"Toen Hij dan hun voeten gewassen had en zijn klederen aangedaan en weder plaats genomen had, zeide Hij tot hen: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb."
Gemeente van de Christus,
Het is de omgekeerde wereld.
Alle verhoudingen zijn zoek.
Het is absurd en onbegrijpelijk.
Maar het gebeurt:
Jezus gaat op de knieën voor zondaren.
Want dat is het wat er gebeurt in het evangelieverhaal waar we vanmorgen samen naar luisteren.
Christus gaat op de knieën voor zondaars.
Als je dat eens op je in laat werken...
We zijn er in de kerk aan gewend om te zeggen dat wij op de knieën moeten voor Christus. Om Hem te dienen. Op de knieën om onze liefde voor Hem uit te drukken. En nu gebeurt er precies het tegenovergestelde.
Jezus gaat op de knieën voor zondaren.
Het is absurd en onbegrijpelijk.
* * *
Ach ja, we denken dat we het verhaal wel zo’n beetje kennen: Jezus wast de voeten van zijn discipelen. Petrus springt weer eens uit de band, die man van uitersten. Het ene moment is het niks: ‘Here Jezus, van z’n lang zal die leven zult U mijn voeten niet wassen.’ En nog geen halve minuut later is het alles: ‘niet alleen mijn voeten, ook mijn handen en mijn hoofd.’ En je glimlacht een beetje. Die Petrus toch. En Jezus maakt na Petrus het rijtje af. Twaalf maal twee voeten. Vierentwintig voeten dus. Het zal wel even geduurd hebben. Oh ja, en wij moeten hetzelfde doen: ‘gelovigen horen elkaar in liefde te dienen.’ Dat is mooi. Dat is mooi gezegd… Dat is het verhaal van de voetwassing. En je gaat weer over tot de orde van de dag.
* * *
Maar, ik weet niet of u het bij uzelf ook herkent. Ik zie het bij mezelf in elk geval wel. Ik heb over het algemeen helemaal niet zoveel zin om een ander de voeten te wassen. Weet u waarin ik wel heel vaak zin heb? Ik heb heel vaak zin om de ander de oren te wassen. Ik heb heel vaak zin om iemand eens goed in te peperen wat hij of zij fout heeft gedaan. Om iemand eens hevig de waarheid te zeggen, en dan niet met als doel de waarheid te zeggen, maar om mijn gram te halen. In je hoofd steek je dan al hele betogen af: ‘ik ga het zo en zo zeggen, en ze moeten niet denken dat ze er deze keer zo gemakkelijk van af komen, want nu zijn ze echt te ver gegaan. Ik laat níet over me heen lopen. Buigen zullen ze en anders laat ik ze barsten. Dan is het voorbij. Want als het zo moet dan hoeft het voor mij niet meer.’
Ik hoop dat u het een beetje herkent. Die boosheid die maar zo in je hart huist. Die onwil om een ander te dienen. Ook die ander in de kerk die jou het leven zuur maakt. Die – je bent er heilig van overtuigd – die jou voortdurend de voet probeert dwars te zetten. In je hoofd en in je hart noem je hem of haar je tegenstander.
En dan is de geschiedenis van de voetwassing zo confronterend en zo ontdekkend. Want weet u wie er tussen die twaalf discipelen ook een plaats heeft? Judas. U weet wel, de man die Jezus zal verraden. En ook Jezus weet het. Johannes zegt het er heel nadrukkelijk bij: ‘Want Jezus wist wie Hem verraden zou.’ Jezus wast de voeten van zijn discipelen. En Hij wast ook de voeten van zijn vijand, zijn verrader, zijn tegenstander: Judas Simonszoon Iskariot. Onbegrijpelijk. Ja, het is überhaupt onbegrijpelijk wat Jezus hier doet. En daarom vraagt het Hij ook aan zijn discipelen, en Hij vraagt het ook aan ons allemaal: ‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb?’ ja Jezus vraagt aan u: ‘Hebt u echt door wat Ik hier doe?’
Jezus laat zien wat het toppunt van liefde is: de ander de voeten wassen.
* * *
Laten we ons eerst de situatie eens voorstellen. Het Paasfeest komt eraan. In heel het Johannes-evangelie zie je dat daar naartoe wordt verteld. Want op het Paasfeest gaat het gebeuren. De joodse leiders wilden het wel graag voorkomen dat juist op het moment dat er zoveel mensen in Jeruzalem waren voor het feest, dat juist dan Jezus gevangen zou worden genomen. Dat zou veel te veel opschudding geven. Maar ze hebben het niet kunnen tegenhouden. Want je kunt Gods plan niet tegenhouden.
Zo schrijft Johannes ook al aan het begin van hoofdstuk 12: ‘Jezus kwam zes dagen vóór het Pascha in Betanië’. Pasen is steeds in beeld bij Johannes. En er gebeurt op die zesde dag vóór het Paasfeest ook iets waar voeten in het spel zijn. Nu zijn het niet de voeten van de discipelen die door Jezus worden gewassen. Nee, het zijn Jezus’ eigen voeten die door Maria worden gezalfd. Met kostbare nardusmirre. En Maria droogt de voeten van Jezus af met haar haar. Het is een voorspel van wat er gebeuren gaat op het Paasfeest.
En de Here Jezus Christus zelf weet heel goed hoe laat het is. Zijn uur is gekomen om uit de wereld weg te gaan en terug te keren naar zijn vader in de hemel. Het verhaal van de voetwassing vindt dus niet op zomaar een willekeurig tijdstip plaats. Nee, het wordt door Johannes heel duidelijk neergezet als het begin van Jezus’ einde. Het kruis komt in zicht. Het kruis van Gods liefde in Christus. En die liefde die maakt Jezus zichtbaar aan tafel. Op donderdagavond. De donderdag voor Goede Vrijdag. De donderdag voor de dag van de dood van Gods Zoon.
En Jezus houdt met zijn discipelen een maaltijd. Een feestelijke maaltijd die tegelijk een afscheidsmaaltijd is. En alles staat in het teken van dat afscheid. Heel de hoofdstukken 13 tot 17 van Johannes worden daardoor beheerst. Een afscheidsdaad: de voetwassing (Johannes 13). Afscheidswoorden: de gesprekken die gevoerd worden aan tafel (Johannes 14-16). Een afscheidsgebed: het hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17.
Ja, Jezus weet hoe laat het is. Het is tijd om uit de wereld te gaan. Maar nu is Hij nog in de wereld. In de wereld waarin zijn discipelen achter zullen blijven. En in die wereld laat Hij zien dat Hij hen liefheeft tot het uiterste. Dat staat in vers 1. Vers 1 vormt eigenlijk de inleiding van alles wat nu nog komt. Alles wat verder wordt beschreven staat onder het voorteken van de liefde van Christus voor de zijnen tot het uiterste. ‘Jezus heeft de zijnen liefgehad tot het einde.’ En dat betekende voor Hem concreet: een bittere dood om de zijnen te bevrijden van de zonde.
Alles staat op scherp. Jezus is bij de maaltijd, maar de duivel is er ook. Een grotere tegenstelling is niet denkbaar: Jezus die liefheeft tot het einde, en de duivel die haat tot het einde. En de duivel heeft al een discipel gemaakt: Judas Simonszoon Iskariot. Zijn naam wordt voluit geschreven, want hij zal de geschiedenisboekjes ingaan als de verrader van de Heiland. Straks zal Jezus hem ontmaskeren. Door middel van een stukje brood. ‘Judas, ga nu maar, en doe wat je doen moet, maar doe het met spoed.’ Maar nu is Judas er nog bij. Ook hem heeft Jezus liefgehad tot het einde.
Zo valt er over de feestelijk tafel al de schaduw van het kruis. Het kruis van Gods liefde voor een verloren wereld.
* * *
En dan gebeurt het onbegrijpelijke. Het moment waarop het gebeurt is niet helemaal duidelijk. Moest de maaltijd nog beginnen? Of was de maaltijd al een tijdje aan de gang? Gebeurde het misschien direct na die ruzie tussen de discipelen waar Johannes niet over vertelt, maar waar Lukas wel over schrijft in Lukas 22:24-27. Ik lees dat stukje even voor:
Er ontstond ook onenigheid onder de discipelen over de vraag, wie van hen als de eerste moest gelden. Jezus zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd. Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar. Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw midden als dienaar.
Het zou heel goed kunnen dat Jezus op dat moment van de tafel opstaat om de daad bij het Woord te voegen: ‘Ik ben in uw midden als dienaar’.
Ja, Jezus staat op van de tafel. Alle discipelen liggen aan tafel aan en Jezus gaat staan. Hij trekt zijn bovenkleed uit. Hij doet een eenvoudig linnen schort om. Hij giet water in een kom die klaarstaat. En Hij knielt neer op de grond. Eén voor één krijgen de discipelen een beurt, twaalf keer twee voeten: Jezus giet wat water uit en Hij droogt de voeten af met het werkschort dat Hij aan heeft…
Het is ronduit gênant wat hier gebeurt. Om je dood te schamen. Het lijkt een beetje op de volgende situatie die zich bijvoorbeeld op school zou kunnen voordoen. Het is een enorme puinhoop in de klas. Overal propjes papier op de grond en andere rommel. En de meester vraagt vriendelijk aan de kinderen: ‘willen jullie het opruimen?’ Niemand antwoord. Ja, een paar zeggen er: ‘mooi niet, want dat hebben anderen gedaan, en ik ga echt de rommel van een ander niet opruimen.’ Nee, daar heeft niemand zin in, de rommel van een ander opruimen. En wat doet de meester? Hij knielt neer op de grond, en op z’n knieën gaat hij het hele lokaal door om alle papiertjes en stukjes kauwgom en weet ik veel wat er wel niet allemaal op de grond van een klaslokaal kan liggen op te ruimen. De meester van de klas op z’n knieën op de grond. En de kinderen kijken toe. De één een beetje beschaamd. En de ander kan straks op het schoolplein of thuis een mooi verhaal vertellen: ‘weet je wat de meester deed? hij ging de rommel opruimen die wij hadden gemaakt! Lag op z’n knieën op de vloer! Die is gek!’
* * *
Ja, misschien dat wij dat in ons hart stiekem ook wel denken. Jezus knielt voor zondaren neer op de grond om hen de voeten te wassen. ‘Belachelijk! Dat Hij zich daartoe verlaagt! Dat Hij het werk van een slaaf doet!’ Want dat is nou precies waar het in dat voeten wassen om draait. Dat was het werk van een slaaf. Het werk waar gewone mensen hun neus voor ophalen. Dat is iedereen te min. Maar Jezus doet het. Hij doet zijn kleren uit om zich te kleden als een slaaf: alleen maar een schort voor. Het is een beeld van de heerlijkheid van Christus die Hij op aarde aflegt, om er een slaaf te zijn, om te dienen, om te sterven voor zondaars. En zoals Jezus nu alleen maar een linnen schort aan heeft, zo zal Hij straks in het graf alleen maar gehuld zijn in een linnen lijkwade. Jezus vernedert Zich tot het uiterste. Het Woord, het heilige, het hoge, het hemelse Woord, is vlees geworden. Aards tot en met. Zwak tot en met. Dienstbaar tot en met.
En wat zullen de discipelen gedacht hebben. Het kan haast niet anders of ze hebben met ontzetting toegekeken. Ze waren er verlegen mee. Ja, geschokt: hun Meester een dienaar, hun Heer een sloofje in slavenkostuum. En Petrus verwoordt die geschoktheid: ‘Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid!’ Want wat Jezus aan het doen is dat staat zo volkomen haaks op hoe Petrus Hem heeft leren zien. ‘Here’, had hij eens gezegd (Johannes 6:68-69), ‘Here, tot wie zullen wij heengaan? Wij hebben geloofd en erkend dat Gij zijt de Heilige Gods.’ Ja, de Heilige Gods ligt hier op z’n blote knieën op de grond. Hij doet het werk van een slaaf. Het werk waar iedereen z’n neus voor ophaalt.
En dat wil Petrus niet. Zó wil Hij Christus niet kennen. Of misschien moet je het nog wel wat scherper zeggen: zo’n Christus wil hij niet. Hij wil voorkomen dat Christus een dienstknecht wordt. Hij weigert de dienende liefde van Gods Zoon. En daarom reageert hij zo: ‘Here, van z’n lang zal die leven zult U mijn voeten niet wassen!’
Het antwoord van Jezus is buitengewoon helder en tegelijk buitengewoon schokkend. ‘Petrus, als Ik je voeten niet was, dan heb je geen deel aan Mij.’ Hetgeen vertaald wil zeggen: ‘Petrus, als je Mij niet accepteert zoals Ik me geef, heb je geen deel aan het Koninkrijk en zul je verloren gaan.’ Ja, zo scherp ligt het: als je weigert Christus te zien als een nederige Dienstknecht, die op z’n knieën gaat voor zondaars, dan is er geen plaats voor je in Gods Koninkrijk. En dat betekent dus dat we Christus in al zijn nederigheid en menselijkheid en zwakte en dienstbaarheid moeten erkennen als onze Verlosser. Misschien is ons dat wel te min. Zo’n Verlosser. Misschien hebben we het allemaal ook wel wat mooier opgepoetst, het evangelie van Christus’ lijden. Maar het is niet mooi. Het stuit tegen de borst: een Christus die op de knieën gaat voor zondaars om als een slaaf de voeten te wassen. Hij is de minste, de nederigste, de zwakste. Iemand om je neus voor op te halen. Maar alleen zó kan Hij onze Verlosser zijn. En als je Christus zó niet wilt, dan sta je buiten Zijn Koninkrijk.
* * *
Petrus schrikt ervan. Maar zijn reactie maakt duidelijk dat hij het toch niet begrijpt. Als Hij Jezus vraagt om dan ook z’n handen en z’n hoofd te wassen, dan lijkt hij te denken dat het gaat om de reiniging door de Here Jezus. Alleen als je schoongewassen wordt van je zonde, kun je behouden worden. Maar daar draait het hier niet om. Petrus en nog tien discipelen zijn al rein. Ze zijn rein vanwege het Woord dat ze van Jezus hebben gehoord en dat ze hebben aangenomen.
Nee, het gaat niet om het schoon worden, het gaat om het voeten wassen, want dat is bij uitstek het werk van een slaaf. Hier draait het om dit ene: Christus moet de minste zijn. En Christus wil ook de minste zijn. Heel bewust zet Hij zo de eerste stap op het laatste traject van het lijden. Als een dienaar. Als de minste. Liefhebbend tot het einde. Liefhebbend tot de dood.
* * *
En als alle vierentwintig voeten gewassen zijn, kleedt de Here Jezus zich aan en neemt Hij weer plaats. ‘Begrijpt U wat Ik u gedaan heb?’ Ik hoop dat u het begrijpt: Christus heeft laten zien dat Hij ons alleen kan verlossen door de Minste te zijn. Een Dienaar die liefdevol op de knieën gaat voor zondaars. Hij vernedert Zichzelf zodat God kan verhogen wie Christus als hun Verlosser aannemen. Dat heeft Christus gedaan.
Maar er is meer. En dat maakt Jezus ook heel helder. ‘Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb.’ We leren van de voetwassing dus niet alleen iets over Christus. We leren ook iets over onszelf. Of beter: Christus leert ons iets over onszelf en over wat belangrijk is in ons leven. Want de discipelen noemen Hem: Meester en Here. Dat betekent dus niet minder dan dit, dat ze zeggen: U bent onze Meester, en dus hebt U het voor het zeggen in ons leven. U bent onze Heer, en daarom zijn wij uw eigendom. En ook als wij zeggen: Meester of Heer, dan zeggen we daarmee: U hebt het voor het zeggen in ons leven; we gaan achter U aan; we willen U gehoorzaam zijn. Dat zijn dus geen vrijblijvende titels, geen vrijblijvende aanspreekvormen: Meester en Here. Als je werkelijk wilt zitten aan de voeten van Christus, dan moet je ook zijn voorbeeld volgen. Want we zijn niet meer dan Christus, zoals een slaaf niet meer is dan zijn Heer en zoals een gezant niet meer is dan zijn zender.
Christus kennen betekent tegelijk achter Christus aangaan. En als je Christus zondaars de voeten ziet wassen, dan is dat dus een oproep om hetzelfde te doen. ‘Was elkaar de voeten.’ Dat zegt Jezus tegen zijn discipelen. Dat zegt Jezus vanmorgen tegen ons allemaal.
En wat ís dat moeilijk. We hebben al snel het gevoel dat je dan een zwakkeling bent. Dat je gezichtsverlies lijdt. Dat je over je heen laat lopen. En het past ook helemaal niet in een cultuur waarin je toch vooral voor jezelf op moet komen, waarin je assertief moet zijn, waarin je vooral wordt geleerd om op je strepen moet staan. Maar Christus leert ons iets heel anders. Niet op je strepen staan, maar achter Christus aan. Niet de sterkste willen zijn, maar zwak durven zijn. Christus zal het zegenen.
Misschien is er in uw leven op het moment wel een heel concrete situatie waarvoor dit allemaal geldt. Er is iemand waarvan je zegt: die zit me nu altijd dwars. Iemand die u ervaart als uw tegenstander. En wat zou u hem graag eens de oren wassen. De huid vol schelden. Ongezouten de waarheid zeggen. Misschien is daar zelfs wel alle reden voor. En toch zegt Christus: ga op de knieën, verloochen jezelf en ga voeten wassen. Laat zien wat Jezus’ liefde in uw leven uitwerkt. Want het toppunt van liefde is: de ander de voeten wassen.
Dat heeft Christus ons voorgedaan! En zó is Hij onze Verlosser geworden tot aan het kruis. Broeders en zusters, geef U daarom over aan Christus. En volg in de kracht van zijn Geest zijn voorbeeld na. Was je broeder of je zuster niet de oren, maar de voeten.
Durf een dienaar te zijn.
Durf lief te hebben.
Door Jezus Christus, die onze dienende Heer is, en onze liefdevolle Meester.
Zalig bent U als u dit begrijpt
en het doet.
Amen.
Liturgie zondagmorgen 25 maart
Psalm 122
Gezang 1:1
De Tien Woorden
Gezang 1:13
Gebed
Lezen: Johannes 13
Gezang 19:1,2
Preek: Johannes 13:12-15
Gezang 25
Dankzegging en voorbeden
Lied 78