"Zonder Mij kunt gij niets doen!"
Preeksamenvatting (Word)
Broeders en zusters in de Here,
Zonder Christus kun je geen christen zijn. Christenen, dat zijn mensen die zeggen en die het ook met heel hun hart menen: 'Christus is alles! Christus is alles voor mij! Christus is mijn gerechtigheid. Christus is mijn hoop. Christus is mijn geluk. Christus is mijn passie. Christus is mijn schuilplaats. Christus is mijn leven.'
Maar weet u, er zijn ook veel gelovigen die wel christelijke dingen doen, maar die toch die hartelijk verbondenheid met Hem niet kennen. En die die hartelijke verbondenheid ook niet missen. Dat bestaat: dat je veel christelijke dingen doet en dat je het toch zonder Christus doet.
Dat wil ik vanmorgen ook tegen u zeggen. Maar dat doe ik nadat ik het ook eerst tegen mezelf heb gezegd. Preken bijvoorbeeld, mijn belangrijkste taak in de gemeente, dat is een heel christelijke activiteit. Dat zal niemand ontkennen, denk ik. Toch kun je preken zonder Christus. Preken zonder dat je Christus werkelijk kent. Preken buiten de gemeenschap met de Here Jezus om. Dat kan. Een vreselijke mogelijkheid. Maar wel een mogelijkheid. Je kunt preken zonder Christus werkelijk te kennen. Jezus heeft het zelf ook gezegd, tegen het slot van de Bergrede (Matteüs 7:22-23): 'Velen zullen te dien dage zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij.' Dat is een vreselijke mogelijkheid, ook voor verkondigers van het evangelie.
En nu ik het tegen mezelf heb gezegd, mag ik het ook tegen u zeggen. Je kunt trouw twee keer naar de kerk gaan, en toch zonder Christus zijn. Je kunt taken verrichten in de gemeente van de Here, in commissies, in werkgroepen, in de kerkenraad zelfs, en toch zonder Christus zijn. Het gebed en de omgang met de bijbel kunnen in je leven een niet weg te denken plaats hebben en je kunt veel daden van barmhartigheid doen, en toch zonder Christus zijn. Dan ben je christen zonder Christus. Dan doe je christelijke dingen, dan loop je je het vuur uit de christelijke sloffen, en toch zegt de Here dan: 'Ik heb u nooit gekend. Gaat weg van Mij.'
* * *
Maar, broeders en zusters, dat wíl Christus niet! Dat Hij moet zeggen: 'Gaat weg...'. Want Hij begint, in dat stukje uit de Bergrede dat we lazen, met te zeggen: 'Gaat in...'. Hij eindigt met 'Gaat weg...', maar Hij begint met 'Gaat in...'.
'Gaat in door de enge poort.' En dan vragen we ons wel eens af: Waar is nu die enge poort? We zien het voor ons, veel van u kennen ook die bekende plaat van de brede en de smalle weg met hun beide poorten. En dan vragen we ons voor ons eigen leven af: Waar is nu die enge poort? Maar dat is niet de goede vraag. Weet u wat de goede vraag is: 'Wie is die enge poort?' Christus! En we vragen ons af: 'Waar loopt die smalle weg, die ten leven leidt?' En dan gaan we op zoek naar markeringspunten. Want van de brede weg kennen we die markeringspunten, van de poster: de disco, de kermis, de wallen. Maar daar gaat het niet om. We moeten niet vragen: 'Waar loopt die smalle weg? Hoe ziet die smalle weg eruit?' We moeten vragen: 'Wie is die smalle weg, die ten leven leidt?' Christus!
Broeders en zusters, voor mij persoonlijk is dat de ontdekking van de afgelopen maanden (noem het om mijn part een bekering): als het om geloven gaat, als het gaat om christen-zijn, dan is Christus het begin, dan is Christus het midden, dan is Christus het einde. Christus is de enge poort. Christus is de smalle weg. Christus is het leven. Christus is alles. Zonder Hem ben ik niets.
* * *
En daarover gaat het in deze preek. We staan bij de bron van ons christen-zijn: Christus en de gemeenschap met Hem. En we luisteren vol overgave naar zijn Stem als Hij zegt: Zonder Mij kunt gij niets doen!
De Here Jezus zegt dat in het kader van dat bekende beeld van de Wijnstok en de ranken en de vrucht en het snoeien en het wegwerpen en het verbranden. Heel bekend. Maar weten we wel echt waar het hierover gaat? Dringt het wel echt tot ons door dat Jezus hier zegt: 'Als Ik niet leef in jou, dan kun je niets, helemaal niets.' En het is niet zo gemakkelijk om je dat concreet voor te stellen: Christus die leeft in mij, en ik die leef in Christus.
Die wijnstok, met de ranken en de druiven, kijk, die zien we voor ons. Misschien hebben we in de tuin wel een druif staan. U hebt misschien wel eens in een wijngaard gelopen, wie weet zelfs in Israël. Je ziet het voor je: een wijnstok in de grond, allemaal ranken, met daaraan bladeren en vruchten. Zo stel ik me ook voor dat het toen ging. De Here Jezus is al wandelend in gesprek met zijn discipelen. Laten we dat even in de wat bredere context van het Johannes-evangelie neerzetten. Dan moeten we aan het geheel van de hoofdstukken 14 tot en met 17 denken. Het zijn Jezus afscheidswoorden, voordat Hij wordt overgeleverd om te sterven voor onze zonden. Heel veel heeft de Here Jezus dan nog te zeggen. En het eindigt met wat Hij tegen zijn Vader zegt: het hogepriesterlijk gebed in hoofdstuk 17.
Hoofdstuk 14-17: vier hoofdstukken vol met woorden van Jezus om naar te luisteren. Voor een deel zijn het gesprekken aan tafel, daar begint het in elk geval. Maar aan het slot van hoofdstuk 14 zien we dit staan: 'Staat op, laten wij vanhier gaan.' En ik stel me zo voor dat de Here Jezus met zijn elf overgebleven discipelen gaat wandelen. En ze komen langs een wijngaard. En zoals de Here Jezus wel vaker doet, in zijn gelijkenissen: hij sluit heel dicht aan bij het dagelijkse leven om Hem heen. Nu ook: een wijngaard, een wijnstok. 'Zien jullie die wijnstok daar? Ik ben de wáre wijnstok.' En dan moet u bedenken dat dat in de oren van de Israëlieten geklonken heeft als een werkelijk ongehoorde uitspraak. Een uitspraak die elke rechtgeaarde Jood wel een steek in het hart moest zijn. Want in het Oude Testament waren de wijnstok en de wijngaard beelden van het volk Israël (Psalm 80:9,15; Jesaja 5:1-8). En nu verlégt Jezus als het ware het zwaartepunt van heel de Bijbel. 'Ik ben de ware wijnstok.' Het gaat er nu niet langer om bij een bepaald volk te horen. Het is niet meer belangrijk een afstammeling van Abraham te zijn. Er is vanaf nu één ding het allerbelangrijkste: de verbondenheid met een Persoon: Jezus Christus. Hij is de ware Wijnstok.
Dat beeld van de wijnstok kleurt wat Jezus nu gaat zeggen tegen zijn discipelen, en Hij zegt het ook tegen ons. Opvallend is trouwens, en dan maak ik even een paar uitlegkundige opmerkingen, dat de Here Jezus ook hier en daar uit het beeld stapt. Dan verlaat Hij de metafoor van de wijnstok en de vruchten en spreekt Hij letterlijke taal. Vers 3: 'Gij nu zijt rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij gelijk Ik in u.' Vers 5b: 'Zonder Mij kunt gij niets doen.' Vers 7: 'Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.' Daarom hebben we ook doorgelezen tot vers 11. Het beeld van de wijnstok is inderdaad voorbij in vers 8. Maar het onderwerp is pas afgerond in vers 11. in vers 1-11 gaat het over onze persoonlijke verbondenheid met Christus, en vanaf vers 12 gaat over onze verbondenheid aan elkaar: 'Dit is mijn gebod dat gij elkander liefhebt.'
We kunnen vanmorgen lang niet aan alle aspecten van dit woord van Christus aandacht besteden. We concentreren ons dus op vers 5b.
* * *
Zonder Mij kunt gij niets doen. 'Zonder Mij'. Dat is het tegendeel van 'Met Mij': de verbondenheid met Jezus. We zullen eerst moeten begrijpen wat dat nu is: verbonden zijn met Christus. Dat is in ieder geval niet een verbinding in een meer technische sfeer. Een pen-gat-verbinding bijvoorbeeld, of een houtje-touwtje-verbinding, of een soldeerverbinding. Dan kijk je als het ware naar de plek waar die verbinding zit. En dat is natuurlijk prima, maar als we het even bij een houtverbinding houden: het ene stuk hout wordt er niet anders van wanneer het verbonden wordt met een ander stuk hout.
In het beeld van de Wijnstok en de ranken is dat dus totaal anders. We moeten niet allereerst naar de verbinding zelf kijken, maar naar de verbondenheid die van binnen zit. Als je een wijnstok hebt, dan stromen daar in die wijnstok, in de stam om zo te zeggen, levenssappen die onmisbaar zijn voor de groei. En precies datzelfde levenssap stroomt ook in de ranken. Als die ranken tenminste echt goed vastzitten aan de wijnstok. Dat is niet altijd het geval. Dan is er iets mis waardoor er geen vrucht komt. Een waardeloze rank heb je dan. Misschien was het wel een rank die om zo te zeggen met een paar touwtjes was vastgebonden, leek heel stevig, maar van binnen was er dus niet die verbondenheid. Het sap kon niet doorstromen. Zo'n rank wordt weggehaald en verbrand.
Nu, die verbondenheid van de rank met de wijnstok is voor Jezus een beeld van zijn verbondenheid met zijn discipelen. En als je het zonder beeld zegt: het leven van Christus stroomt in zijn discipelen. Het leven dat Christus leeft, leeft Hij ook in de gelovigen. De christen die een echte rank is aan de wijnstok Christus, die kan zeggen: Christus leeft in mij! Ik leef mijn leven in Christus.
Dat gaat dus inderdaad heel ver: christenen hebben in zich het leven van Christus. Er is een heel nauwe vereniging van Jezus en zijn volgelingen, een persoonlijke relatie die veel verder gaat nog dan relaties die we als mensen met elkaar kunnen hebben. Christenen leven niet alleen mét Christus, Christus leeft ook ín hen.
Daarom kunnen er in de bijbel ook vergaande uitspraken naast elkaar staan. Een paar voorbeelden. Christus zegt: 'Ik ben het licht der wereld' (Johannes 8:12). En tegelijk zegt Hij tegen zijn discipelen: 'Gij zijt het licht der wereld' (Matteüs 5:14). Precies dezelfde uitspraak. Christus heet: de Zoon van God (Matteüs 16:16). Gelovigen heten ook zonen van God (Romeinen 8:14). En in de navolging worden we allemaal geroepen om net als Jezus te zijn: barmhartig, vriendelijk, geduldig, vredelievend, liefdevol, trouw (Galaten 5:22). En dat betekent bijvoorbeeld dit, dat Christus' liefde gaat stromen in onze levens. Zoals er leven stroomt in de Wijnstok en doorstroomt in de ranken, zo stroomt de liefde van Christus in onze levens. Daarin doen christenen Jezus niet allen maar na. Want dan is Christus daar en ik hier en dan kijk ik het als het ware van Hem af. Nee, Christus is door het geloof in mij, Christus leeft in mij en zijn liefde gaat zitten in mijn hart en in mijn hoofd en in mijn handen, ja tot in mijn linker kleine teen. Overal zit Christus. Zijn leven, zijn liefde, zijn lankmoedigheid, ze stromen in mij. Zijn wil wordt mijn wil. Zijn verlangens worden mijn verlangens. Zijn verwachtingen worden mijn verwachtingen.
Wat intens is dat allemaal! En het verbaast mij ook, dat het zóver gaat. Maar we kunnen er niet om heen. Het beeld van de wijnstok en de ranken laat geen andere conclusie toe. Als je gelooft in Christus, als je door het geloof en lid van Hem bent, een rank aan de Wijnstok, dan leeft Hij in je.
* * *
Maar misschien vraagt u dan wel: 'Maar hoe zit het dan met de zonde? Want ik weet me verbonden met Christus, echt waar, maar er is ook nog zoveel zonde in mijn leven.' En dat is een belangrijke vraag. Maar het beeld dat Jezus hier gebruikt wil daar geen antwoord op geven. Dat is natuurlijk ook eigen aan beelden: ze belichten een bepaald aspect van de werkelijkheid, nooit de hele werkelijkheid. Ik kan wel vanuit ander bijbelwoorden daar iets over duidelijk maken. Want we zeggen: Christus leeft in mij, maar tegelijk zeggen we ook: er leeft in mij een oude mens, er leeft in mij een ego, een ego dat zich niet zo gemakkelijk laat wegdrukken, een ego dat zich telkens weer sterk maakt ten koste van Christus in mij. Dat is ook de werkelijkheid van ons leven. Dat er een oude mens is die elke dag weer moordaanslagen pleegt op onze nieuwe mens. Dat is de zonde die in ons lichaam woont.
Maar nogmaals: daar gaat het in het beeld van de wijnstok en de ranken niet allereerst om. Dat beeld wil ons laten zien wat een geweldige kracht er in ons leven zit als we verbonden zijn met Christus. Als het gaat om heilig leven, om leven als christen dus, zegt Christus tegen ons: Zonder Mij kun je niets, met Mij kun je alles! Dat zegt Christus. Met Mij kun je alles. Door het geloof in Mij. Dat had Hij ook al eens eerder gezegd (Matteüs 17:20b): 'Voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn.'
'Niets zal u onmogelijk zijn.' Oftewel: 'Alles zal u mogelijk zijn.' Dat zijn woorden van Christus. 'Zonder Mij niets, met Mij alles.' Als het gaat om heilig leven voor God, dan is álles mogelijk.
En wat doen we dan als wij constateren dat ons christenleven vaak zo armetierig is, als we zien dat ons christenleven vaak geen bloeiende bos bloemen is maar eerder een paar verwelkte rozen die wat slap naar beneden hangen, wat doen we dan? Wat zeggen we dan? 'Ach, het was niks, het is niks en het wordt ook nooit wat?' Of durven we dan ook deze vraag te stellen: 'Zou de oorzaak van die armetierige praktijk van ons christenleven niet kunnen liggen in ongeloof en klein geloof? Kunnen we dan echt niet geloven wat Christus zegt? Of willen we het niet geloven omdat er dan zoveel moet veranderen in ons leven met de Here?
Want weet u wat ook nog zo'n opvallend woord is in Johannes 15? Wat pal voor de tekst staat (vers 5a): 'Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht.' Véél vrucht dus. Er staat niet alleen maar: vrucht. Want dat kan ook een klein beetje zijn. In het beeld van de wijnstok: een onooglijk klein trosje ingedroogde druifjes. Nee, véél vrucht, zegt Jezus. En als dat er niet is? Als er maar weinig vrucht is? Als er eigenlijk géén vrucht zichtbaar wordt in je leven? Wat moeten we dan op grond van Jezus' woorden Johannes 15 zeggen?
Je zou kunnen zeggen: dan spreekt Christus zeker niet de waarheid. Dan liegt Christus. Hij zégt wel dat er veel vrucht in je leven komt als je in Hem blijft, maar dat is natuurlijk niet zo. Ergens anders in de bijbel wordt gezegd dat we God tot een leugenaar kunnen maken (1 Johannes 1:10): 'Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij God tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.' Dat is belangrijk om dat ook te zeggen in deze preek. Wij maken God tot leugenaar als wij zeggen dat we niet zondigen.
Maar we maken Christus tot leugenaar als we niet geloven wat Hij zegt: 'Als je in Mij blijft, draag je veel vrucht.' Dan moeten we niet de woorden van Jezus aanpassen aan onze levens: 'ik zie er niks van, dus Jezus zal het wel niet zo bedoeld hebben.' Nee, dan moeten onze levens aangepast worden aan de woorden van Jezus. En dan moeten we met schuld en schaamte belijden: 'uw woord is niet in ons.'
En ik besef het: dat zet een enorme spanning op het leven van ons als christenen. We liegen als we zeggen dat we niet zondigen. En we liegen ook als we zeggen: het vernieuwende werk van de Geest in onze levens dat is allemaal maar luchtfietserij.
Een enorme spanning brengt dat met zich mee. Hoogspanning. En je kunt die spanning dus oplossen. Op twee manieren. De eerste manier is dat je zegt: 'we zijn zondig, het was niks, het is niks en het wordt ook nooit wat.' Dat is helder, en de spanning is weg. De tweede manier is dat je zegt: 'Halleluja, leve het werk van de Geest, en er komt een moment dat we de zonde voorbij zijn.' Dat is ook helder, en de spanning is weg.
Maar het zijn natuurlijk beide doodlopende wegen. De vraag is: 'Hoe kom je bij die spanning nu tot rust? Waar vind je, staande in die spanning, wijsheid?' Ik hoop dat u het antwoord inmiddels kent. Waar vinden we wijsheid? In Christus. Hij is het antwoord op onze vragen. Door zijn Bloed reinigt Hij ons van onze zonden. En door zijn Geest vernieuwt Hij ons tot zijn beeld. Om het met de Catechismus te zeggen. In Christus vind je rust en kracht. Want in Christus vind je alles.
Naar die bron moeten we altijd terug. De verbondenheid met Christus. De gemeenschap met Hem. En wat Hij wil is dat zijn woorden in ons blijven. Hij wil dat zijn Stem door heel ons lichaam heen resoneert. 'Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.'
* * *
Ik wil daar nu ook graag een paar praktische toepassingen bij maken. En mijn doel daarmee is: laten zien dat je alleen in Christus kracht vindt om heilig te leven. En dat je ook altijd eerst naar Christus moet gaan. De voorbeelden die ik noem passen misschien net niet in uw leven. Maar dan kunt u de preek voor uzelf afmaken door een concrete zonde in uw leven voor de geest te halen en dán te luisteren naar Christus die zegt: 'Zonder Mij kun je niets doen, met Mij is alles mogelijk.'
Eerste voorbeeld. We hebben allemaal zo onze nare karaktertrekken. De een kan ze wat beter verbergen dan de ander. Maar we hoeven elkaar niets wijs te maken. De één is egoïstisch (je denkt eigenlijk altijd alleen aan jezelf). De ander heeft een te scherpe tong (steeds weer maak je harde opmerkingen waarmee je een ander kwetst). Weer een ander is hoogmoedig en heeft altijd een veroordelende houding naar anderen toe (in één oogopslag weet je al: dat is een sukkel). Maar je bent christen, en je ziet dat bij jezelf. Wat doe je dan? Vaak zeggen we: 'zo ben ik nu eenmaal, gelukkig is er vergeving.' Maar Christus zegt: 'Zonder Mij kun je niets doen, maar met Mij kun je veel vrucht dragen.' Geloof je dat dan ook? En ga je dan ook vechten tegen je egoïsme of je botheid of je hoogmoed? Natuurlijk doe je dat, moeten we dan zeggen als we werkelijk in Christus geloven. Christus wil ons veranderen, en Hij kan het ook, als Hij werkelijk in ons leven mag.
Tweede voorbeeld. Het is een beetje een mannenvoorbeeld. Want als mannen vinden we het vaak moeilijk om op een zuivere manier naar andere vrouwen te kijken. Helemaal als ze mooi zijn. In onze blikken is vaak veel onreinheid. Ik neem aan dat de mannen en de jongens in de kerk dat wel herkennen. En wat doe je daar nou mee? Zeg je dan: 'Ach, wat maakt dat nou uit, alle mannen kijken toch zo!' Ja, dat zal waar zijn. Maar als je christen bent, dan zijn de woorden van Christus in je, bijvoorbeeld deze woorden: 'Een ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd' (Matteüs 5:28). Als je Christus werkelijk liefhebt, en als je leeft in de gemeenschap met Hem, dan bekeer je je van je verkeerde blikken, en dan zeg je: 'Christus is oneindig veel mooier. Laat ik mijn blik op Hem richten.' En dat is geen verloren strijd. Want met Christus kun je alles.
Derde en laatste voorbeeld. Je wilt in je werkomgeving of in de buurt waar je woont graag meer getuigen van Christus. Want je hebt hart voor de wereld. Waar moet je dan beginnen? Bij de gedachte dat het toch wel niks zal worden? Natuurlijk niet. Het is toch allemaal maar geen onzin als we in de bijbel worden opgeroepen om lichtende sterren te zijn (Filippenzen 2:15b), om ons de gelegenheid ten nutte te maken ten opzichte van hen die buiten staan (Kolossenzen 4:5)? Maar dat begint inderdaad niet bij doenerige dingen, dat begint niet bij mooie beleidsplannen, dat begint bij Christus en bij de verbondenheid met Hem. Laat Hem in je leven. Bidt om zijn bewogenheid met de wereld, en vertaal die bewogenheid in je gebed ook heel concreet naar mensen met namen en gezichten. Een missionaire houding op het werk en in de buurt begint bij je eigen concentratie op Christus en de gemeenschap met Hem.
* * *
Zo komen we bij het einde van de preek. En ik hoop dat één ding duidelijk is: zonder Christus kun je geen christen zijn. Je persoonlijke verbondenheid met Hem, daar begint alles. Want Christus is alles en in Hem is alles en Hij wil alles in jou zijn.
Geloof daarom in Christus.
Met Hem kun je alles.
Geloof in zijn kracht, zijn liefde, zijn leven.
En als u werkelijk gelooft in Christus en met Hem in gemeenschap leeft, dan kan ik dit tegen u zeggen, en we zeggen het wel eens om iemand die een beetje onzeker is aan te moedigen: 'Je kunt het! Je hebt het in je!'
Dat heilige leven, dat leven als christen waartoe we door Gods Woord worden opgeroepen: 'Je hebt het in je.'
Want Christus leeft in u.
Hij is de wijnstok,
u bent de ranken.
Amen.
Liturgie voor een ochtenddienst
Psalm 87:1,3,5
Schuldbelijdenis
Psalm 119:45
Genadeverkondiging
Psalm 119:47
De Wet van de Here
Psalm 119:49
Gebed
Matteüs 7:13-23 en Johannes 15:1-11
Lied 75:10,11,12
Preek over Johannes 15:5b
Lied 78
Dankzegging en voorbeden
Psalm 121:3,4