Preek over 2 Korinte 4 vers
7
Maar we hebben deze schat
in aarden vaten,
opdat de kracht, die
alles te boven gaat,
van God is en niet van
ons.
Gemeente van de Here Jezus
Christus,
Soms is het nodig om weer
eens tegen elkaar te zeggen waar het nu eigenlijk allemaal om gaat in de kerk.
Wat is de kern? Wat moet er centraal staan? Want dat vergeet je in de drukte
van alledag en in de drukte van het kerkelijke leven maar al te gemakkelijk. En
ook als ambtsdrager kun je door de drukte van het werk dat alsmaar doorgaat
jezelf wel eens een beetje kwijtraken en de kern uit het oog verliezen.
In deze preek zullen we
samen delen, voor het aangezicht van God, waar het om gaat in de gemeente van
Christus en dus ook in onze gemeente. We doen dat aan de hand van drie
trefwoorden:
het vat
En het is niet zo moeilijk
om daar 2 Korinte 4 vers 7 in te herkennen: ‘Maar we hebben deze schat
in aarden vaten opdat de kracht, die alles te boven gaat, van God
is en niet van ons.’ De preek heeft dus drie delen: een over De Schat, een over
het vat en een over De Kracht.
Jongens
en meisjes, jullie weten wel wat een schat is. Dan zie je denk ik een een mooie
houten kist voor je, het deksel is open, en er zitten allemaal goud en
diamanten en parels in, en dat heb je dan zo in je handen: ‘ik ben rijk! ik ben
rijk!’ Een schat dat is iets heel kostbaars en moois. En je hebt er alles voor
over. Je wilt er heel veel moeite voor doen. Misschien kennen jullie ook wel
die gelijkenis van de Here Jezus (Matteüs 13:44). Het gaat over een man die op
een akker aan het werk is. Hij is aan het graven. En opeens stoot hij met zijn
schep op iets hards. Raad eens wat hij dan vindt. Een schat! Hij is geweldig
blij: die schat die wil hij hebben! En hij gaat al z’n spullen verkopen zodat
hij die akker kan kopen. Want hij heeft alles over voor de schat in die akker.
En ik ga het nu in de preek
hebben over een schat. En ik ga vertellen dat dat de Here Jezus is. Ik hoop dat
jullie vader en moeder dat ook wel eens tegen elkaar zeggen, omdat ze van
elkaar houden: ‘je bent een schat!’ Nou, in de preek gaat het over Christus die
een schat is. En als je straks thuiskomt, vraag dan maar aan je vader of moeder:
‘Vertel me nog eens: wat is die schat nou?’
* * *
Ja, wat is die schat nou,
waarover Paulus het heeft? Zo’n schat waar je alles voor over hebt omdat het zo
ongelooflijk kostbaar is. Zo’n schat die je dolgraag wilt hebben omdat
het zo kostelijk is. Als je dan luistert naar wat Paulus vertelt in 2
Korinte 4 dan zou je in eerste instantie kunnen zeggen: dat is het evangelie.
Het evangelie is de schat, en de verkondiger is het vat. Maar dat is nog niet
precies genoeg. Je zou ook kunnen zeggen: die schat is de verkondiging van
het evangelie. De verkondiging van het evangelie is aan Paulus toevertrouwt,
en hijzelf is het aarden vat. Is ook nog niet precies genoeg. Natuurlijk is de
verkondiging van het evangelie, het gegeven dat de een mens geroepen is om
woorden als van God te spreken, iets geweldig kostbaars. Maar het is nog niet
de schat.
Die schat, broeders en zusters,
die schat dat is Christus. Het gaat niet om iets, maar om Iemand. Christus is
de schat. Jezus, de Zoon van God die mens werd. Onze Verlosser en Heer, Hij
wordt genoemd: de Schat. Want Christus is het allerkostbaarse wat er is.
Christus is het kostelijkste wat je kan overkomen. Christus is de Schat van
God. Ja, ook dat: God heeft wat Hem het allerliefste en het allerkostbaarste
was, weggegeven aan de wereld, aan de mensen. Ongelooflijk, maar waar. Zegt u
dat wat? Doet u dat wat? Christus is de kostbaarste en kostelijkste schat die
je maar kunt bedenken.
* * *
En daar wil ik nu nog wat
meer over zeggen. Want over Christus raak je nooit uitgepraat. Paulus wijdt aan
Hem ook zijn mooiste woorden. Want we kunnen nog iets preciezer onder woorden
brengen wat de schat is: Jezus Christus in zijn heerlijkheid. Kijk maar in vers
4 van hoofdstuk 4. Daar gaat het over ‘het schijnsel van het evangelie van de
heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is.’ Het schijnsel (ziet u het
stralen?) van het evangelie (een geweldig blijde boodschap) van de heerlijkheid
(ziet u de schoonheid van Jezus?) van Christus, die het beeld van God is.
Paulus wil maar zeggen: als je God wilt zien, als je God wilt kennen en
beminnen, kijk dan naar zijn Zoon, want in Hem zie je alle heerlijkheid van
God.
En als u ook nog even
meekijkt in vers 6, daar gaat het ook weer over ‘licht dat schijnt, om ons te
verlichten met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van
Christus.’ Paulus denkt hier terug aan de enorm ingrijpende en aangrijpende
gebeurtenis bij Damascus. Daar omstraalde hem plotseling een licht, het licht
van Gods heerlijkheid, het licht van Christus.
Ja, en nu is dat woord
‘heerlijkheid’ een paar keer gevallen. Maar kunt u zich daar wat bij
voorstellen? Want dat moeten we wel proberen. Dat is niet maar een bijbels begrip,
dat we moeten proberen te definiëren. Heerlijkheid is iets dat je moet
ondergaan, heerlijkheid vraagt om bewondering en aanbidding.
Het is
als met een prachtige zonsondergang bijvoorbeeld. Hebt u vast wel eens meegemaakt.
Aan het strand. Wat later op de avond, het is stil, je hoort de zee ruisen, en
langzaam zakt de zon weg in de zee die rood kleurt, en de horizon kleurt rood,
het licht wordt heel anders, en je zegt: ‘Wat is dat toch mooi. Wat is dat toch
indrukwekkend.’ Of je staat op de top van een berg. Je bent er moeizaam tegenop
geklauterd, maar dan sta je daar op de top, en je hebt zo’n geweldig mooi
uitzicht, zo ver en wijds. Je kijkt je ogen uit. En je ondergaat iets van de
heerlijkheid van Gods schepping. De woorden van Psalm 19 gaan klinken in je
hart: ‘de hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk van
zijn handen’. Of je denkt aan Psalm 148: ‘Looft de Here op de aarde, gij bergen
en alle heuvelen.’ Ja, we kunnen enorm onder de indruk zijn van de heerlijkheid
van God in de schepping.
Heerlijkheid is iets wat je
moet ondergaan, heerlijkheid vraagt om bewondering en aanbidding. Heerlijkheid,
dat is het meest mooie, het meest schitterende, het meest stralende wat je je kunt
voorstellen. En nu het verrassende: de heerlijkheid van Christus is veel en
veel groter dan het allermooiste natuurverschijnsel. We hebben allemaal wel
eens met een open mond staan kijken naar een prachtig iets in de natuur. Staan
we ook wel eens met open mond naar Christus te kijken? Hij is de heerlijkheid
van God. Als je God wilt leren kennen in zijn schitterende uitstraling, in zijn
heilige indrukwekkendheid, dan moet je naar Christus kijken. Hij is het beeld
van God. Gods heerlijkheid zien we in het aangezicht van Christus.
Dat is dus de Schat: Jezus
Christus in zijn heerlijkheid, het allermooiste, allerschitterendste,
allerlichtste wat je je kunt voorstellen. Het licht der wereld. Het licht van
je leven. De Schat van je leven. De Liefde van je leven. Dat is Christus, Gods
grootste schat.
* * *
En dan gaan we nog een
stapje verder. Want we vragen ons af: waar gaat het nu om in de kerk? Wat is de
kern? En waar gaat het dus ook om in de prediking? Het gaat om Christus in zijn
heerlijkheid. Elke preek zou je verwonderd moeten laten staan over die
schitterende uitstraling van Christus, van het licht van de wereld dat ook
schijnt in je hart als je Hem door geloof aanneemt. Preken is: die geweldige
Schat laten zien. Daar gaat het in de preken om: om Jezus Christus, die Heer
is.
In hoofdstuk 4 vers 5 staat
het heel erg duidelijk: ‘Wij prediken niet onszelf, maar Jezus Christus als
Here, en onszelf als dienaren.’ Dat is in het kort Paulus’ missie en Paulus’
passie: ‘Jezus Christus preken als Heer’. Preken is laten zien, preken is uitroepen
dat het werkelijk verschil maakt als je Christus erkent als Verlosser en Heer
van je leven. Want in Christus vind je alles: wijsheid, gerechtigheid,
heiligheid, verlossing. In Christus alleen vind je rust en toekomst en leven
dat sterker is dan de dood. Alleen in Christus! En dat maakt verschil voor je
leven. Als je Christus kent als je Schat, zul je het kunnen opbrengen om de
minste te zijn als dat van je wordt gevraagd. Als je Christus kent als je
Verlosser, dan ben je bereid om het kwaad dat een broeder of zuster je heeft
aangedaan te vergeven, omdat Christus ook voor jouw zonden aan het kruis is gestorven.
Als je Christus kent als je Heer, dan laat je je bij alle keuzes die je moet maken
in je leven leiden door de vraag: ‘Wat vraagt Jezus van mij?’ Christus kennen
maakt dus verschil.
En als u
ook even meekijkt naar vers 15 en 16 van hoofdstuk 2. Daar gebruikt Paulus ook
een heel verrassend beeld voor de prediking. Preken is: ‘de geur van Christus
verspreiden.’ Dat is weer zo’n woord dat verder gaat dan het verstandelijke.
Het gaat er niet alleen om dat we met ons verstand weten wie Christus is (dat óók!),
maar vooral ook dat we zijn geur opsnuiven. Stel je eens iemand voor die in een
parfumerie werk. Ze gaat ’s na haar werk lopend naar huis, en iedereen ruikt
haar: ‘Die werkt zeker in een parfumerie.’ Preken, dat betekent voor een
predikant eigenlijk: de hele dag in de nabijheid van Jezus leven, zodat je als
je preekt, de geur van Christus verspreidt. En als u als gemeente die Naam van
Christus hoort, dat u dan, om zo te zeggen denkt: ‘Wat ruikt dat lekker.’ Als
je deze tekst in een Engelse vertaling leest, kom je daar het woord ‘aroma’
tegen. Als er gepreekt wordt, dan moet het aroma van Christus je tegemoet
komen. Het aroma van Christus, dat is een geur waar je nooit genoeg van krijgt.
Een heerlijke geur voor wie gered worden: ‘vertel me maar over Jezus, ik krijg
er nooit genoeg van, ik wil altijd maar weer meer over Hem horen; ja, vertel me
ook maar steeds weer hetzelfde, want ik vergeet het zo vaak; vertel me hoe mooi
Christus is, hoe liefdevol, hoe zachtmoedig, hoe heilig Hij is!’ En ik hoop van
harte dat u daar als gemeente ook naar verlangt, en dat we samen mogen groeien
in dat verlangen. Christus leren kennen en beminnen in al zijn heerlijkheid!
Maar, er bestaat ook de
andere kant. Er zijn ook mensen voor wie de heerlijkheid van Christus een
ergernis is, waar ze zich aan stoten. ‘Een doodsgeur ten dode.’ Het stinkt.
Ligt dat aan Christus? Nee! Zijn heerlijkheid gaat alles te boven. Ligt dat aan
de verkondiging? Als het werkelijk verkondiging is van Christus, nee! Het kan natuurlijk
wel aan de verkondiging liggen, aan de preek. Als daarin de heerlijkheid van
Christus niet wordt aangeprezen, dan wordt de geur van Christus ook niet
verspreid. Of die geur komt dan in elk geval niet goed door.
Maar als je iets ervaart van
een doodsgeur ten dode, als je je ergert aan de heerlijke naam van Christus,
als je op Hem uitgekeken bent of als je nog niet eens werkelijk begonnen bent
met kijken, dan ligt dat aan je zondige hart. Dan ligt dat aan een onbekeerd
hart. Als je zelf nog op de troon van je leven zit en als je daar ook niet van
af wilt komen, dan haat je Christus, want Hij wil op de troon van je leven
zitten. Laat u dan toch met God verzoenen. En luister naar de nodigende stem
van Christus: ‘Kom tot Mij.’
Christus
in zijn heerlijkheid, dat is onze Schat, en die Schat komt in de prediking naar
ons toe. Preken is, met de woorden van hoofdstuk 3 vers 18: ‘De heerlijkheid
van de Here weerspiegelen.’ En weet u, die heerlijkheid is groter dan die onder
het Oude Testament. We zijn wel eens jaloers
op de heerlijkheid die Mozes zag. ‘Doe mij toch uw heerlijkheid zien’, vroeg
hij aan God (Exodus 33 vers 18). En wat maakte Mozes toen iets indrukwekkends
mee! Maar wij zien nog iets veel mooiers, als we dat tenminste willen. Want,
zegt Paulus, de bediening van de Geest (het Nieuwe Testament) is veel
heerlijker, veel mooier, veel indrukwekkender, veel stralender dan de
heerlijkheid onder het Oude Testament! Christus’ heerlijkheid gaat alles te
boven. Dat is zo mooi. En wij mogen ernaarkijken. Dat is een geweldig kostbare
en kostelijke Schat. Christus. Om Hem gaat het in de prediking en in heel ons
gemeenteleven. Het gaat om Jezus. Wordt u warm van die Naam? Doet het u iets?
Is Hij echt uw Weg, uw Waarheid en uw Leven? Is die naam voor u als een
heerlijke geur? Probeert u het zich ook steeds meer voor te stellen: die
heerlijkheid van Christus, dat schijnsel, dat licht, mooier en stralender dan
de zon. Is Christus uw Schat? Zeg het maar in uw hart: ‘Christus, wat bent u
eindeloos mooi! Ik wil helemaal vol zijn van U. Geef dat toch, door uw Geest.’
* * *
Dat was het eerste onderdeel
van de preek.Wij hebben een SCHAT. En nu moet het gaan over de aarden
vaten. Dit tweede onderdeel van de preek begin ik met een verhaal. Het gaat
over een man die een grote hobby heeft: goud zoeken. In zijn vakanties gaat hij
altijd naar plekken toe waar goud te vinden is. En hij zoekt en hij zoekt, en
in de aarde vindt hij soms ook. Kleine stukjes zijn het vaak. Maar op een dag
vindt hij een echt wat groter brokje goud, een stukje dat er echt mag zijn. Hij
is er verschrikkelijk trots op. Thuisgekomen wil hij het aan al zijn vrienden
laten zien. Hij koopt een prachtige vitrine, heel mooi en duur ook. Maar zijn
brokje goud is het meer dan waard! En dan komen zijn vrienden om te kijken naar
zijn nieuwste vondst. En weet u wat ze allemaal zeggen? ‘Wat is dat een
prachtige vitrine!’ … Die man baalt natuurlijk vreselijk en komt zo tot
de ontdekking dat hij veel te veel aandacht heeft besteed aan de vitrine.
Daardoor werd de aandacht van zijn vrienden afgeleid. Ze bewonderden niet het
goud maar de vitrine. Snel verving hij die prachtige vitrine door een onooglijk
sigarendoosje.
In dit verhaal zit voor ons
allemaal een heel belangrijke geestelijke les. Dezelfde les die God ons leert
in 2 Korintiërs 4 vers 7: ‘wij hebben de schat in aarden vaten.’ Waarom aarden
vaten, onooglijk om te zien? Zodat de aandacht daarvan wordt afgeleid naar waar
het werkelijk om gaat: om de Schat, Jezus Christus!
Ja, en dat vinden we vaak
moeilijk. We willen soms helemaal geen aarden vat zijn. Je wilt graag wat
voorstellen. Je wilt er toe doen. Je wilt je graag sterk maken, ook in de kerk.
En dan kan dat beeld van het ‘aarden vat’ je ergeren. Eerlijk gezegd heb ik
daar lange tijd last van gehad. Ik vond het een ergerlijk beeld. Want ik had de
indruk dat er bedoeld werd: ‘het moet in de kerk allemaal maar gewoon middelmatigheid
zijn wat de klok slaat; maak je niet druk, doe gewoon, we zijn maar aarden
vaten.’ Maar dan gaat er dus iets fout: dan raken we gefocussed op onszelf.
‘Hoe gewoner, hoe middelmatiger, hoe beter.’ Maar dan zitten we dus nog steeds
niet naar het goud te kijken. Dan zitten we te kijken naar dat onooglijke
sigarendoosje. En dan is onze aandacht dus opnieuw afgeleid. ‘Ooh, wat is dat
een mooi onooglijk sigarendoosje!’
En dat is wat er veel
gebeurt in de kerk. Dat we naar elkaar lopen te kijken, allemaal onooglijke
sigarendoosjes, in plaats van dat we samen kijken naar het goud: Jezus
Christus. En de geestelijke les die we samen moeten leren aan de hand van dat
beeld van de aarden vaten zou ik zo willen samenvatten:
we
zijn breekbaar,
en
toch bruikbaar!
Breekbaar zijn we. Zwakke mensen. Uit stof genomen. En we keren
ook weer tot stof. Breekbaar zijn we. Paulus kan ervan meepraten: ‘in de druk,
om raad verlegen, vervolgd, ter aarde geworpen, te allen tijd het sterven van
Jezus in het lichaam omdragende.’ Eén en al breekbaarheid. Ook omdat we na de
zondeval leven. En daarom vallen we ook altijd wel een keer tegen. Want we zijn
allemaal mensen die tot in het diepst van ons bestaan zijn aangeraakt door de
zonde. Aardewerk zijn we. Kwetsbaar, vergankelijk, breekbaar. Mensen vallen
altijd tegen. En ik zeg er direct bij: Christus valt nooit tegen! Het vat wel,
de Schat niet. Christus, die Sterke God, heeft Zichzelf wel laten breken aan
het kruishout, voor onze zonden. Een gebroken Man van Smarten. Maar juist in
die zwakheid van Christus werd Gods kracht volbracht. Nog een keer: een aarden
vat valt altijd tegen. Maar Christus is een Schat die nooit tegenvalt.
En dat
beeld van het aarden vat brengt ons zo ook bij de kernvraag die Paulus ook
stelt en die speciaal voor ambtsdragers bestemd is: ‘Wie is tot zulk een taak bekwaam?’
(2:16) Niemand dus. Dat zegt Paulus dan ook: ‘Wij zijn zelf niet bekwaam’
(3:5). Nee! Want wat is Paulus? Wat is Apollos? Wat is Timoteüs? Wat zijn de
ambtsdragers van de kerk van Beverwijk? Broeders en zusters, staar u niet blind
op de boodschapper, maar open uw ogen voor de Boodschap van de heerlijkheid van
Christus.
Aarden vaten dus.
Breekbaar. En toch bruikbaar! Hoe kwetsbaar een aarden vat ook is, het
kan een schat in zich bergen. En zo wil God het ook. God roept ambtsdragers
niet omdat ze bruikbaar zijn, want ze zijn breekbaar. Maar God maakt je
bruikbaar, ondanks al je menselijkheid. Er staat hier op de kansel geen engel.
God kiest voor mensen die het evangelie doorgeven. Er zitten in de
kerkenraadsbank geen halfgoden. God roept mensen om geestelijk leiding
te geven aan zijn gemeente. En wanneer ben je bruikbaar? Niet als je allerlei
kwaliteiten hebt. Niet omdat je populair bent. Niet als je voldoet aan allerlei
uiteenlopende verwachtingen die gemeenteleden van je hebben. Je bent bruikbaar
als je een vat bent met een schat. Je bent bruikbaar als Christus in je woont.
Je bent bruikbaar als je met hart en ziel verknocht bent aan Jezus, als je Hem
erkent en bewondert als de Verlosser en Heer van je leven, als het licht van de
heerlijkheid van Christus schijnt in je hart. Dan blijf je breekbaar, maar in
Hem ben je bruikbaar.
Het ambt, en dat houd ik
mezelf en mijn medebroeders vandaag voor, en ook u als gemeente, het ambt is bedoeld
om iets van Christus te laten zien. Nog een keer (de uitspraak is van ds. B.
Luiten): ‘Het ambt is bedoeld om iets van Christus te laten zien.’ Het is mijn
diepe wens en aanhoudende gebed, dat dat waarheid mag zijn in mijn leven en in
het leven van alle ambtsdragers die God roept.
* * *
Dit tweede deel van de preek
eindig ik met een gedicht. Het hoort bij een schilderij waarop een aantal aardewerken
potten en schalen staan. Sommige zijn
helemaal gescheurd en gebarsten. Maar in deze gebarsten potten en schalen
liggen gouden munten te glanzen. Daaronder staan deze woorden:
munten van louter goud
ik draag je in de aarden
vaten
van mijn gebroken zwak
bestaan
God heeft dit goud
mij ondanks alles
toevertrouwd
* * *
3. DE KRACHT
We komen
nu bij het laatste deel van de preek. Daar staat het woord ‘kracht’ boven. DE
SCHAT, het vat, DE KRACHT. Het gaat in alles om de kracht van God die alles te
boven gaat.
Wij
staren ons vaak blind op zwakheid van mensen. Misschien dat we ook wel eens
Gods kracht wegstrepen tegen onze zwakheid zodat je per saldo weinig tot niets
over houdt. Niets meer dan middelmatigheid, dan kleingeloof, dat veel weet te
spreken over menselijke zwakte, maar weinig over Goddelijke kracht.
Gemeente
van Christus, Gods kracht gaat alles te boven! Echt alles. Hoe groot denken we
van Gods kracht? Dat is een vraag die we ons moeten stellen. Hoe groot denken
we van Gods kracht? Geloven we dat zijn kracht echt alles te boven gaat? Staan
we ook als gemeente open voor de krachtige werking van Gods Geest in ons
midden?
Het woord
dat Paulus hier gebruikt en dat vertaald wordt met ‘die alles te boven gaat’,
komen we ook tegen in Efeziërs 3 vers 19. Daar gaat het over ‘het kennen van de
liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat wij vervuld worden tot
alle volheid Gods’. Christus’ liefde gaat alles te boven. Daar kunnen we niet
bij. We kunnen maar één ding: ons mateloos verwonderen over die liefde en die
liefde ook mateloos bewonderen, omdat daarin het licht van Christus’
heerlijkheid straalt.
En zo is
het ook met de kracht van God. Die is mateloos! Dieper dan de diepste zee.
Hoger dan de hoogste berg. Lichter dan de zon. Mateloos groot is de kracht van
God.
En die
kracht van God werkt in de gemeente van God. En we kunnen misschien nog iets
preciezer zeggen wat die kracht van God is. Het is de Heilige Geest van
Christus. Die Geest wordt wel genoemd: ‘Kracht uit de hoge’. Christus wordt
genoemd: ‘De Kracht Gods en de Wijsheid Gods.’ Ja, de Heilige Geest van
Christus is krachtig aanwezig in de nieuwtestamentische gemeente. Veel
krachtiger dan onder het oude verbond. Daar heeft Paulus het ook over in
hoofdstuk 3. ‘Als het verdwijnende (het oude verbond) met heerlijkheid gepaard
ging, veel meer is dan het blijvende (het nieuwe verbond) in heerlijkheid’
(vers 11). De bedekking is weggenomen! ‘Wij allen, die de heerlijkheid van de
Here weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid,
door de Here, die Geest is’ (vers 18)
Geloven
we dat? Geloven we dat de kracht en de heerlijkheid van God en Jezus alles te
boven gaat? Broeders en zusters, er is alle reden om aan te nemen dat God ongelooflijk
krachtig wil werken door de Geest van Christus. En iets daarvan wordt zichtbaar
als we ons mateloos verbazen over de onuitsprekelijk liefde van Christus en als
we zijn stralende heerlijkheid vanuit het diepst van ons wezen bewonderen en
aanbidden. Dat wens ik ons allemaal toe: dat we groeien in de aanbidding van
Christus, Hij is Gods heerlijkheid. Dat we groeien, niet in eigen kracht, maar
in de kracht van God, dat is in de Heilige Geest. Verlangt u daar ook naar?
* * *
Ik ga afronden. We gaan
straks weer naar huis. Praat thuis nu niet over aarden vaten. Maar verwonder u
samen over DE SCHAT: Christus, Hij valt nooit tegen! Oefen u in het vrijmoedig
spreken over Christus, de kracht en de wijsheid van God. Dat is niet
gemakkelijk. Maar het kan wel. Want de Geest is aan ons gegeven. En hoe kunt u
dat nou concreet doen? Lees nog eens samen 2 Korinte 4 vers 1 tot 15. En zoek
in die woorden naar Christus. Kijk naar Hem, die zo liefdevol is, zo krachtig
en machtig en prachtig, zo vol van genade en waarheid, zo nabij en zo verheven,
zo ontzagwekkend, zo eindeloos het beeld van zijn en onze Vader in de hemel.
Broeders en zusters, laten
we vol verlangen bidden dat Christus steeds meer in onze harten woont.
Hij is de Schat die altijd weer kostbaarder is dan we hadden gedacht. Geprezen
zij zijn Naam!
Amen.
Liturgie morgendienst
Psalm 119:3,5
Schuldbelijdenis
Psalm 119:8,11
Genadeverkondiging
Psalm 119:22,24
De Tien Woorden
Psalm 119:40,49
Gebed om licht
Lezen: 2 Korinte 2:14-4:15
Psalm 27:7
Preek: 2 Korinte 4:7
Lied 95
Dankzegging en voorbeden
Collecte
Lied 434:1,2,5
Liturgie middagdienst
Lied 328
Gebed
Psalm 27:3
Lezen: 2 Korinte 2:14-4:15
Psalm 27:7
Preek over 2 Korinte 4:7
Lied 95
Gezang 4
Dankzegging en voorbeden
Collecte
Psalm 33:1,8