Isaac Ambrosius, Zien op Jezus

Het meest bekende boek van Isaac Ambrosius, die leefde van 1604-1664, is 'Zien op Jezus' (Looking Unto Jesus). In dat boek staat het werk van de Middelaar centraal. Hij beschrijft Christus' borgwerk van eeuwigheid, in Zijn geboorte, leven, lijden, sterven, opstanding, hemelvaart, in Zijn zitten ter rechterhand Gods en Zijn wederkomst. Daarbij legt hij steeds de nadruk op de noodzaak van de persoonlijke kennis van Christus.

"Het heerlijkste onderwerp, waarover gesproken of geschreven kan worden, is Jezus Christus. Augustinus, de werken van Cicero gelezen hebbende, roemt ze vanwege hun welsprekendheid, maar hij geeft er dit oordeel over: zij zijn niet zoet, omdat er de naam van Jezus niet in gevonden wordt. En de woorden van Bernardus zijn bijna dezelfde: zo gij iets schrijft, het smaakt mij niet, als ik Jezus daar niet in lees; zo gij redetwist of samenspreekt, het smaakt mij niet, zo ik Jezus daarin niet hoor.

Gewis, al wat wij spreken is geheel onsmakelijk, zo het met dit zout niet wordt smakelijk gemaakt. "Ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u," zeide Paulus, "dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd." 1 Kor. 2:2. Eer hij onder de Corinthiërs predikte, besloot hij bij zichzelf, dat dit het enige punt van kennis zou zijn, waarin hij zich voor een kunstig meester wilde uitgeven, en dat hij in de weg van zijn bediening hem daartoe wilde brengen. Dit maakte hij tot de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte van Zijn kennis. Efeze 3:18. "Ja gewisselijk", zeide hij, "ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere." Fil. 3:8. In deze kennis van Christus is een uitnemendheid boven elke andere kennis van de hele wereld; er is niets zo aangenaam en troostrijk, niets dat meer moed en leven geeft, dat de ziel krachtiger opgewekt en gerust stelt. Christus alleen is het Hoofdstuk en het Middelpunt van elke Goddelijke geopenbaarde waarheid. Wij kunnen niets anders prediken dan een Voorwerp onzes geloofs, als een noodwendig begin van de zaligheid van onze zielen, hetwelk niet op de een of andere manier in Christus òf tezamen komt, òf tot Hem gericht wordt: Christus alleen is het geheel en al van 's mensen gelukzaligheid: een Zon om te verlichten, een Medicijnmeester om te genezen, een vurige Muur om te beschermen, een Vriend om te vertroosten, een Parel om hem te verrijken, een Ark om hem te dragen, een Rots om in de droevigste verdrukkingen hem te ondersteunen "als een Verberging tegen de wind, en een Schuilplaats tegen de vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zware Rotsteen in een dorstig land." Jesaja 32:2. Alleen Christus is de Ladder tussen Hemel en aarde, de Middelaar tussen God en de mens, een verborgenheid, in welke de Engelen des Hemels begerig zijn in te zien, 1 Petrus 1:12. Hier is een recht zalig Onderwerp, en wie zou niet begerig zijn om hetzelve in te zien, om daarvan kennis te mogen hebben? "Dit is het eeuwige leven, God te kennen, en Jezus Christus, Dien Hij gezonden heeft," Joh. 17:3.

Komt dan en laat ons aanschouwen deze Zon der gerechtigheid: wij kunnen niet dan alle goed, en geenszins schade hebben van zodanig een aanschouwen. Het is zo, dat het lang aanzien van de natuurlijke zon onze ogen verduistert, en onze aangezichten zwart maakt; maar op Jezus Christus ziende, zullen onze ogen klaarder, en onze aangezichten schoner worden, aangezien het licht der ogen het hart verblijdt, Spr. 15:30; hoeveel te meer als wij zulk een gezegend Voorwerp ter beschouwing hebben! Gelijk Christus uitnemender is dan de hele wereld, zo gaat dit aanzien alle andere aanschouwingen ver te boven. Het is een kort begrip van eens christens gelukzaligheid, de beste kracht van de Evangelische plichten: Ziende op Jezus."

Lees: Zien op Jezus.

Andere citaten:

"O mijne ziel! werp uwe ogen waarhenen gij wilt, en gij zult kwalijk enig ding aanschouwen, of Jezus Christus heeft de naam daarvan aangenomen.

Wat, is het dag? En aanschouwt gij de zon? Hij wordt genoemd: "De Zon der gerechtigheid". Mal. 4:2.

Of is het nacht? En aanschouwt gij de sterren? Hij wordt eene Ster genoemd: "daar zal eene Ster opgaan uit Jakob. --- Daar zal Één uit Jakob heersen". Num. 24:17, 19.

Of is het des morgens? En ziet gij de morgenster? Hij wordt genoemd: "de blinkende Morgenster". Openb. 22:16.

Is het middag? En ziet gij het heldere licht aan den hemel over de wereld? Hij wordt genoemd het Licht, "en dat waarachtige Licht, hetwelk verlicht een' iegelijk mensch komende in de wereld". Joh. 1:7, 8, 9.

Of om een weinig nader te komen: ziet op de aarde, en beschouwt de schepselen rondom u, en ziet (u) het eenvoudige schaap? Hij wordt een Schaap genoemd: "als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzoo deed Hij Zijnen mond niet open". Jes. 53:7.

Of ziet gij een lam het onnoozele schaap nablaten? Hij is genaamd een Lam: "Ziet het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt". Joh. 1:29.

Ziet gij een schaapherder? "Ik ben de goede Herder, en Ik ken de Mijnen, en wordt van de Mijnen gekend". Joh. 10:14.

Of ziet gij eene fontein, stroomen en wateren? Hij is genaamd eene Fontein: "Te dien dage zal er eene Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid". Zach. 13:1.

Of ziet gij een' boom, die goed is tot spijze, en een lust voor de ogen? Hij is genaamd: "een Boom des levens". Spr. 3:18. En "als een appelboom onder de bomen des wouds, zoo is mijn Liefste onder de zonen". Hoogl. 2:3.

Ziet gij eene roos, eene lelie, of eenige schone bloemen in uwen hof? Hij is genaamd: 'eene Roos van Saron, eene Lelie der dalen". Hoogl. 2:1.

Of om een weinig nader te komen: Staat gij in de deur? "Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan, en uitgaan, en weide vinden". Joh. 10:9.

Zijt gij doende om u op te schikken, en beziet gij uwe klederen? Hij is genaamd een Kleed: "Doet aan den Heere Jezus Christus". Rom. 13:14.

Eet gij eenige spijze en ziet aan hetgeen op uwe tafel staat? Hij is genaamd het Brood Gods; het ware Brood uit den Hemel, het Brood des levens, het levende Brood, dat uit den Hemel nedergedaald is. Joh. 6:32, 35, 51.


Zie, aldus let Christus op onze gedachten, dat waarhenen wij ook zien, wij altijd aan Christus gedenken zouden."