Preek over Lukas 2:14 (Kerst)

Ere zij God!

Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens.

 

Gemeente van Christus,

Het is een rustige nacht. Een beetje koud, dat wel. Maar er knappert gelukkig een houtvuur. En als je daar dichtbij gaat zitten dan word je vanzelf weer warm. Heel in de verte zie je, bij het licht van de maan, de contouren van een dorpje. Daar liggen de mensen te slapen. Ze rusten uit van het werk dat ze hebben gedaan.

Terwijl die mensen slapen, waken de herders. Ze hebben nog geen idee van wat hen te wachten staat. Ze zitten in het veld bij elkaar. Ze praten wat. Zo nu en dan loopt er even een weg om te kijken of de schapen er nog allemaal zijn en of er geen lammetje wegloopt. Want dat gebeurt wel eens en als je dat niet op tijd in de gaten hebt, dan kan er zomaar een leeuw of een ander roofdier zijn. Ben je je lammetje kwijt.

Maar deze nacht lijkt alles rustig te blijven. Een gewone nacht. Stil en vredig. Van kerststress is hier absoluut geen sprake. En het verbaast dan ook niet dat er in de loop van de tijd liedjes in omloop gekomen zijn met teksten als: 'De herdertjes lagen bij nachte, zij lagen bij nacht in het veld, zij hielden getrouwe de wachte, zij hadden hun schaapjes geteld.' Dat is Lukas 2 vers 9. Hoewel, herdertjes, ik denk dat je ze liever niet tegen zou komen in het donker op straat. Want de herdertjes waren zeker geen lieverdjes.

Maar de nacht die zo stil en rustig beloofde te blijven, slaat opeens om. Zoals het weer op zee soms ook opeens kan omslaan: het ene moment is het nog rustig, het andere moment zit je midden tussen huizenhoge golven. Zo slaat ook de kerstnacht om.

Plotseling - en dat moet je je echt indenken: een rustige nacht, wat maanlicht, een knapperend houtvuurtje, de herders kletsen wat en de schapen blaten wat - plotseling is er dan een zee van licht en er is een engel des Heren. En de herders, grote en sterke kerels waren het, ze staan dóódsangsten uit. 'Zij vreesden met grote vreze.'

Want, broeders en zusters, de heerlijkheid des Heren, dat betekent niet minder dan dat je dood gaat. Want wie kan God zien en leven? Wie kan de heerlijkheid, wie kan de stralende glorie van de hemelse God verdragen? Op die vraag kun je vanuit het Oude Testament maar één antwoord geven: Niemand! Niemand kon in het Oude Testament Gods heerlijkheid zien. Denk maar aan wat God tegen Mozes zei toen Mozes vroeg (Exodus 34): 'Doe mij toch uw heerlijkheid zien.' En toen antwoordde de Here: 'Geen mens zal Mij zien en leven.' Nee, Gods heerlijkheid zien kon alleen maar betekenen dat je ging sterven. Dus je kunt je voorstellen dat die herders doodsbang waren. 'Zij vreesden met grote vreze.'

En wat zegt de engel dan? 'Weest niet bevreesd.' En ja, dat klinkt overbekend. Dat weten we zo langzamerhand wel. Ze hoeven niet te vrezen, die herders. Maar daar moet we niet overheen luisteren. Want dát is nu het wonder van Kerst: dat deze herders niet sterven, dat ze niet dood neervallen bij het zien van zoveel licht en glorie en heerlijkheid. In die woorden 'weest niet bevreesd' ligt heel het kerstevangelie al opgesloten. Deze herders - mannen die helemaal niet zo hoog in aanzien stonden, ruwe kerels die goed thuis pasten in bijvoorbeeld dit rijtje: 'tollenaars en zondaars, hoeren en herders' - déze mannen krijgen te horen dat ze niet dood zullen gaan, maar dat ze leven mogen. Want Christus is gekomen om zondaars te redden. Niet om rechtvaardigen te redden. Nee, de engel is niet naar Jeruzalem gegaan om daar te verschijnen aan de Farizeeërs en Schriftgeleerden. Die hadden geen Verlosser nodig. Die konden zichzelf wel redden.

Ja, dat de heerlijkheid des Heren aan de herders verschijnt, dat heeft nu alles te maken met het welbehagen van God, waar de engelen straks over gaan zingen: 'in mensen een welbehagen'. De herders hebben net als alle andere zondaars geen recht op leven. Maar ze krijgen het vanwege Gods welbehagen. Ze mogen in het licht staan. Het licht van Gods heerlijkheid. Vroeger kon dat niet. De heerlijkheid was verborgen achter het voorhangsel. Maar nu breekt er een nieuwe fase aan in de geschiedenis van het heil. Het licht van Gods heerlijkheid is deze nacht niet dodelijk voor de mensen! De herders hoeven niet te vrezen met grote vreze! Want het kind dat geboren is, zal bewerken dat het weer licht wordt in de omgang tussen God en mensen. En de heerlijkheid die de herders omstraalt is al een verwijzing naar een nog verder gelegen toekomst, als God in zijn welbehagen weer bij de mensen woont.

Nou, op dat welbehagen komen we straks nog wel terug als we gaan ontdekken wat de betekenis is van het lied dat dat léger van engelen zingt. Nú is er alleen nog maar die ene engel. Een boodschapper van God is het. Want dat is de belangrijkste taak die engelen in de bijbel hebben: ze brengen vanuit uit de hemel een boodschap op aarde omdat God mensen wil aanraken met zijn Woord. We zagen het al bij Zacharias die in de tempel wordt aangesproken door Gabriël: je zult een zoon krijgen die de wegbereider van de Verlosser zal worden. En dezelfde engel komt ook naar Maria toe om de geboorte van de Messias aan te kondigen.

Er staat niet bij dat het opnieuw Gabriël is, eerst in de tempel, toen in een huis in een klein dorpje en nu in de velden van Judea, maar het zou heel goed kunnen dat hij het weer is. In elk geval legt de engel nu uit waarom de herders niet hoeven te beven van schrik. Want wat aangekondigd was, is nu gebeurd: vandáág is de Heiland geboren. En daarom is het voor heel Israël groot feest! En de herders zijn de eersten die het mogen horen. Niet de mensen aan de top, die in de Schrift studeren maar er ten diepste niets van begrijpen. Niet Herodes mag het als eerste weten. Augustus ook al niet. Ontzettend belangrijke mensen in de politiek van die dagen, maar ze staan nu buiten spel. Er is vreugde voor het volk, voor de gewone man en de gewone vrouw en heel gewone kinderen. En de herders hebben het voorrecht vooraan te mogen staan.

Het lijkt wel een beetje op de koningin die op visite komt op een Koninginnedag. Dan worden er ook mensen uitgezocht die vooraan mogen staan, die een hand mogen geven of een bloemetje aanbieden. Gewone mensen die námens alle anderen een rol mogen vervullen. Zo staan daar de herders. Door God uitgekozen om als eersten de hemelse boodschap te horen van een engel des Heren. Ze baden in het licht. En dat is niets anders dan het licht van Gods genade. Hemels licht op aarde. Voor mensen, gewone mensen, voor u en voor jou en voor mij. Dat is Kerst.

* * *

Ja, de herders zijn nog maar net een beetje gewend aan de heerlijkheid die hen omstraalt (hoewel, zou je daar echt aan wennen? ik denk het niet). De herders zijn nog maar net een beetje bekomen van de schrik, en dan gebeurt er weer iets totaal onverwachts. Opnieuw gebruikt Lukas dat woord plotseling. 'En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht.' Bij dat woord legermacht moeten we even wat langer stil staan. Want ik vermoed dat we door de kinderliedjes die we wel zingen en de plaatjes die we wel kennen, een wat vertekend beeld hebben van wat er gebeurt in de Kerstnacht. Ze vormen een soort groot koor, allemaal een witte koorjurk aan, en ze zingen zo zuiver en zo mooi. Heel vredig allemaal, heel hemels.

En toch: er staat: legermacht. Die engelen, ze dragen geen koorjurken, maar uniformen. In hun handen hebben ze geen trompetten, maar zwaarden. En eigenlijk zingen ze geen lied, ze heffen een strijdkreet aan, ze scanderen een leus. Iemand heeft dat eens in één beeld zo samengevat: in de velden van Judea verschijnt in de Kerstnacht een leger van blauwhelmen: Christus' blauwhelmen. Het is dus allemaal niet zo vredig. Vanuit de hemel komt een leger van soldaten, hemelse soldaten. Ze zingen de lof op Gods grote naam, zeker, maar eigenlijk is dat niet hun eerste taak. Hun eerste taak is laten zien dat er een strijd gaande is.

Want: er waren mensen in die zelfde landstreek, een jonge man en een jonge vrouw, die zich ophielden in een stal en des nachts zich verwonderden over hun kindje. Het ligt in een rommelige ruif, een kale kribbe, gewikkeld in doeken. Een plaatje. Sober, dat wel, maar toch: een plaatje. Het straalt vrede en rust uit. Maar dat legioen van hemelse soldaten een eind verderop maakt duidelijk dat het allemaal niet zo vredig is. Het Kind in de kribbe zal moeten vechten, een ongelooflijk zware strijd moeten voeren. En de engelen, ze komen zelf niet vechten, want hun opdracht luidde: 'zing een lied, hef de strijdkreet aan'. Nee, zelf vechten ze niet. Ze komen de mensen overtuigen dat dít kind, dat déze Heer zal vechten. Vechten op leven en dood. En de engelen laten zien dat alleen dit kind de werkelijke vrede kan brengen.

Ja, Christus zal lijden en strijden, en de hemelse legermachten, ze zijn niet bij Hem op dat moment, maar ergens anders. Want de strijd van Christus is een verborgen strijd, verhuld in doeken, verhuld in alle schamelheid bij elkaar, verhuld in het teken van eenvoud: 'een kind, in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe.'

Het is een enorme tegenstelling: dat kind in de kribbe en die legermacht in de lucht. Maar de legermacht onthult de diepere werkelijkheid van dat Kind: het is een koning die vechten zal, vechten voor zijn volk, en er zal vrede komen. Want het zou Gods eer te na zijn, als de zonde het laatste woord had, en als de mensen definitief in handen van de duivel zouden vallen. Het grote offensief is begonnen. Ook die wat militante taal mag klinken op het Kerstfeest. Er is niet alleen 'een kindeke klein, een kindeke teer'. Er is ook een legioen van hemelse soldaten die een strijdkreet zingen:

Eer aan God in de hoge

en op aarde vrede

in mensen een welbehagen.

* * *

Dat is het lied van dat leger, de leus van dat legioen uit de hemel. Ik zeg het nu een beetje anders dan u in het in uw vertaling vindt. En dat is wel wat vervelend, want het zijn zulke bekende woorden, en dan moet er juist op het Kerstfeest worden gezegd dat het niet helemaal klopt zoals het er staat. En dat is jammer. Want als je net een prachtig lied hebt gehoord, en er komt dan iemand naar je toe die zegt: 't klonk wel mooi, maar de tekst klopte niet helemaal', dan vergroot dat de feestvreugde niet. Maar het moet toch maar gezegd worden.

Want in onze bijbels staan eigenlijk twee regels, terwijl er in werkelijkheid drie regels staan.

Eer aan God in de hoge,

en vrede op aarde,

in mensen een welbehagen.

Drie regels dus. Geen twee. In die eerste regel staat vervolgens niet dat woord 'zij' dat we in de vertaling vinden ('Eer zij God'). Er staat gewoon helemaal niks. 'Eer aan God'. Dat staat er. En het is beter om dat dan aan te vullen met: 'de eer is aan God'. Kom ik zo nog wel op terug.

En een ander belangrijk punt is nog dat woord 'welbehagen' in de derde regel. In de vertaling die we gebruiken staat: 'mensen des welbehagens'. Maar misschien is het u wel eens opgevallen dat we met Gezang 11 iets anders zingen. Daar staat: 'in de mensen een welbehagen'. Dat is beter. Hoewel daar het woordje 'de' weer is binnengesmokkeld. En voor wie echt de puntjes op die 'i' wil zetten: er staat in de eerste regel niet: 'in de hoge', maar 'in de hoogste', en dat moet je dan in gedachten aanvullen met 'hemelen'. Dus dit is de letterlijke tekst van het lied van de engelen, de leus die het hemels legioen scandeert in de donkere nacht die licht werd:

Eer aan God in de hoogste hemelen,

en vrede op aarde,

in mensen een welbehagen.

* * *

Eer aan God in de hoogste hemelen. Dat roepen de engelen uit. Het gaat hier niet in de eerste plaats om de eer die wij als mensen God brengen. Dat is juist het trieste: dat gebeurt zo weinig in een wereld die vervreemd is van God. Maar dan zorgt God er Zelf wel voor dat die eer bezongen wordt: Hij stuurt zijn engelen naar de aarde. En wat zij zingen is niet zozeer een oproep aan ons adres als wel een uitroep: Kijk naar de eer van God. Ontdek zijn machtige heerlijkheid. De engelen leren ons als mensen omhoog te kijken. Ook op het Kerstfeest. Want voor je het weet heb je een stijve nek van het voorovergebogen kijken naar het kind in de kribbe. Maar juist dat kind laat ons naar boven kijken. Naar de hemel. Naar de glorie, de heerlijkheid, de glans van God in de hoogste hemel. Want het woord 'eer' dat in vers 14 staat is precies hetzelfde als het woord 'heerlijkheid' in vers 9. Nou de engelen die roepen ons niet allereerst op om God te eren. Nee, ze verkondigen Gods eer. Ze roepen het uit dat de heerlijkheid aan God is, dat Gods glorie glansrijk straalt in de hoogste hemelen.

En dat lijkt heel ver weg: de hoogste hemelen. Een God die heel ver weg is. Hoog boven ons verheven. En toch is diezelfde God ook oneindig nabij. Dat blijkt natuurlijk allereerst al in dat Kind in de kribbe. De heilige God komt in dat kind zo ongelooflijk, zo bijna oneerbiedig dicht bij de mensen. Zo gewoon, zo liefdevol ook. En dat blijkt nu ook uit de tweede en derde regel van het lied van het leger van hemelse soldaten. Ze zingen, als een soort uitleg van die eer en die heerlijkheid, over vrede en over welbehagen. Je zou het zo kunnen zeggen: God stelt er zijn eer in om dichtbij mensen te zijn. God stelt er zijn eer in om vrede te maken met mensen. Ja, Gods eer staat op het spel, als die vrede niet zou komen.

God loopt voorop in het vredesproces. We kennen dat wel een beetje, zo'n vredesproces. Het vond plaats tussen de Israëlieten en de Palestijnen. En het was steeds weer een grote mislukking. De vrede is in Israël nog steeds heel ver te zoeken. Maar het vredesproces waar God mee bezig is in de Kerstnacht, het vredesproces waarin Gods eer op het spel staat, dat is een vredesproces dat niet kán mislukken. Eenvoudig omdat God God is. Eenvoudig omdat Christus die geboren werd onze Vrede is. Er is vrede gekomen. Vrede op aarde. Wij moeten alleen nog onze lege handen met die vrede willen laten vullen. Laten vullen met heelheid en volkomenheid temidden van de verscheurdheid en de onvolkomenheid die ons leven zo vaak typeren. Er is vrede, zeggen de soldaten van God uit de hemel, want Christus is op aarde. En als je die Christus aanneemt als je Verlosser, dan vind je die vrede. Een vrede die er ten diepste in bestaat dat het goed is tussen jou en God. Een vrede die dan ook uitwerking heeft in de onderlinge relaties. Kerst, dat is: je lege handen laten vullen met Gods vrede op aarde, en zelf ook vredestichters worden. Dat kan door Christus, het Kind in de kribbe, de Vredevorst, Gods eigen Zoon.

Ja, God stelt er zijn eer in op aarde vrede te brengen. En zijn eer komt ook tot uitdrukking in zijn welbehagen. 'In mensen een welbehagen' roepen de engelen in de lucht. Dat betekent niet dat God de mensen allemaal zo geweldig goed vindt. Absoluut niet. Welbehagen, het is een woord dat ook in de Dordtse Leerregels vaak voorkomt, welbehagen, dat is Gods vrije, verkiezende liefde. Hij kiest mensen niet uit om wie ze zijn. Hij kiest mensen uit omdat Hij dat Zelf wil, vanwege zijn liefde en barmhartigheid. Ook dat is Gods eer en heerlijkheid: God stelt er zijn eer in dichtbij mensen te zijn. Dat is wat Hij wil. Kijk maar naar die herders. Ze vertegenwoordigen het volk van Israël. Een zondig volk. Een volk dat maar in één ding echt goed was: in weglopen bij God. En toch wil God met hen omgaan. Toch wil Hij vrede stichten. Hij stelt er zijn eer in dichtbij ons te zijn.

En dat is een enorm wonder. We zouden er zelf niet opgekomen zijn. Dat God zijn eer zoekt in het wonen bij mensen. Dat bedenk je niet. Daarom komen engelen het ons vertellen. Ze zeggen het ons voor, zodat we het na gaan zeggen, die soldaten van God, blauwhelmen zijn het, vredessoldaten, want Christus zal voor ons strijden.

Glorie aan God in de hoogste hemelen
Hij geeft vrede op aarde
Hij heeft in mensen een welbehagen.

Dat is Kerst.
Dat is Christus.
Gods Zoon.
Onze Heiland.

Amen.

Liturgie Kerstdienst

Gezang 12:1-4 Gebed
Gezang 12:5-8
Lukas 2:1-20(br> Lied 135:1,2,3
Preek over Lucas 2:14
Gezang 11
Geloofsbelijdenis: artikel 18 NGB
Psalm 132:6,8,9,10
Dankzegging en voorbede
Collecte
Lied 147:1,3,5,6