[2] De zegen van het nieuwe verbond
De Geest in het hart van Gods kinderen


In de kerken waarin ik opgegroeid ben, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, speelde het verbond decennialang een prominente rol. Alles in het denken en spreken over het geloof draaide om Gods verbond met de gelovigen en hun kinderen. En ik geloof dat dat ook een van de kostbare dingen is die horen bij gereformeerd geloven: dat we benadrukken dat alles begint bij Gods belovende spreken. God is de eerste, altijd weer. En nooit zullen we, als we met de lege handen van een zondaar naar Hem toegaan, beschaamd worden. Want Hij is trouw in zijn genade en liefde. En wat bijna nog mooier is: als God in dat verbond dat Hij heeft met zijn kinderen iets van ons vraagt, dan geeft Hij het ook.

Verbond
Er is een uitspraak die de kracht en de schoonheid van Gods verbond met zijn kinderen op een heel mooie manier tot uitdrukking brengt. Die uitspraak werd gedaan tegen de achtergrond van een spreken over de belofte en de eis van het verbond dat de neiging had om te blijven steken in een soort evenwichtsconstructie. Er was in de eerste plaats de belofte van het verbond, maar - en daar werd dan een evenwicht gevonden - er was ook de eis van het verbond. Wat onvriendelijk gezegd: wat met de ene hand werd gegeven (de belofte) werd met de andere hand weer teruggenomen (de eis). Deze manier van spreken werpt de gelovige toch weer terug op zichzelf: hij moet zorgen dat hij gehoorzaam de eis van het verbond vervult.
De uitspraak waar ik net op doelde, luidt als volgt: 'De eis wordt voorafgegaan en gevolgd, gedragen en omgeven door de belofte en ook de vervulling van de verbondseis is inhoud van de belofte.' Hier proeven we hoezeer God zelf in het verbond met zijn kinderen echt van begin tot eind de gevende God is. Want daar gaat het om in de genade en dus ook in het genadeverbond: dat God geeft. Hij geeft zelfs wat Hij vraagt. En dat doet Hij binnen een relatie van trouw en liefde. Uiteraard zijn deze dingen nooit ontkend. Wel laat zich de vraag stellen of hier de accenten ook lagen: op de liefdevolle trouw van de God die zichzelf in Christus door de Geest aan ons geeft om ons leven te laten opbloeien voor zijn aangezicht. Het spreken over 'de verbondsgedachte' kon abstracte trekken krijgen, waarbij het verbondsdenken vaak bij voorbaat gekleurd werd doordat er stelling moest worden genomen tegen het subjectivisme. C. Trimp heeft al in de tachtiger jaren van de vorige eeuw gewezen op de gevaren die met een bepaald denken rond het verbond meekwamen. Zo werpt hij ook deze vraag op: 'Heeft de reactie op het subjectivisme ons niet dicht in de buurt van het objectivisme gebracht?' En zo zijn er meer vragen te stellen. Heeft het spreken over het verbond voldoende recht gedaan aan de noodzaak van een persoonlijke relatie met Jezus Christus? Stond de reactie op het subjectivisme en de sterke nadruk op de vastheid van Gods beloften niet open voor het gevaar van het verbondsautomatisme (gearriveerdheid in het geloofsleven)? Is altijd, bij het waarschuwen tegen individualisme in het geloofsleven, voldoende ontkomen aan het gevaar van het verbondscollectivisme? Heeft de nadruk op de eis van het verbond niet ook geleid tot een zekere mate van moralisme in de gehoorzaamheidsopvatting? Heeft het spreken over het verbond wel voldoende de kleur aangenomen van het nieuwtestamentische spreken over het nieuwe verbond?

Verbondsomgang
Hoe al deze vragen ook beantwoord moeten worden, het is een feit dat C. Trimp al zo'n twintig jaar geleden nadrukkelijk op allerlei gevaren heeft gewezen en het spreken over het verbond tegelijk heeft vernieuwd door zijn aandacht voor de omgang binnen en de liefdevolle warmte van het verbond. Zo vroeg hij opnieuw aandacht, in het kader van het nadenken over de prediking, voor de toonsoort van de aanspraak. Want in de prediking gaat het erom dat de sprekende God van het verbond zijn kinderen áánspreekt: de predikant die werkelijk verstaat wat 'verbond' betekent, kan niet anders doen dan met veel warmte en hartelijkheid de gemeente van God aanspreken. Want in het verbondswoord ontsluit God zijn hart voor ons en het verbondswoord gaat van hart tot hart: niet alleen spreekt het hart van God, ook zoekt God óns hart. Zo gaat God met ons om. Het verbond spreekt van de relatie, en de omgang van God met mensen en is een zaak van de liefde van God. In de gereformeerde leer wordt vaak gezegd: het verbond is eenzijdig in zijn ontstaan en tweezijdig in zijn voortbestaan. En dat is goed, als maar wel diep wordt beseft dat ook het voortbestaan gedragen wordt door Gods liefde en geduld, door verzoening en vergeving en door een altijd-nieuwe inzet van Gods kant. Hierin gaat het ten diepste om het werk van de heilige Geest: door dat werk komt God heel dichtbij ons - tot in ons hart.

De nieuwe wet
Waar het me in dit hoofdstuk nu met name om gaat is de vraag of er in het gangbare spreken over het verbond wel voldoende rekening mee wordt gehouden dat er in Christus sprake is van een nieuw verbond, een verbond dat diepgaander, voller en heerlijker is dan het oude verbond. De rest van dit hoofdstuk is daarom gewijd aan het eigen karakter van het nieuwe verbond ten opzichte van het oude verbond, in de verwachting dat de ontdekking van het vollere van het nieuwe verbond ook zal helpen om de diepgang te proeven van de verbondenheid waarover het in dit boek gaat.
Van dat nieuwe verbond is al sprake in het Oude Testament, met name in Jeremia 31 vers 31-34. Daar zegt de Heer dat Hij een nieuw verbond zal sluiten: 'Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk.' Hier leren we al direct dat het verschil tussen het oude en het nieuwe verbond veel heeft te maken met de wet van God. Voor het oude verbond is kenmerkend dat er een wet is die staat geschreven op stenen tafels, een wet die buiten ons is, waar we ons aan moeten houden, maar waar we ons niet aan kunnen houden. Voor het nieuwe verbond is kenmerkend dat de wet van God niet langer buiten ons is, maar in ons binnenste wordt gelegd en in ons hart wordt geschreven door de heilige Geest.
Dit verschil als het gaat om de betekenis van de wet komt ook naar voren in de volgende bijbelwoorden: 'De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood. Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht' (Romeinen 8:2-3); 'De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen' (Johannes 1:17); 'De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade' (Romeinen 6:14); 'Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld' (Galaten 5:14). Steeds wordt duidelijk dat er - door Jezus Christus - sprake is van een nieuwe werkelijkheid: leven onder de wet (oude verbond) is iets heel anders dan leven onder de genade (nieuwe verbond).

Gevaar van moralisme
Voordat het daar nu verder over gaat, is het nodig om te weten waarom het zo belangrijk is om het verschil tussen het oude en nieuwe verbond te zien. Dat is zo belangrijk omdat het gevaar van het moralisme de kerk altijd weer bedreigt. Moralisme houdt in dat we denken dat we ons aan de wet moeten houden - en dat we elkaar op dat punt de maat nemen - om geliefd te worden door God. Dat is een manier van denken die geheel vreemd is aan het nieuwe verbond. Het nieuwe verbond wordt volkomen gestempeld door de genade: we kunnen niets doen waardoor we minder geliefd worden door God en we kunnen niets doen waardoor we meer worden geliefd door God. Alles is van begin tot eind genade, gevende, gulle genade. Waar we elkaar wijzen op een wet buiten ons om ons daar aan te houden, daar verspelen we de genade. We gaan dan uit van het oudtestamentische: 'Doe dit, en je zult leven', terwijl we mogen ervaren: 'Leef, en je zult dit doen.' Het gaat er niet om dat we het leven ontvangen door te doen wat God in zijn wet van ons vraagt, maar dat we door de Geest van het leven die in ons woont gaan willen wat God wil. Zo wordt de wet van Christus in ons hart geschreven. Nog sterker gezegd: zo wordt Christus de wet die in ons binnenste is. Zijn gehoorzaamheid wordt onze gehoorzaamheid. Het gaat niet langer om onze inzet en inspanning, maar om de Geestkracht van Christus in ons. De nieuwe wet is: 'ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij' (Galaten 2:20).

Het bloed van Jezus
Dit nieuwe verbond, waarvan dus al sprake is in het Oude Testament, wordt werkelijkheid door het offer van Jezus Christus. Dat wordt duidelijk in het gebeuren van de viering van het pesachmaal. Als het zover is dat Jezus en zijn leerlingen dat gaan vieren, zegt Hij: 'Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt' (Lucas 22:15). Jezus heeft er dus verlangend naar uitgekeken, naar dit grote moment. Want hier gaat het over het geven van zijn leven: zijn bloedstorting aan het kruis markeert werkelijk een nieuw begin: 'Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt' (Lucas 22:20). De overgang van het oude naar het nieuwe verbond is niet een geleidelijke: er is een duidelijk markeringsmoment.
Dat wordt ook duidelijk in de Hebreeënbrief. De bijbel laat er geen misverstand over bestaan dat er echt iets nieuws is gekomen met het offer van Jezus Christus, een nieuw verbond dat beter is dan het oude. Zo lezen we in Hebreeën 8, waar gesproken wordt over het eerste en het nieuwe verbond: 'Op het moment dat hij spreekt over een nieuw verbond heeft hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij' (vers 13). Scherp wordt hier dus onder woorden gebracht dat het oude verbond voorbij is. In hetzelfde hoofdstuk wordt het ook al als volgt verwoord: 'Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften. Zou het eerste verbond zonder gebreken zijn geweest, dan zou er geen tweede voor in de plaats hebben hoeven komen' (vers 6-7). En in Hebreeën 7 vers 22 was het ook al gezegd: 'Daardoor staat Jezus garant voor een veel beter verbond.' Zonneklaar is dus dat Jezus de bemiddelaar is van een beter verbond: het nieuwe verbond.

Groter luister
Waarin dat betere bestaat, wordt met name in 2 Korintiërs 3 onder woorden gebracht. Paulus spreekt daar over de bediening die hij gekregen heeft van zijn Heer: 'Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het verbond van een geschreven wet, maar dat van zijn Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend' (vers 6). Hier worden dus de wet en de Geest van elkaar afgegrensd. De wet, die doodt, hoort bij het oude verbond. De Geest, die levend maakt, hoort bij het nieuwe verbond. Nu is het niet zo dat dat oude verbond geen waarde had. Integendeel: het oude verbond verscheen, hoewel het de dood bracht en met letters in steen werd gegrift, met heel veel luister, zozeer zelfs dat Mozes ervan straalde en het volk Israël niet naar hem kon kijken. Maar het punt is nu dat het nieuwe verbond, dat gepaard gaat met de Geest, een veel grotere luister heeft. De luister van het nieuwe verbond, dat vrijspraak brengt, is overweldigend groot in vergelijking met het oude verbond, dat veroordeling brengt.
Zo wordt in dit hoofdstuk het nieuwe verbond heel nauw met de Geest in verband gebracht. Er bestaat het gevaar dat de luister van het nieuwe verbond niet zichtbaar is voor gelovigen, maar dat komt dan alleen omdat ze Christus niet zien. En dan staat er: 'Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de sluier weggenomen. Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd' (vers 16-18). Hier zijn we bij de binnenkant van het nieuwe verbond: daar is de Geest, de Geest van Christus. De Heer en de Geest blijken een en dezelfde te zijn. En waar deze Geest is, daar is vrijheid: er is niet langer de veroordelende wet, maar de stralende luister van de Heer. Niet de gehoorzaamheid aan de wet buiten ons leidt tot het leven, maar het aanschouwen van de luister van de Heer, die door zijn Geest in ons woont.

Van oud naar nieuw
Als we de volle diepte en rijkdom van de levende verbondenheid willen leren kennen, is het noodzakelijk om te beseffen hoe groot het verschil is tussen het oude en het nieuwe verbond. En de vraag laat zich stellen of we dat verschil voldoende zien. Want altijd lopen we het gevaar om terug te vallen in de kaders van het oude verbond, omdat we in ons binnenste ook nog altijd de oude mens hebben, die zich graag vasthoudt aan een wet buiten zich om daaraan te gehoorzamen. Maar God wil niet langer van buitenaf werken via een wet op stenen tafels. Hij heeft ervoor gekozen - en het door het kostbare bloed van zijn Zoon mogelijk gemaakt - om van binnenuit te werken. De Geest van Christus komt wonen in de harten van Gods kinderen. Deze kostbare en krachtige intimiteit vormt de kern van leven in verbondenheid. Echte verbondenheid is altijd een zaak van het hart: het hart waar de luister en de kracht, de liefde en het leven, de genade en de goedheid van de Heer vaste voet aan de grond hebben gekregen. Waar dat nog niet is gebeurd, waar christenen blijven steken in een kinderlijk, onvolwassen geloof, waar meer vreugde bestaat over de schaduw van het oude verbond dan over de werkelijkheid van het nieuwe verbond, waar de wet in haar dodende kracht nog altijd heer en meester is en niet de Geest, daar is sprake van een sluier: 'dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt. Hij wordt alleen in Christus weggenomen' (2 Korintiërs 3:14).

Nieuwe verbondenheid
Tot nu toe heb ik de nadruk gelegd op het verschil tussen het oude en het nieuwe verbond. Ik heb de indruk dat dat ook nodig is tegen de achtergrond van een verbondsdenken waarin vooral de doorgaande lijn is benadrukt. En die lijn is er ook: het gaat om dezelfde God, dezelfde genade, dezelfde trouw, dezelfde liefde, hetzelfde hartstochtelijke goddelijke verlangen om bij de mensen te wonen. En veel van het nieuwe verbond valt ook niet te begrijpen zonder kennis van het oude verbond.
Maar we mogen op grond van Gods Woord geloven dat de vervulling van Gods diepste verlangen in het nieuwe verbond op een veel vollere manier naar ons toe komt in Christus door de Geest. Alles wat in Christus is, is nu door de Geest van ons, diep van binnen: zijn reinheid, zijn heiligheid, zijn liefde, zijn genade, zijn zachtmoedigheid, zijn gehoorzaamheid, zijn goedheid, zijn leven. Ja, alles wat van Christus is, is van ons.
Uit die peilloos diepe werkelijkheid kan de werkelijkheid van een nieuwe verbondenheid gaan opbloeien, waar eerst onverbondenheid en vervreemding was: liefdevolle verbondenheid in Christus met God in de eerste plaats, en als vrucht daarvan door de Geest van Christus ook een nieuwe verbondenheid met elkaar. Dat is de zegen van het nieuwe verbond.