De ene Geest, de vele gaven, het ene doel

Preek over 1 Korintiërs 12:11

 

Dit alles werkt één en dezelfde Geest,

die een ieder in het bijzonder toedeelt,

gelijk Hij wil.

 

Gemeente van Jezus Christus,

 

Er zijn maar weinig onderwerpen waar in een kerkelijke gemeente zo gemakkelijk conflicten kunnen ontstaan als de liturgie. Helemaal als er veranderingen in die liturgie plaats vinden. We zingen meer en andere Gezangen dan vroeger. Ten opzichte van de preek heeft ook de rest van de liturgie meer aandacht en nadruk gekregen. We zingen het votum en het amen. Er zijn meer mensen actief betrokken bij de invulling van de kerkdienst. Enzovoort. En we vinden er allemaal wat van. ‘Zoveel hoofden, zoveel zinnen.’ Ieder heeft een mening. En dat is nog tot daar aan toe. Maar iedereen wil de mening ook graag ten gehore brengen.

 

De een zegt: ‘het moet bij het oude blijven; dat was toch goed?’ De ander zegt: ‘die Avondmaalsvieringen van ons, dat duurt veel te lang, dat kan anders.’ Weer een ander zegt: ‘de Psalmen zijn oudtestamentisch en dus ouderwets, we moeten eigentijdse liederen zingen.’ En de een verheugt zich werkelijk in Jezus Christus bij het zingen van een Opwekkingslied, en de ander krijgt kromme tenen omdat er vragen te stellen zijn bij de muzikale kwaliteit van dat lied. En zo vinden we van alles wat er gebeurt in de kerkdienst wel wat, tot de pakken van de ambtsdragers aan toe. ‘Zoveel hoofden, zoveel zinnen.’

 

En daarmee beschouwen we de discussie dan eigenlijk als beslist. ‘Je moet nu eenmaal met al die verschillende mensen rekening houden.’ Maar is dat wel zo? Werkt dat zo in de kerk? ‘Zoveel hoofden, zoveel zinnen?’ Ik geloof er niks van! In de gemeente van Christus leggen we ons daar niet bij voorbaat bij neer, om dan vervolgens maar een gulden middenweg te zoeken: allemaal een klein beetje onze zin.

 

En waarom kan dat niet: ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’? Omdat er maar één Hoofd is: Jezus Christus. Hij is het Hoofd van zijn lichaam, de gemeente. En dat heeft ook alles te zeggen over liturgie en eredienst. En we hebben ook maar één zin in de kerk: zin van Christus. Die uitdrukking wordt door Paulus gebruikt in 1 Korinte 2 vers 16. Daar gaat het over geestelijke mensen die alles geestelijk beoordelen omdat ze door Gods Geest geleid worden. Dat is, in al ons denken over en bezig zijn met liturgie, de eerste stap die we moeten zetten. Niet als uitgangspunt nemen: ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. Maar: één Hoofd (Christus) en één zin (de zin van Christus). En dat kan alleen door de ene Geest, de Geest waarover Paulus in 1 Korinte 12 zo nadrukkelijk spreekt

 

* * *

 

Voordat ik nu verder ga vind ik het wel belangrijk om te zeggen dat ik me er wel van bewust ben dat ik zelf natuurlijk ook een mening over liturgie heb. En een preek zou natuurlijk een mooi middel kunnen zijn om die mening te ventileren. Maar dat is niet wat ik wil. Daar is de preekstoel ook niet voor. Wat ik in deze preek graag wil is: samen vanuit de bijbel het kader ontdekken waarbinnen we bezig moeten zijn met ons denken rond liturgie en ons bezig zijn met liturgische vernieuwingen. Daarvoor bieden 1 Korinte 12 tot 14 een heel goed aanknopingspunt, omdat er in het Nieuwe Testament geen ander gedeelte te vinden is dat zo uitgebreid spreekt over de samenkomst van de gemeente als lichaam van Christus. En ook aan de gaven van de Geest, die juist in en rond de samenkomsten van de gemeente zo’n belangrijke rol, wordt hier uitgebreid aandacht besteed. Zo hoop ik dat deze preek ertoe bijdraagt dat ons denken over liturgie op dat diepere niveau komt, waar we vaak maar moeilijk komen omdat we zeggen: ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. Want dat is het punt niet. Het gaat erom dat we één van zin zijn in het ene Hoofd, Jezus Christus, door zijn Heilige Geest.

 

In het vervolg van de preek zal ik het hebben over deze drie onderwerpen: de ene Geest, de vele gaven en het ene doel.

 

* * *

 

De ene Geest

 

Ja, daar legt Paulus in de verzen 1-11 van 1 Korinte 12 wel heel erg de nadruk op. Tot wel zeven keer toe. Het is steeds de ene Geest, dezelfde Geest. Hij blijft het maar herhalen. Hij blijft het maar herhalen. De ene Geest, dezelfde Geest, één en dezelfde Geest. Hij blijft het maar herhalen. Je zou haast zeggen: tot vervelens toe. Waarom doet Paulus dat?

 

Blijkbaar vindt hij het heel erg belangrijk dat de Korintiërs dát weten. Want als je iets belangrijk vindt, dan herhaal je het steeds. Dan blijft het hangen. Dat is de kracht van de herhaling. Als je iets echt belangrijk vindt, moet je het vaak zeggen. Paulus wordt er niet moe van om het te zeggen: het gaat om de ene Geest.

 

Want wat kan er in de kerk heel gemakkelijk gebeuren? Dat de gaven die er in de gemeente zijn, die uitgedeeld worden door God, worden losgemaakt van de Gever. Dat gebeurde in Korinte ook heel concreet rond de gave van tongentaal. Sommige gemeenteleden hadden die gave, Paulus zelf trouwens ook, dat je in voor anderen onverstaanbare klanken tot God bidt en Hem de eer geeft. Maar ja, niets menselijks is ook christenen vreemd: als jij iets heel bijzonders kunt, dan loop je het gevaar dáár alle aandacht op te willen vestigen. En zo waren er in Korinte mensen die spraken in tongen en die zeiden: ‘Wow, kijk mee eens, ik spreek in tongen, ik ben me d’r eentje, moet je mij horen.’ Dat kan natuurlijk ook met andere gaven gebeuren. Met de gave van wijsheid: ‘kijk mij eens wijs zijn; ik ben wijzerder dan jij!’ Of de gave van het geloof: ‘mijn geloof is pas echt krachtig zeg, krachtiger dan dat van jou.’

 

En dat wil Paulus nu met wortel en al uitroeien. Dat je je gave los maakt van de Gever. Dat je de Geest vergeet en alleen jezelf nog ziet.

 

Dat had in Korinte ook consequenties voor de samenkomsten. Daar gebeurden bijzonder dingen: er werd in tongen gesproken, er werd geprofeteerd, de een heeft dit, de ander dat: een psalm, een lering, een openbaring, een tong, een uitlegging. En op zich is daar niks mis mee. Paulus veroordeelt geen enkele gave. Hij heeft alleen moeite met de onordelijke manier waarop al die gaven in de samenkomst werden ingezet. Ieder dacht vooral aan zichzelf: ‘Kijk mij eens met m’n psalm’; ‘Kijk mij eens met mijn tongen’; ‘kijk mij eens met mijn profetie’. En er is niets mis met een psalm, er is niets mis met een tong, er is niets mis met een profetie, dat mag er allemaal zijn, maar wel graag ordelijk. En vooral: naar de bedoeling van de Geest.

 

En dat is dus een groot gevaar. Dat we de gaven los maken van de Geest. Dat we ze verzelfstandigen tot dingen waar we goed in zijn en waar we trots op zijn en waar iedereen bewondering voor moet hebben. En dat gevaar is nog eens extra groot bij wat we wel de bijzondere gaven van de Geest noemen: tongentaal, genezing, profetie. Dat is ook heel bijzonder, als dat gebeurt. En je staat met open mond te kijken: ‘Moet je zien wat zij kan! Moet je zien wat hij doet!’ Dan gaat het niet meer om de eer van God, maar om mensen die bijna vereerd worden. Maar zo is het niet bedoeld. Al die gaven, het is prachtig, maar let op: ze komen van één en dezelfde Geest. Ze komen van één en dezelfde Geest. Staar je niet blind op de gave, maar let op het werk van de Geest!

 

Er is hier trouwens nog een tweede gevaar. Het eerste gevaar is dat je de gave losmaakt van de Geest. Maar het tweede gevaar is dat je de Geest losmaakt van de drie-enige God. Dat zie je gebeuren in bepaalde charismatische groepen. Daar draait alles soms alleen nog om de bijzondere gaven, en dus om de Geest van de gaven. Maar die Geest is wel de Geest van de Vader en de Geest van de Zoon.

 

Het is heel mooi om te ontdekken hoe Paulus dat in 1 Korinte 12 vers 4 tot 6 ook laat zien. Daar worden drie verschillende woorden gebruikt voor wat we meestal gaven van de Geest noemen. Genadegaven, bedieningen, werkingen. En deze worden elk gekoppeld aan een van de drie Personen van de drie-eenheid. De genadegaven aan de Geest: Hij is de genadige Uitdeler van de charismata. De bedieningen aan de Here, dat is Jezus, die zei: ‘Ik ben gekomen om te dienen.’ Als je ontdekt dat de gaven van de Geest ook wel ‘bedieningen’ (diakoniai) heten, dan vergeet je ook nooit meer dat ze bedoeld zijn om dienstbaar te maken in de navolging van Christus. En de werkingen (energemata) worden gekoppeld aan God, de Schepper. Zo leren we in ons denken over de gaven niet alleen over de Geest te spreken, maar ook over de drie-enige God. Want de Geest is de Adem van God, de levensadem van Christus’ gemeente. En waar in de charismatische benadering het gevaar bestaat dat de Geest teveel wordt losgemaakt van Christus, mogen de traditionele kerken zich afvragen of daar Christus niet teveel wordt losgemaakt van de Geest. Want hoeveel ruimte is er in ons denken en onze geloofsbeleving nu voor het werk van de Geest van Jezus, ook in de genadegaven? Daar is natuurlijk veel meer over te zeggen. Dat doe ik nu niet. Ter afronding van dit onderdeel over de ene Geest wil ik nog iets zeggen over die andere geesten die we in de bijbel leren kennen.

 

Want we hebben het vanmorgen over liturgie, over de eredienst en het werk van de Geest daarin. En we hebben geconstateerd dat er in de kerken juist rond dit thema zulke enorme conflicten kunnen zijn. Zou dat misschien ook niet komen omdat juist waar de heilige Geest werken wil ook de boze geesten aanwezig zijn? Want er is een geestelijke strijd. Daar is de bijbel volstrekt helder over. En die geestelijke strijd speelt zich niet ergens in de uithoeken van ons leven af. Of in de marges van het kerkelijke leven. Juist het centrum van het leven in de gemeente, de eredienst, vormt voor de duivel een geweldig aangrijpingspunt om twist te zaaien. Wat is er, vanuit het perspectief van de boze geesten gezien, mooier dan een christelijke gemeente die wordt verteerd door conflicten rond de erediensten? En juist de geestelijke gaven, die zich in en rond de erediensten concentreren,  vormen ook zo’n gemakkelijk uitgangspunt voor geestelijke hoogmoed en voor rivaliteit, voor meningsverschillen over wie belangrijker is.

 

En dat moeten we dus leren zien als een geestelijke strijd. Een strijd waarin we ons moeten leren toevertrouwen aan de ene Geest. De ene heilige Geest die sterker is dan de boze geesten.

 

* * *

 

De vele gaven

 

Het tweede onderwerp: de vele gaven. Wat me in 1 Korinte 12 opvalt is de uitbundigheid waarmee Paulus spreekt over de gaven. Nergens kun je hem betrappen op zuinigheid. Wat ze in Zeeland wel zeggen, ‘ons ben zuunig’, dat gaat zeker niet op in de gemeente van de Here Jezus. Die gaven van de Geest, dat zijn niet maar een paar bloemen. Dat is een bloemenzee! Allemaal verschillende gaven. Een grote verscheidenheid aan gaven. En Paulus heeft er ook geen enkele moeite mee dat al die verschillende gaven, als die verschillend begaafde mensen, een plek krijgen in de samenkomsten van de gemeente. Als het maar ordelijk gebeurt.

 

De veelheid van de gaven komt ook al tot uitdrukking in de verschillende aanduidingen die Paulus gebruikt. We zagen er net al iets van in de verzen 4 tot 6: genadegaven, bedieningen, werkingen; en het gaat ook nog over uitingen van de Geest (vers 1) en de openbaring van de Geest (vers 7). Hoe vaak praten we daar eigenlijk zo over? Over uitingen van de Geest in ons leven? Het is toch heel bijbels. En er is zoveel over te zeggen en er is zoveel te ontvangen op dat punt. De drie-enige God is niet zuinig. God is zo ongelooflijk creatief: zoveel verschillende gaven zijn er. De veelkleurigheid die we vinden in God drie-enig, mogen we terugvinden in zijn gemeente op aarde.

 

En weet u wat ook zo mooi is? En dat moet je als het ware voor je zien. Je staat klaar. En de Heilige Geest komt naar je toe. En Hij blijft even stil staan. Denkt als het ware even na. En zegt dan: deze gave geef Ik aan jou. De gave van ‘spreken met wijsheid’ bijvoorbeeld. Of de gave van het ‘besturen’. Of de gave van het ‘helpen’. Of de gave van ‘genezing’. ‘Deze gave geef Ik aan jou.’ Dat is heel persoonlijk dus. Want het Lichaam van Christus is geen vormeloos en kleurloos geheel. Elk lid mag er in haar of zijn eigenheid zijn. Zo gewild door de Geest. Want deze Geest deelt een ieder in het bijzonder toe, gelijk Hij wil!

 

Een ieder. Oftewel: iedereen. De Geest deelt niet alleen maar gaven uit aan een paar begaafde mensen in de gemeente. Iedereen krijgt een gave! We mogen allemaal onze handen open doen en ons afvragen: welke gave heeft de Geest aan mij gegeven? En dan kijken we niet jaloers naar een ander. ‘Die heeft de gave van het besturen; ik niet; ik tel dus niet mee.’ Dat is onzin. Elke gave is bijzonder. Elke gave wordt in het bijzonder toegedeeld. Elke gave is nodig. ‘Alsjeblieft, dat is jouw gave, geniet ervan!’

 

Ja, we mogen ons laten verrassen door al die gaven. Dat vinden we misschien niet altijd even gemakkelijk. We zijn wel eens wat bang voor het veelkleurige, het verrassende, voor wat anders is dan anders. Maar dat is nergens voor nodig als je weet dat de Geest in zijn gaven zo ontzettend veelkleurig is. Het is niet allemaal koekoek één zang. Er is in de kerk van Christus alle ruimte voor verscheidenheid, voor anders dan een ander zijn. En juist door middel van die veelkleurigheid wil de Geest de gemeente tot bloei brengen. Ik geef toe: een veld met allemaal rode tulpen heeft zo z’n charmes, maar het kan nooit het beeld zijn van de kerk van Jezus. Dat is een veld met allemaal verschillende bloemen.

 

Broeders en zusters, geniet daarom van al die verschillende gaven die er zijn. Denk niet: het zou toch wel fijn zijn als er wat meer mensen waren net zoals ik. Maar zeg juist: ‘Wat gaaf dat jij anders bent dan ik.’ En we mogen elkaar ook oproepen om daar oog voor te hebben, ermee bezig te zijn: te streven naar de gaven van de Geest. Want het is niet zo: ‘je hebt het of je hebt het niet’. Gaven zijn er om naar te streven. Om ze bewust te ontvangen van de Geest en ze bewust te ontwikkelen. Daar mag je energie in stoppen. Ben je een leider: wordt een betere leider! Ben je een helper: wordt een betere helper! Ben je een spreker: wordt een betere spreker! Heb je een bijzondere mate van geloof: streef naar een nog groter geloof! Heb je kennis: streef naar meer kennis! Heb je de gave van het musiceren, musiceer! Dat is de wil van de Geest voor uw leven. Want Hij deelt een ieder in het bijzonder toe, gelijk Hij wil.’ En u zou, vandaag nog, een papiertje kunnen pakken en opschrijven: dit is mijn gave. Je mag er ook drie opschrijven. Dit zijn mijn gaven (bijvoorbeeld: helpen, bidden, musiceren). Naar deze gaven wil ik streven. Deze gaven wil ik ontwikkelen. ‘Heilige Geest, geef me de kracht en de durf om me op deze gaven te concentreren en wil ze laten groeien als mijn bedieningen in uw gemeente.’

 

* * *

 

Het ene doel

 

Het derde onderwerp, na de ene Geest en de vele gaven nu het ene doel. Als Paulus een ding wil duidelijk maken is dat wel dit: de geestelijke gaven zijn er niet ter meerdere eer en glorie van onszelf. Heel dringen waarschuwt hij de Korintiërs dan ook om zich niet blind te staren op de gaven, en met name niet op de gave van de tongentaal. Want wie spreekt in tongen sticht zichzelf en eert God, maar anderen hebben er niks aan. Die worden er misschien eerder door in verwarring gebracht.

 

Want waar is het de Geest uiteindelijk om te doen in de gaven die Hij uitdeelt in de gemeente? Het gaat Hem om het ‘welzijn van allen’ (12 vers 7). Het gaat Hem erom dat anderen erdoor gesticht worden, dat anderen er mee gediend zijn. Bezig zijn met geestelijke gaven is per definitie nooit egotripperij. Het gaat om het welzijn van allen. Geestelijke gaven zijn ‘bedieningen’ waarmee we in het spoor van Christus onze broeders en zusters mogen dienen.

 

En hoe kunnen we elkaar dan het allerbeste dienen? De Geest zegt het ons voor. 1 Korinte 12 vers 3: ‘alleen door de Geest belijden we dat Jezus Here is.’ Onder dat voorteken staan heel die hoofdstukken 12 tot 14 in deze brief aan de Korintiërs. Dat is Paulus’ inzet: ‘niemand kan zeggen, Jezus is Here, dan door de heilige Geest’. Dat zijn naam wordt beleden en aanbeden en grootgemaakt. Daar gaat het om. En dat kan dus op heel veel manieren. Er is niet een zaligmakende manier waarop we door de Geest Jezus kunnen belijden als Heer. Dat kan met al die verschillende gaven die God ons geeft.

 

En als wij dan onze discussies hebben over liturgie en eredienst, en als we zoeken naar vernieuwing, dan vinden we dus hier een heel belangrijk criterium. Ik denk het belangrijkste criterium. Vaak redeneren we vanuit dit soort vragen: ‘voel ik me er goed bij?’, ‘spreekt het mij aan?’, ‘is het historisch verantwoord?’, ‘is het eigentijds?’, is het wel herkenbaar traditioneel?’, ‘is het wel anders dan anders, want alleen anders is beter?’ Maar daar gaat het dus niet om. Dit is de kernvraag: ‘geven wij onze liturgie, met gebruikmaking van de aanwezige gaven in de gemeente zó vorm, dat Jezus als Heer wordt groot gemaakt?’ Is Jezus Christus, die we al kennen als de Heer van de sabbat, is Hij ook de Heer van onze liturgie? Waait door onze liturgie de wind van zijn heilige Geest?

 

Zo leren we uit 1 Korinte 12 het allereerste criterium waaraan ons bezig zijn met liturgie moet voldoen: zoeken we de eer van onze ene Heer, Jezus Chistus? Is het ons diepste verlangen de Zoon van de Vader te aanbidden en ons over Hem te verwonderen? Willen we niets liever dan zijn Geest laten waaien door onze liturgie, juist ook door onze gaven in te zetten die we gekregen hebben?

 

* * *

 

Praktische afronding

 

Ik wil de preek nu afronden met nog drie wat meer toespitste opmerkingen over ons bezig zijn met en spreken over liturgie. Ik reik drie sleutelwoorden aan die heel belangrijk zijn in onze discussies. Verdraagzaamheid, vrede, vrijheid.

 

De Geest van verdraagzaamheid: ‘de liefde verdraagt alles’, staat er in 1 Korintiërs 13 vers 7. De liefde - vrucht van de Geest! - is de bron van verdraagzaamheid in onze onderlinge omgang. In een kerkdienst bijvoorbeeld gebeurt wel eens iets waarvan jij zegt: ‘dat hoeft voor mij niet, al die fratsen’, maar je weet tegelijk dat andere broeders en zusters daar juist erg blij mee zijn. Verdraagzaamheid is dan: dat je, ook al hoeft het van jou niet, het die ander gunt. Verdraagzaamheid heeft dus met de liefde te maken die God van ons vraagt en die de vrucht is van de Geest. Verdraagzaamheid heeft ook met genade te maken. Genade is dit: dat je een ander iets gunt.

 

De Geest van vrede: als we rond zaken in de liturgie meningsverschillen hebben, is er zomaar een conflict geboren. Er worden standpunten ingenomen, en aan beide zijden is er weinig ruimte om toe te geven. Maar als we met elkaar spreken in de Geest, dan zoeken we de vrede van de Geest. Dat is trouwens niet hetzelfde als de lieve vrede. Lieve vrede is: dat je meningsverschillen maar niet meer uitspreekt omdat er anders moeiten komen, maar intussen woekert er onderhuids een veenbrand. Het gaat niet om de lieve vrede, maar om de vrede van Christus. Zoek altijd die vrede.

 

De Geest van vrijheid: het mooie van christen zijn is, dat je vrij bent; we zijn nergens meer slaaf van, omdat Jezus onze Heer is. En waar zijn Geest is, daar is vrijheid. Als we bij onszelf ontdekken dat we heel erg vast zitten aan bepaalde liturgische gewoonten of opvattingen, op het krampachtige af, dan moeten we ons afvragen of we die vrijheid van Christus wel kennen, een vrijheid die je heel ontspannen maakt. Niet om dan maar wat aan te rommelen in de liturgie, zo van ‘vrijheid, blijheid’. Maar wel om heel diep te beseffen dat we in Christus ons door niets meer hoeven te laten knechten.

 

Broeders en zusters, laat u daarom leiden door deze Geest, de heilige Geest, die ons leert belijden en beleven: Jezus is Here!

 

Laten we bidden...

 

 

Liturgie voor een morgendienst

Votum en groet

Lied 457

Gezang 1:1

Gesproken Geboden 1-4

Gezongen Geboden 5-10 in beurtzang

Gezang 1:7-13

Gebed

Lezen: 1 Korinte 12:1-14

Zingen: Lied 92

Lezen 1 Korinte 14:23-33

Preek over 1 Korinte 12:11

Gebed

Psalm 149:1,2

Voorbeden

Collecte

Psalm 118:1,8,9,10