrokenheid over ervaren, dan staat Jezus Christus allang klaar. Al die tijd stond Hij al klaar, want Hij wist dat je vast ging lopen in je wettische leven, het leven onder de zonde waarvoor Hij aan het kruis is gestorven. Hij staat allang klaar en zegt: ‘Kom naar Mij, jij die vermoeid bent en onder lasten gebukt gaat, dan zal ik je rust geven.’ Hoort u het Hem zeggen? En dan, bij Jezus, als Hij je leidt in de armen van zijn Vader en je leert rusten aan het hart van de Vader, dan geldt dit woord: ‘De zonde heerst niet langer over je, je staat niet meer onder de wet, maar je leeft onder de genade. Je lééft!’

 

En dan gaat beginnen wat we vanmorgen het ‘evangelische leven’ noemen. Dat is een leven waarin we overweldigd zijn door het evangelie als de blijde boodschap van Jezus Christus over het nieuwe leven. Dan komt er een nieuwe zachtheid en mildheid in ons, een blijdschap die er ondanks moeilijke levensomstandigheden toch steeds weer is omdat ze gericht is niet op ons aardse leven maar op de hemelse genade! Dan komt er steeds meer het verlangen om ons te laten leiden door de Geest, om het goede te doen in Jezus’ naam, om te worden als Hij. Het evangelische leven is ook het leven waarin we het een eer vinden om te lijden voor de naam van Christus omdat de bijbel zegt dat ook dat genade is: lijden omwille van Christus. Het evangelische leven is het leven waarin we zonde voor alles zien als een losgeraakt zijn van God en als een verwerping van de genade van Jezus, niet allereerst als het maken van fouten en het struikelen op onze weg. Want elke concrete zonde wordt veroorzaakt door een dieperliggend probleem: zelfhandhaving, het beter willen weten dan God, geloven dat er meer geluk te vinden is buiten Jezus dan in Hem. Het evangelische leven is het leven in de vrijheid van Romeinen 7 vers 6: “We waren aan de wet geketend maar nu zijn we bevrijd!” Het is het leven vanuit Romeinen 8 vers 1: “Wie in Christus Jezus zijn worden niet meer veroordeeld.” Evangelisch leven is: leven onder de genade!

 

*

 

Galaten 5 vers 4

Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld.

 

We gaan nu nog iets proeven van de boodschap van Galaten 5. Je zou kunnen zeggen dat Paulus in Romeinen 6 spreekt over het begin van het leven als christen, en dat hij hier in Galaten 5 spreekt over het grote gevaar dat je op de weg als christen je toch weer laat verleiden door de wet. Want weet u, leven onder de genade is moeilijk, omdat het niet bij onze menselijke natuur past. Leven onder de genade is moeilijk omdat het ons te eenvoudig is. Het is te simpel, te naïef, te radicaal. En het gaat zo geweldig in tegen ons verlangen om ons leven zelf in de hand te houden en om ons beter voor te doen dan we zijn. Het is plezieriger voor ons vlees om het zélf te kunnen. En voilà, daar is dan weer de wet: een prachtige handreiking, een prachtig hulpmiddel, een prachtig houvast voor mijn eigen krachtsinspanningen!

 

Paulus ziet het gebeuren onder de Galaten. Als u die brief leest, dan ontdekt u al snel waartegen Paulus moet waarschuwen. Al in Galaten 1 vers 6: “Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd.” Er zijn onder de Galaten mensen die zeggen: ‘we moeten ons toch houden aan de wet! wie tot geloof komt moet toch nog besneden worden!’ Maar zodra dat denken vaste voet krijgt in de gemeente van Christus, bloeit het wettische leven weer op, dat arrogante, trotse, vreugdeloze, genadeloze en ten diepste Christusloze leven in eigen kracht.

 

Paulus brengt het in Galaten 2 vers 18-20 zo onder woorden: “Maar wanneer ik weer aanneem wat ik had verworpen, maak ik van mezelf opnieuw een overtreder. Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” En buitengewoon fel treedt Paulus de Galaten tegemoet (Galaten 3 vers 1-3): “Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest?”

 

Ik verbaas me er zelf wel eens over hoe het mogelijk is dat ik daar zo’n groot deel van mijn leven overheen heb gelezen, het niet heb gehoord, niet heb kunnen horen, niet heb willen horen: niet op eigen kracht vertrouwen maar op de Geest, niet leven onder de wet maar onder de genade. Eerlijk gezegd weet ik wel waardoor dat kwam: het was zelfgerichtheid, het was hoogmoed, het was trots omdat ik er niets voor voelde dat een genadige God belangrijker in mijn leven zou moeten zijn dan ikzelf, omdat ik er niets voor voelde dat Jezus Christus, die Gekruisigde, op de troon van mijn hart zou zitten in plaats van ikzelf, en dat Hij iets te zeggen zou hebben over elk detail van mijn denken, van mijn voelen, van mijn doen.

 

En zolang er niet de overgave is aan Christus, zolang er niet het overweldigd zijn is door de levende Jezus, zolang is er steeds weer de wet als de manier waarop ik in eigen kracht een deugdzaam leven kan leiden. Maar dan laat ik me dus opnieuw een slavenjuk opleggen. Dan verspeel ik de vrijheid die ik in Christus heb gekregen. Dan wordt het leven weer wettisch, en ben ik verplicht om alle onderdelen van de wet in eigen kracht na te leven, zodat ik rechtvaardig ben voor God. Dan ben ik - en nu zijn we terug bij Galaten 5 vers 4 - dan ben ik van Christus losgemaakt, dan heb ik God genade verspeeld.

 

Aan de hand van deze twee omschrijvingen wil ik nog één keer het verschil tussen wettisch leven en evangelisch leven laten zien.

 

Wettisch leven. Als ik me daaraan overgeef, als ik vertrouw op de wet, op mijn eigen inzet, dan gelden deze twee dingen:

1)       Ik ben van Christus losgemaakt. Ik sta alleen. Jazeker, ik heb de wet in handen, en ik geloof zelfs dat God daar blij mee is, want Hij is toch de gever van de wet. Maar ik sta er ten diepste alleen voor. Ik ben van Christus losgemaakt en heb alleen mezelf nog om me aan vast te houden. Dat leidt, lieve mensen, tot eenzaamheid, tot zelfrechtvaardiging, tot moralisme, tot betweterigheid. Als je van Christus bent losgemaakt, wandel je voor het oog misschien wel keurig in het licht, maar in je hart is het duister.

2)       Ik heb Gods genade verspeeld. Iets wat ik ontvangen had, heb ik weer weggedaan, losgelaten, uit handen gegeven. Ik heb er misschien even van genoten, of misschien ook wel helemaal niet omdat ik alleen maar met mijn verstand had toegestemd dat ik niet zonder genade kon. Maar nu heb ik het verspeeld. Geen genade meer, geen vreugde meer, geen licht meer (ook al probeer ik mezelf het tegenovergestelde wijs te maken). Geen Jezus meer. Die is veel te genadig.

 

Evangelisch leven. Als ik dit leven ontvang, ontvang ik een geschenk uit de hemel! Het is een leven waarin Jezus centraal staat, waar mijn diepste passie voor God is, en waarin ik vervuld ben met de Geest van de genade. Deze twee dingen worden dan meer en meer een ervaren realiteit. Niet alleen maar meer woorden, waar ik nauwelijks bij kan, maar realiteit, echt, concreet in het alledaagse leven.

1)       Ik ben met Christus verbonden. Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij! Hij is mijn nieuwe wet. Zijn stralende glorie overweldigt me steeds meer. Zijn kruisdood wordt steeds belangrijker voor me. Zijn overgave, zijn dienstbaarheid, zijn zwakheid, zijn kracht - het gaat allemaal steeds meer voor me betekenen. Ik leer Hem persoonlijk kennen. Hij is als een Vriend voor me, een Vader met wie ik het leven mag delen. Hij is mijn Leraar en ik ben zijn leerling. Aan zijn voeten is de hoogste plaats. Hij komt steeds dichterbij mij en ik steeds dichterbij Hem. Als ik zondig breng ik het direct bij Hem, want ik bewonder mateloos het kruis waaraan Hij stierf voor mij. Hij is mijn wijsheid, Hij is mijn kracht. Met zijn ogen wil ik kijken, zijn hart klopt in het mijne, onder zijn blik smelt ik. Ik ben met Christus verbonden.

2)       Ik heb Gods genade ontvangen. Ik heb mijn handen open gedaan en ik heb mijn hart open gedaan. En met dat ik het zeg wil ik mezelf direct weer corrigeren. Want: de Geest heeft mijn samengebalde vuisten geopend en mijn harde hart zacht gemaakt. Ontvankelijk mocht ik worden omdat ik besefte dat God alleen maar kan géven als ik wil ontvangen. En in dat ene woord ligt alles opgesloten, ligt heel het evangelie samengebald: GENADE. GENADE ALLEEN. JEZUS ALLEEN!

 

Lieve Vader, U bent zo eindeloos goed en gul. Wat gunt U ons de genade. Als we ontdekt zijn aan het wettische leven in ons, Heer, breek het af, maak ons moedig om er los van te komen. En deel in Jezus en door uw Geest genade uit. Laat het stromen in onze levens. Maak ons krachtig in onze zwakheid. Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En laat het evangelie van Jezus Christus, de Gekruisigde, die boodschap van heil, van vrijheid, van vreugde, van kracht, van dienstbaarheid, van zachtmoedigheid, van lijdende en levende liefde - laat het evangelie ons leven kleuren. In Jezus’ Naam. Amen.

 

 

Handreiking voor de liturgie

 

Psalm 16:1,3

Het evangelie van Gods wet

Psalm 119:26, 62

Gebed

Schriftlezingen: Romeinen 6:1-14 en Galaten 5:1-6

Psalm 100:1,2,3,4

Preek Je leeft niet meer onder de wet maar onder de genade

Gebed

Liedboek Gezang 87 Wij willen God de ere geven

Voorbeden

Collecte

Negentig Gezangen 87 Samen in de naam van Jezus