Preek over Numeri 6:22-27

God zegent zijn kinderen met zijn Naam

"De Here zegene u en Hij behoede u,
de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig,
de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede."

 

Gemeente van Jezus Christus,

De preek van vandaag gaat over de zegen. De oudtestamentische zegen die klinkt aan het einde van een kerkdienst. Het zijn woorden die u misschien wel kunt dromen. Bekende klanken die het einde van de kerkdienst markeren.

En juist omdat de klanken zo bekend zijn daarom is het goed om eens heel nadrukkelijk bij die zegen stil te staan. Want woorden die je vaak hoort, hoor je eigenlijk niet meer. Ze zijn zo bekend geworden dat ze eigenlijk onbekend zijn geworden. En dan raak je ook zomaar kwijt hoe kostbaar het is dat de Here God Zelf deze woorden aan ons meegeeft als we de kerk uit gaan. Vandaag proberen we de waarde van die woorden weer te peilen.

We doen dat vanuit het volgende thema:

God zegent zijn kinderen met zijn Naam.

1. Het karakter van die zegen;
2. De inhoud van die zegen;
3. Het functie van die zegen.

* * *

God zegent zijn kinderen met zijn Naam. Het eerste punt is dus: het karakter van die zegen. De woorden van die zegen zijn al heel erg oud. God heeft ze aan zijn volk gegeven, toen ze op reis waren uit Egypte naar het beloofde land. Een reis, die vol gevaren en ontberingen zat, maar die in elk geval een einddoel had, dat door God zelf beloofd was: Kanaän, het beloofde land. En de Here God wilde zijn volk zo duidelijk mogelijk maken, dat ze die reis, een barre reis vaak, niet alleen hoefden te volbrengen. Hij ging immers zelf mee, met zijn zegen, zijn bescherming voor elke nieuwe dag.

En op die reis geeft de Here dus deze zegen aan zijn volk. Hij wordt wel de Aäronitische zegen genoemd. Want Aäron was het die die zegen op het volk mocht leggen. Hij mocht dat als priester. En zijn zonen mochten dat ook doen. En blijkbaar vindt de Here het heel belangrijk om Zelf woorden aan te reiken die bij het zegenen gesproken kunnen worden: ‘Zó zult gij de Israëlieten zegenen.’ Met deze woorden dus. Gods eigen woorden. Geen zelfverzonnen woorden van Mozes of Aäron. Maar woorden die God Zelf met grote zorg heeft uitgekozen om de dragers te worden van zijn zegen.

Maar wat gebeurt er nu eigenlijk als die zegenwoorden worden uitgesproken? Wat doet de priester dan? Wat doet God dan? Dat wordt duidelijk in Numeri 6 vers 27: Zo zullen zij mijn Naam op de Israëlieten leggen en Ik zal hen zegenen.

Dat is dus wat de priesters doen: zij leggen met die zegenwoorden de Naam van de Here op het volk. En de Naam van de Here, dat is eigenlijk: God Zelf. De zegen in vers 24 tot 26 is dus een samenvatting van wie God is, van wie Hij wil zijn voor zijn volk. Gods Naam dat is wie God is. En als de priester aan het einde van een samenkomst van het volk Israël de handen opheft en de vingers spreidt, dan legt hij dus de Naam van de Here op het volk. Haast voelbaar. Je voelt als het ware de hand van de priester op je hoofd. Zo concreet komt God in die woorden naar je toe. Hij verbindt zijn Naam aan jouw leven.

En niet voor niets wordt de Naam van de Here dan ook driemaal genoemd in de zegen. De Here zegent u, de Here doet zijn aangezicht over u lichten, de Here verheft zijn aangezicht over u. Dat is niet voor niets. Drie keer die Naam. Daaruit wordt ook duidelijk dat de priester niet voor zichzelf spreekt. Dat hij de aandacht niet naar zichzelf toe trekt. Want niet hij zegent, de Here zegent. De priester legt de Naam op het volk, door de woorden die God Zelf heeft aangereikt, maar de Here Zelf zegent: ‘Ik zal hen zegenen.’ Daar moet geen misverstand over bestaan, zegt God eigenlijk. De príester spreekt de woorden uit en heft de handen op, maar de Here Zélf zegent.

En van deze zegenwoorden mogen we dan ook heel in het bijzonder geloven dat daarin gebeurt wat er gezegd wordt. Het zijn geen loze klanken, het is geen ritueel spel met woorden, maar deze woorden doen wat God wil. Ze zijn als de regen die de aarde vochtig maakt en daardoor vruchtbaar. Er gebeurt wat door die regen. ‘Zo’, zegt de Here in Jesaja 55, ‘zo zal ook het woord dat uit mijn mond uitgaat zijn: het zal niet leeg tot Mij weerkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal volbrengen waartoe Ik het zend.’

En als die woorden dus klinken aan het einde van een kerkdienst, dan gebeurt er iets heel bijzonders, iets heel kostbaars: God zegent zijn kinderen met zijn Naam. Hij legt die Naam op hen, tastbaar haast, heel echt. We krijgen allemaal samen en ieder persoonlijk te horen: ‘Ik de Here heb het goede met je voor. Ik ga met je mee in mijn Naam. En in die Naam is bescherming, genade en vrede.’ Dat is het karakter van de zegen. Het zijn niet maar woorden, het is God Zelf die het Woord neemt, en zegt: ‘Ik verbind mijn Naam aan die van u. Ga weer naar huis in mijn Naam. Ga in vrede.’

* * *

God zegent zijn kinderen met zijn Naam. Dat is het thema van de preek en het tweede punt gaat over de inhoud van die zegen. Maar dan moet ik eerst ook iets over de vorm zeggen. Want vorm en inhoud zijn vaak één. De vorm van deze zegen van de Here is namelijk is heel kunstig. Dat zien we vaker in de bijbel. Dat bepaalde bijbelgedeelten op een heel kunstige manier in elkaar zitten.

Nu, over de vorm van de zegen uit Numeri 6 is ook het een en ander te vertellen. Ik heb daarom de woorden van de zegen aan u gegeven, in het Hebreeuws. U kunt er misschien niet zoveel van maken, maar ik kan wel iets laten zien van de vorm van deze tekst. En daar moet u dan bij bedenken dat je in het Hebreeuws leest van rechts naar links.

De hogepriesterlijke zegen uit Numeri 6:


(preeklezer, als je de tekst van deze zegen op papier wilt hebben om uit te delen aan de kerkgangers, klik dan hier)

a) Het zijn heel duidelijk drie zinnen. Een zegen in drieën. En drie staat in de bijbeltaal vaak voor volkomenheid en voor intensiteit. Als iets driemaal wordt gezegd, of als iets in drieën wordt gezegd, dan gaat daar kracht van uit. Iets wat in drieën wordt gezegd heeft om zo te zeggen ‘power’. Dus in de vorm komt tot uitdrukking dat deze woorden vol kracht zijn. Een krachtige zegen die op een intense en volkomen manier tot uitdrukking brengt dat de Here er werkelijk is voor zijn kinderen.

b) Zo wordt dus ook drie keer de naam van de Here genoemd: Jahwe. Het is steeds het tweede woord van elke zin. Misschien ziet u dat die worden inderdaad steeds hetzelfde zijn: de Hebreeuwse naam Jahwe.

c) Vervolgens valt op dat de eerste zin uit drie woorden bestaat, de tweede zin uit vijf woorden en de derde zin uit zeven woorden. De zinnen worden dus steeds langer: drie, vijf, zeven. Het lijkt wel op een golf die steeds hoger wordt en dan over je heen spoelt. Een aanzwellende golf van zegenende woorden. En de zinnen worden steeds intenser en steeds voller.

d) Dat wordt ook nog zichtbaar in het aantal letters van de zinnen. Ook daarin zit weer regelmaat. Moet u thuis maar eens natellen (de dubbele punt achteraan doet niet mee, dat is hetzelfde als onze punt aan het einde van een zin): de eerste zin bestaat uit 15 letters, de tweede uit 20 letters en de derde uit 25 letters. Daarin is dus ook weer heel duidelijk die opklimming vormgegeven. Alles werkt om zo te zeggen toe naar het hoogtepunt van deze zegenwoorden, het laatste woord in de derde zin: sjaloom. Vrede. En dat laatste woord van de zegen is uitgerekend het eerste woord waarmee de Here Jezus na zijn opstanding naar zijn discipelen toekomt. Het eerste wat Hij zegt is: ‘Vrede zij u’. Jezus zegent zijn discipelen met zijn vrede. Blijkbaar vat dat woord het evangelie van de opstanding samen. Sjaloom. Dat eerste woord van de enige Hogepriester Jezus Christus klinkt als laatste woord in de hogepriesterlijke zegen het langste na. Dat woord is het toppunt van die golf van zegenwoorden die steeds hoger en hoger op ons af komt rollen.

e) En dan nog een laatste opmerking over de vorm: de zegen bestaat dus in totaal uit vijftien woorden. Maar als je daar nu de driemaal gebruikte naam Jahwe afhaalt, houd je twaalf woorden over. Drie maal de Naam Jahwe en dan nog twaalf woorden die staan voor de twaalf stammen van Israël. Zo is in de zegenwoorden vormgegeven dat de Here er werkelijk is voor zijn volk.

De vormgeving van de zegen is dus vol symboliek en heeft een eigen betekenis. Als nuchtere Nederlanders zijn we daar misschien niet zo gevoelig voor. Maar het kan geen kwaad om ook dat te leren waarderen. De bijbeltaal is vol symboliek. En deze woorden, die God Zelf heel zorgvuldig heeft uitgekozen om zijn kinderen mee te zegenen hebben dus ook een symbolische vorm: een aanzwellende golf van zegenende woorden waarin we door God worden ondergedompeld. Zijn naam wordt op ons gelegd als we die woorden horen aan het einde van een dienst. Sterker nog: Gods naam spoelt over ons heen, we worden ondergedompeld in zijn Naam. Zo concreet en voelbaar wil God bij ons zijn. Zo concreet en voelbaar wil Hij met ons meegaan een nieuwe week in.

* * *

En dan nu de inhoud van die zegenwoorden. Het zijn dus drie zinnen. In elk van die drie zinnen staat de naam van de Here centraal. Hij is de God van het verbond, de Eeuwige, de Barmhartige, de God die trouw is. Deze God is aan het Woord in deze zegen. Hij is de God die zijn volk niet loslaat. Jahwe is zijn naam en zo is Hij ook: een God die meegaat met zijn volk, en God die er helemaal is voor zijn kinderen. In voorspoed en in tegenspoed. In zorg en ziekte. In blijdschap en verdriet. In leven en dood. God laat zijn kinderen niet los, want Hij is Jahwe.

 

De drie zinnen van de zegen van Jahwe zijn elk in tweeën verdeeld. En het tweede deel vormt steeds een uitleg, een verdere invulling van wat er in van het eerste deel wordt gezegd.

De Here zegene u / en Hij behoede u,
de Here doe zijn aangezicht over u lichten / en zij u genadig,
de Here verheffe zijn aangezicht over u / en geve u vrede.

Het zijn prachtige woorden, woorden vol schoonheid. En eigenlijk moet je ze niet uit-leggen maar onder-gaan. Toch maak ik nu bij elke zin een paar opmerkingen.

In de eerste zin daalt de zegen van Here vanuit de hemel neer op zijn volk op aarde. Die zegen dat betekent in de bijbel vaak heel concreet: voorspoed en gezondheid, geluk en rijkdom. In die zegen gaat het om de goede gaven van God. Je zou het zo kunnen zeggen: in de zegen van God zie je zijn goedheid in actie. Hij is goed voor zijn kinderen. En dat wordt concreet in de bescherming die God geeft. Ik zei al dat de Here deze zegen heeft gegeven op de weg van Egypte naar het beloofde land, midden in die barre woestijn. Nu, ook daar is God beschermend aanwezig. Hij behoedt zijn volk op al hun wegen en beschermt zijn volk tegen allerlei vormen van kwaad. Dat kan Hij want Hij is Jahwe, de Almachtige God.

Zo daalt in de eerste zin Gods goedheid op ons neer en mogen wij ervaren dat God met ons is. In de tweede zin kijkt God ons aan. ‘Zijn aangezicht licht over ons’, staat er. En wat dat betekent wordt het duidelijks als je denkt aan wat het tegenovergestelde is van een aangezicht dat over ons licht. En dat is dat God zijn aangezicht voor ons verborgen houdt, of dat Hij ons met de nek aankijkt. We zeggen in onze taal ook wel eens dat blikken kunnen doden. Iemand kan je vol dodelijke venijn aankijken. Dat kan God ook. Dan is Hij toornig. Dan wendt Hij zijn aangezicht af van zijn volk. Dan is er geen licht maar duister.

Maar hier in de zegen zegt de Here het voluit: mijn aangezicht licht over jullie. Ik zie jullie aan met vriendelijke ogen. En in Spreuken 15 vers 30 staat: ‘vriendelijk stralende ogen verheugen het hart’. Dat is precies wat de Here wil: Hij wil ons verheugen met zijn blik vol liefde en licht en leven. Dat is niet vanzelfsprekend. En dat wordt ook duidelijke in de tweede helft van de tweede zin: ‘Hij zij u genadig.’ Daarin wordt tot uitdrukking gebracht dat er sprake is van schuld bij het volk. Maar die schuld wordt vergeven. Want God is in Christus een genadige God. In het leven van Gods volk straalt daarom het licht van zijn genade. Dat God ons aankijkt, dat is als het zonlicht dat met zijn stralen warmte brengt, zonlicht dat straalt van liefde en leven.

Zo kijkt God ons in de tweede zin van zijn zegen stralend aan en maakt Hij het licht in onze levens. In de derde zin komt dan het hoogtepunt van de zegen. Want in de derde zin onderstreept God nog eens dat zijn ogen op ons zijn. Hij laat zijn aangezicht niet vallen, zoals er letterlijk staat in de bijbel over Kaïn die toornig wordt op zijn broer Abel. Nee, Hij verheft zijn aangezicht over ons, Hij kijkt ons in de ogen en zegt: ‘er is vrede voor u.’ Sjaloom. Dat is het hoogtepunt van de zegen. Vrede. En vrede is in de bijbel meer dan: ‘geen oorlog’. De sjaloom van God die in Christus werkelijkheid is geworden is: heelheid, volkomenheid, het hoogste geluk. Sjaloom dat is weten: ‘mij ontbreekt niets.’ Dat is sjaloom. De Sjaloom van de Here is datgene wat het leven echt leven maakt.

En zo geeft de Here in de derde zin van zijn zegen ons het hoogste geluk. Zijn Naam wordt op ons gelegd. Hij overspoelt ons met zijn vrede. En als nieuwtestamentische gemeente mogen we in deze oudtestamentische zegen de opgestane Heer horen: ‘Vrede zij met u.’ Of, met de woorden van Johannes 14 vers 27: ‘Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u.’

* * *

God zegent zijn kinderen met zijn Naam. In de derde plaats gaat het nu over de functie van die zegen. Wat is de bedoeling ervan? Wat wil de Here met die zegen? Om op die vraag een antwoord te vinden is het belangrijk om te zien dat de zegen al in het Oude Testament een plek had aan het einde van een samenkomst van het volk. Dan hief de priester zijn armen omhoog, om de Israëlieten, vlak voor ze weer naar hun tenten of hun huizen gingen, te zegenen. En die functie heeft de zegen ook in onze kerkdiensten. En dat is dus heel wat meer dan alleen maar een verplichte afsluiting van de kerkdienst. Het is geen lege formule aan het eind, tijd om de bijbel vast in het hoesje of in je tas te doen. Het is geen punt achter de dienst, het is veel eerder het hoogtepunt van de hele dienst.

Het evangelie dat geklonken heeft in Schriftlezing, prediking en lied, het wordt nog één keer onderstreept door Gods eigen Woord. Of om het nog anders te zeggen: nog één keer wordt duidelijk waar het allemaal om draaide in de dienst. Het draaide om de ontmoeting tussen de Here en zijn volk. Het draaide om wat de Here God aan ons wilde geven.

Want zelf gaan we soms wel eens wat anders om met de kerkdienst. Dan letten we vooral op menselijke dingen. Het zingen ging niet zo lekker bijvoorbeeld. Of er ontbrak wat aan de preek. Of misschien heb je je wel aan iemand geërgerd. Allemaal menselijke dingen. Maar daar gaat het niet om. En in de zegen van de Here wordt dat nog één keer volkomen duidelijk. Het is het hoogtepunt, het laatste en het best en het mooiste van de hele dienst: God Zelf spreekt ons aan met woorden die Hij Zelf heeft aangereikt. Woorden van bescherming en genade en vrede.

En als je terugkijkt naar een kerkdienst, kijk dan altijd door het prisma van de woorden van die zegen. Dan vallen een heleboel onvolmaaktheden die je misschien wel kunt aanwijzen in de dienst weg. En er blijft een ding over: de vreugde over een God die bij ons is, de vreugde over een God die in genade met ons meegaat, de vreugde over de God die ons niet laat vallen maar vasthoudt.

Dat is de functie van de zegen: het is een hoogtepunt waarin de zin van de hele kerkdienst wordt samengevat. Het evangelie wordt nog een keer heel bondig verkóndigd. En dat geeft ook een antwoord op de vraag die je kunt stellen aan die zegen: is het nou een gebed of is het verkondiging? De vertaling geeft eigenlijk aan dat het gaat om een bede: ‘De Here zegene u.’ Maar de Hebreeuwse werkwoorden die er staan kun je ook vertalen als verkondigende woorden. ‘De Here zegent u.’ Dat is de verkondiging die we in Christus mogen hebben. Geen onzekerheid daarover. De Here doet wat Hij belooft.

En zo is de zegen ook een Woord van God waarmee je echt het leven weer in kunt. Het is het woord op de drempel tussen kerk en wereld. Het is het Woord waarin God je kracht geeft. Geen loze woorden, geen verplichte klanken, geen zinloos ritueel, maar een zegen waarin heel veel kracht schuilt omdat God Zelf aan het Woord is. Hij legt zijn Naam op zijn kinderen en dan mag je weten dat je veilig verder kunt gaan. Hij omarmt zijn kinderen als het ware in de zegen: ‘Ik laat jullie niet vallen. Leef maar, leef maar voor Mij en voor je naaste.’ Ja, met de woorden van zijn zegen zendt God ons de wereld in. Zoals Jezus dat deed met zijn discipelen, na zijn opstanding. ‘Vrede zij u! Gelijk de vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest.’ Ja, in de zegen geeft God ons zijn Geest, de Geest van vrede, de Geest die kracht geeft, de Geest die met ons meegaat als God ons uitzendt om met het evangelie in ons hart present te zijn in de wereld.

Zo legt God zijn Naam op ons aan het einde van de kerkdienst. En dan gaan wij de drempel over, van de kerk de wereld weer in. En daar mogen we in heel ons leven die Naam laten lezen.

* * *

God zegent zijn kinderen met zijn Naam. Dat is de diepe zin van de woorden aan het einde van de dienst. Woorden om lief te hebben. Woorden om je helemaal door te laten overspoelen. Woorden vol licht en leven, vol genade en bescherming, vol van de vrede van Christus. En op die Woorden uit Gods mond past in onze monden maar één antwoord. En dat is: AMEN.

 

Liturgie voor een morgendienst:

Psalm 71:11,13,14
Psalm 130:1,2 (als Schuldbelijdenis)
Psalm 130:3,4 (na Genadeverkondiging)
Johannes 20:19-23
Psalm 85:1,4
Numeri 6:22-27
Psalm 67
Psalm 119:62 (na de Tien Woorden)
Lied 456