Elkaar in eerbetoon ten voorbeeld

Preek over Romeinen 12:10b

 

 

Gemeente van Jezus Christus,

 

In onze wereld woeden vele oorlogen. Gewapende conflict heten ze ook wel, een beetje eufemistisch. Zulke conflicten zijn er ook wel eens in de gemeente van Christus. Conflicten tussen gemeenteleden, tussen kerkenraad en gemeente, tussen predikanten en kerkenraden. En in het kielzog daarvan komt er allerlei ellende mee.

 

Nu zou ik hier op de preekstoel uitgebreide analyses kunnen gaan geven van de mogelijke oorzaken van dergelijke conflicten. Dan zou het gaan over disfunctionerende predikanten, over te veeleisende gemeenteleden, over kerken waar soms een harde afrekencultuur lijkt te heersen. En ik zou iets moeten zeggen over een snel veranderende samenleving, en kerken die het maar moeilijk vinden om op al die veranderingen adequaat en relevant te reageren.

 

Maar ik zal u al die analyses besparen. Daar komt u ook niet voor. Ik vertel liever waarom ik deze tekst gekozen heb om over te preken. Wat me namelijk opvalt in de verzen 9 tot 21 is dat Paulus het tot drie keer toe heeft over het kwade. En hij spreekt niet de volken van Psalm 2 aan.

 

Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch?

Wat is de waanzin toch die zij beramen?

 

Dat gaat over de werkelijkheid van het kwaad in deze wereld. En de televisiebeelden van de vele oorlogen staan op ons netvlies gegrift. Maar Paulus spreekt niet  de volken aan, maar een concrete kerk, in Rome, waar gemeenteleden zijn zoals u en ik. En hij moet het hebben over het kwade dat zich blijkbaar ook in de kerk genesteld heeft. Tot drie keer toe gaat het erover in dat korte stukje van vers 9 tot 21. Vers 9: ‘Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede.’ Vers 17: ‘Vergeldt niemand kwaad met kwaad, hebt het goede voor met alle mensen.’ Vers 21: ‘Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’

 

Wat is er gebeurd als er in kerken conflicten ontstaan tussen een predikant en de kerkenraad en de gemeente? Dan hebben we ons laten overwinnen door het kwade. Laten we het niet mooier maken dan het is. Een gemeente die verteerd wordt door conflicten rond een predikant, is een gemeente waar dit de geestelijke werkelijkheid is: ‘we hebben ons door het kwade laten overwinnen.’ Dan blijf je aan de oppervlakte als het gaat over het niet adequaat functioneren van een predikant, over ‘communicatieproblemen’, over uiteenlopende standpunten, over moeite om elkaar vast te houden en elkaar te begrijpen. Dat zal allemaal waar zijn. Maar laten we liever wat dieper afsteken: als er in een kerk conflicten zijn, dan hebben we ons laten overwinnen door het kwade. Dan haalt de satan overwinningen. Want er is een geestelijke strijd gaande. Niet ‘daar buiten’. Juist in de kerk. Een geestelijke strijd. Want hier, in de gemeente van Christus, heeft de Satan veel werk te doen. Hij is het Kwaad in eigen persoon.

 

Ik hoop dat u dat mee maakt, wat ik nu zeg. Blijven we in onze kerkelijke conflicten toch niet vaak wat aan de buitenkant hangen, zonder te benoemen waar het ten diepste om gaat? Er is een geestelijke strijd gaande, juist binnen de muren van de gemeenschap van de kerk.

 

Paulus heeft daar een open oog voor als hij tot driemaal toe het kwaad ter sprake brengt. Maar hij wijst ook een uitweg. ‘Overwin het kwade door het goede.’ En dat goede heeft een naam. Dat goede heet: de liefde. En voordat we de kans krijgen om te denken: ‘dat is vaag’, helpt Paulus ons om die liefde heel concreet en praktisch gestalte te geven. Een hele serie korte handreikingen wordt er gedaan. Net zo praktisch als de Bergrede van de Here Jezus. Romeinen 12 vers 9 tot 21 is ook wel eens genoemd: de Bergrede van Paulus. Heel praktisch. Want inderdaad, we zeggen wel eens dat liefde zo vaag is. En we kunnen er ook geen definitie van geven. Maar liefde wordt zichtbaar in heel concrete dingen die we doen. Liefde is - en ik noem maar even een paar voorbeelden uit dit bijbelgedeelte -  liefde is...

·         volharden in gebed

·         bijdragen in de nood van de heiligen

·         ons toeleggen op de gastvrijheid

·         zegenen wie ons vervloeken

·         blij zijn met de blijden

·         huilen met wie huilen

·         niet eigenwijs zijn

 

Uit al die uitermate praktische dingen waarin de liefde in de gemeente gestalte krijgt, als het goede dat het kwade overwint, haal ik vanmorgen één handreiking naar voren. ‘Weest in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’ Als er iets is wat predikanten en kerkenraadsleden en gemeenteleden vaak kwijt zijn in conflicten, dan is het wel dit: dat we de ander eren. En daarom zou ik willen dat in bestaande conflicten in kerken, maar het allerliefst al veel eerder, nog voordat er conflicten zijn, we met elkaar deze geestelijke handreiking, dit gebod van Jezus spellen met hart en ziel: ‘Wees in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’

 

* * *

 

Nu is er een gevaar dat je zo’n concreet gebod uit de context lospelt, en het elkaar als wet voorhoudt. Dat is niet de bedoeling. En daarom is het belangrijk om eerst te zien dat heel Romeinen 12 tot 16, het tweede deel dus van de Romeinenbrief, inzet met een oproep die alles wat volgt kleur geeft. Wat doet Paulus daar, in hoofdstuk 12 vers 1? Hij doet een beroep op ‘de barmhartigheden Gods’. Daarmee vat hij om zo te zeggen al het voorgaande samen. Alles wat in Romeinen 1 tot 11 aan de orde is geweest. En daar zijn grootse dingen aan de orde geweest. Alles wat God heel die lange heilsgeschiedenis door gedaan heeft, waarin Hij toewerkte naar de komst van zijn Zoon Christus op aarde, dat alles wordt samengevat in de uitdrukking: ‘de barmhartigheden van God’. Om het iets anders te zeggen: in alles wat God gedaan heeft in het komen van zijn Zoon, en in zijn kruis en opstanding, voelen we het warme hart van de Vader kloppen. Barmhartig is warm-hartig. Er klopt een warm Vader-hart in God. Een hart dat niets liever wil dan dit: dat allen die geloven gered worden, dat allen die geloven het heil mogen ervaren in hun leven.

 

Nou, vanuit de barmhartigheden van God denkt Paulus nu als het ware verder. Al dat grote wat God heeft gedaan, in de verkiezing, in de rechtvaardiging, in de heiliging, de eeuwen door, al dat grote krijgt gestalte op de vierkante meter van het christelijke leven. We hebben soms nog wel eens de neiging om dat tegen elkaar uit te spelen. Dan zegt de een: ik geniet zo van God grootheid en zijn grote daden in de schepping en in de geschiedenis, en praat maar niet teveel over de mens. En de ander zegt: ik vindt het zo heerlijk dat Jezus in mijn hart woont en dat ik daardoor echt verander, en die grote vergezichten door de bijbel heen, daar kan ik niet zo heel erg veel mee.

 

Hier in Romeinen 12 vers 1 en 2 komt dat bij elkaar. Want het is onlosmakelijk met elkaar verbonden. De barmhartigheden Gods - en de verandering van mijn leven. Met een beroep op de barmhartigheden Gods (kijk eens wat de Here allemaal heeft gedaan voor grote dingen) vermaan ik u: maak van je lichaam een offer, en laat je denken vernieuwd worden. De barmhartigheden Gods (groots, vergezichten) hebben effect op mijn lichaam en op mijn denken. Al dat grote is door de Geest terug te vinden op de vierkante meter van ons leven als christen.

 

Mijn lichaam: dat is voor de Heer. Ik wil met mijn handen werken voor de Heer. Ik wil in de naam van Jezus mijn arm om iemands schouder leggen. Ik wil lopen voor de Heer en wandel met mijn benen in zijn liefde.

 

Mijn denken: dat is voor de Heer. Ik wil mijn gedachten laten vullen met de Here Jezus. Ik wil mijn verlangen steeds meer de verlangens van Christus laten zijn. Ik wil met door de Geest aangeraakte ogen, met een veranderd denkpatroon in het leven staan.

 

En in dat veranderde leven, waarin de barmhartigheden Gods hun uitwerking hebben, in dat veranderde leven klinkt de stem van de Here, op de vierkante meter: ‘Weest in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’

 

* * *

 

We moeten elkaar dus eren. Dat is Gods verlangen. Maar wellicht kijkt u daar ook wel en beetje vreemd tegenaan. Zeggen we al niet eeuwenlang: Soli Deo Gloria! God alleen de eer! Is God inderdaad niet de Enige die al onze eer waard is? Juist ook omdat Hij zo heilig is en in de heerlijkheid van de hemelen zijn troon heeft? God alleen de eer!

 

Toch gaat de bijbel ons op vele plaatsen voor in de oproep om elkaar te eren. Neem het vijfde gebod: ‘Eer uw vader en uw moeder.’ Kinderen zijn geroepen om hun ouders te eren. Om hen te respecteren, om wie ze zijn. Om hen te waarderen. Om hen hoog te achten. Timoteüs roep slaven op om hun heer te eren: ‘Allen die onder een slavenjuk zijn, moeten hun meesters alle eer waardig achten.’ Deze eer wordt dus gevraagd in relaties waar ook gezag een rol speelt. Maar weet u wie we ook moeten eren? Onze vrouwen. In 1 Petrus 3 vers 7 staat het zo: ‘Mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.’ Dat is en heel diep bijbelwoord. Bewijs eer aan je vrouw. Daar kan ik beter een keer een aparte preek over houden. Nu vind ik het belangrijk om met elkaar even te zien dat er een relatie wordt gelegd met het gebed. Als je je vrouw niet eert, niet waardeert, niet hoog acht, zullen je gebeden belemmerd worden. En ook nog dit: je moet haar eren omdat ze medeërfgenaam is van de levensgenade. En dat zegt dus allemaal iets over de sfeer van de eer. Over de sfeer van de eer die we elkaar moeten bewijzen. Dat gaat niet alleen maar over respect hebben voor elkaar. Dat gaat veel verder dan iemand alleen maar in zijn of haar waarde laten. Eren gaat ook dieper dan tolereren.

 

Want wat gebeurt er nog wel eens, als we zulke concrete geboden lezen als in Romeinen 12? Dat we zeggen: ‘Dat is allemaal wel wat erg ideaal. Kom op, wees een beetje nuchterder. Dat is toch niet haalbaar! Ongeveinsde liefde? Dat je van elkaar houdt in de gemeente? We weten wel beter toch!’ En we schrijven de woorden van God af als een onhaalbaar ideaal. En we zeggen: ‘eren, eren, als we het nu eens houden bij tolereren. Je kunt tenslotte niet met iedereen door één deur. Je kunt niet met iedereen vrienden zijn. Als we elkaar nu maar een beetje in onze waarde laten. Dat is wel genoeg.’ En zo verliezen we de radicaliteit van de bijbel en van Jezus. En zo worden die geweldig grote barmhartigheden Gods in het leven van zijn kinderen verdund tot wellevendheid, beleefdheid, tolerantie, elkaar niet te veel lastig vallen.

 

En dat is erg. Als we woorden van God zo onschadelijk maken dat ze haalbaar worden. Hoewel, zelfs dat vinden we al wel eens lastig: tolereren, dat je een ander gunt dat hij ergens een beetje anders over denkt bijvoorbeeld. Maar het gaat hier helemaal niet over tolereren. Het gaat hier over eren. Over waarderen. Dat je tegen je broer of je zus in de Here zegt: ‘Ik ben geweldig blij met jou! Ik waardeer je enorm omdat je zoveel liefde en enthousiasme uitstraalt. Ik heb bewondering voor je kennis en je levenservaring waarmee je mij en anderen in de gemeente dient.’

 

Dat is eren: dat je iets moois, iets goeds over de ander zegt. Dat je het ook tegen elkaar zegt. In het gewone dagelijkse leven noemen we dat: elkaar complimenten geven. ‘Weest in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’ Geef eens een compliment. Zeg het gewoon: ik waardeer jou om wat je doet, om wie je bent. En we weten allemaal ook hoe je daarvan kunt opleven. Als iemand zijn waardering voor jou uitspreekt. Dat is als het ware de benzine in de motor van ons leven. Daar krijg je energie van. Dan heb je er weer zin in. Dan ga je ervoor, ook al is dat best wel eens moeilijk en lang niet altijd even leuk. En laat ik het dan ook maar gewoon vragen. Want de aanleiding voor deze preek wordt gevormd door conflicten tussen predikanten en kerkenraden, en conflicten in kerken. Het zou me niet verbazen als je bij al die conflicten in ieder geval deze waarneming kunt doen: er wordt nooit meer waardering voor elkaar uitgesproken. Er is geen eerbetoon meer. Ieder heeft zich verschanst in zijn eigen stellingen, en het is gewoon oorlog. Wat zou er al veel gewonnen zijn als er dan eerst eens waardering voor elkaar was uitgesproken, ondanks allerlei moeiten wellicht, toch eerst waardering: elkaar eren.

 

En zouden heel veel conflicten niet voorkomen kunnen worden als er in de kerk en in kerkenraden veel meer een sfeer was waarin regelmatig waardering voor elkaar wordt uitgesproken. ‘Weest in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’ In de kerkenraad kennen we als standaardagendapunt van de brede vergaderingen: ‘Broederlijk vermaan’. Is dat eigenlijk niet een beetje typisch? Waarom hebben we geen agendapunt met deze naam: ‘Broederlijk eerbetoon’? Is zo’n agendapunt niet veel te veel gedacht vanuit zonde en vergeving? Als we werkelijk geloven dat we altijd weer mogen beginnen met de witte bladzijde, met onze volmaaktheid in Christus en met ons nieuwe leven door de Geest, waarom honoreren we dat dan niet door het agendapunt: ‘Broederlijk eerbetoon’ in plaats van ‘Broederlijk vermaan’? Ik vraag maar.

 

En natuurlijk gaat het me nu niet om dat agendapunt, maar om deze vraag: Hoe bewust zijn we er eigenlijk mee bezig dat we door God geroepen worden elkaar te eren? Elkaar te waarderen? Elkaar te complimenteren? Of is dat alleen iets voor de positivo’s onder ons? De sfeermakers? Dat dacht ik niet. Het staat er zeer categorisch: ‘Weest elkaar in eerbetoon ten voorbeeld.’

 

* * *

 

Maar laten we ook nog weer even wat dieper afsteken. Want op basis waarvan worden we eigenlijk geroepen tot eerbetoon aan elkaar? Ik zou twee dingen willen noemen. 1) Op basis van onze identiteit. 2) Op basis van Gods gebod.

 

Onze identiteit. Daar had ik het twee weken geleden ook over in de preek. ‘Ken je identiteit’. En die identiteit werd zo verwoord: we zijn geliefde kinderen van God. Zoals we allemaal in de kerk zijn: geliefde kinderen van God. Kinderen van een gezin: ‘Weest in broederliefde elkaar genegen.’ Toegepast op kerkelijke conflicten: die predikant die wellicht inderdaad niet optimaal functioneert, duidelijke fouten maakt zelfs: zie hem als geliefd kind van God. Je mede-ambtsdragers in de kerkenraad: ze denken soms zo anders, je lijkt wel eens in twee verschillende werelden te leven, toch allemaal: geliefde kinderen van God, met allemaal dezelfde Vader.

 

En over die identiteit is nog meer te zeggen. Bijvoorbeeld dit: in ieder mens zien we iets van het beeld van God. Geschapen naar het beeld van God. En alleen daarom al waard om geëerd te worden. En we moeten elkaar in de gemeente ook leren zien als priesters (Rom.12, 1): allemaal mensen die op hun eigen manier hun lichamen stellen tot een levend, heilig en God welgevallig offer. We eren elkaar dus niet omdat we zo aardig zijn, of omdat we geen fouten maken, maar om onze identiteit in Jezus Christus: geliefd kind, beeld van God, priester voor de levende Heer.

 

Op welke basis worden we geroepen tot eerbetoon aan elkaar? Het tweede: op basis van Gods gebod. En dat gebod is goed, welgevallig, volkomen. Dat is iets wat we moeten leren ontdekken. Dat staat ons niet direct helder voor de aandacht. In Romeinen 12 vers 2 zie je dat ook terug. Daar staat ‘opdat gij moogt erkennen’. Pas als we hervormd worden door de vernieuwing van ons denken, pas dan gaan we ontdekken dat het gebod van God om elkaar te eren iets goeds is, iets welgevalligs, iets volkomens. Iets waar we uit onszelf niet zo snel op zouden komen. En daarom zegt God het ook maar. Omdat we het uit onszelf niet zouden bedenken: ‘Weest elkaar in eerbetoon ten voorbeeld.’ En waar dat daadwerkelijk gebeurt zul je iets goeds zien gebeuren, iets welgevalligs, iets volkomens. Daar vormen broeders en zusters steeds meer een werkelijke gemeenschap. Laten we het elkaar daarom ook voordoen, laten we elkaar een voorbeeld zijn. Geef waar je kunt een compliment aan je broeder of zuster, aan je wijkouderling of wijkdiaken, aan wie ook maar een taak vervuld, maar ook aan wie geen taak vervullen, maar er wel helemaal zijn, om mee te doen in het eren van God en van zijn Zoon.

 

* * *

 

Maar dan toch nog maar een keer die vraag: ‘Hoe haalbaar is dit? Wordt hier niet een ideaal getekend? Dit lukt je toch niet?’ Nee, dit lukt ons niet als we alleen naar onszelf en de ander kijken. Want we kennen elkaars fouten en gebreken wel. En die maken het vaak zo moeilijk om de ander eer te betonen. Maar dat eerbetoon, heb ik net proberen duidelijk te maken, gaat vooraf aan de dingen die we doen en waarin we vaak ook tekort schieten. Dat eerbetoon heeft te maken met onze identiteit. Met wie we in Christus mogen zijn. En als we daar oog voor krijgen (‘wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken’), leren we ook omgaan met tekortkomingen van een ander, lelijke karaktertrekken, zwakke punten, grote fouten. Want eren betekent niet: dat je alles maar pikt van de ander. Dat er geen enkele plaats meer is voor ‘Broederlijk vermaan’. Alleen dat vermaan krijgt dan een kader. Die benoem ik nu even met twee woorden: het kruis van Jezus en de toorn van God

 

‘Kijk naar het kruis’. We vinden onze identiteit aan de voet van het kruis van Christus. Daar zien we allereerst onze eigen zonde. Maar daar kunnen we, samen met een broeder of zuster bij wie we een tekort opmerken, ook samen elkaars zonde onder ogen zien. En dan schrikken we misschien ook niet meer zo heel erg van een predikant die ook fouten maakt, of van ambtsdragers en andere gemeenteleden die daar moeilijk mee om kunnen gaan. Als we leven in een geestelijke cultuur van eerbetoon, hoeven we ook niet zo bang te zijn dat we terecht komen in een cultuur van ‘elkaar afrekenen’. Dat bestaat niet als we werkelijk het kruis van Christus kennen.

 

‘Laat plaats voor de toorn.’ Dat staat ook in dit bijbelgedeelte. We hebben wel eens de neiging om te denken dat wij een zonde bij een ander moeten benoemen en er ook min of meer mee moeten afrekenen. Wij moeten ons gelijk zo vaak hebben. Maar dat hoeft niet. Als we een ander in een geest van zachtmoedigheid hebben vermaand, en er wordt niet of nauwelijks geluisterd, dan is het belangrijk om ook deze ruimte te hebben: dat we het bij God neerleggen. Dat je zegt: ‘Here, ik geloof dat wat er gebeurt niet goed is, en ik heb het tegen de betrokkene gezegd, in liefde. Bewaar mij nu voor mijn toorn en mijn wraak en leer me om dat in uw hand te laten.’ Zoiets betekent dat, denk ik: ‘Laat plaats voor de toorn.’ Dat is niet onze toorn. Dat is Gods toorn.

 

* * *

 

Maar laat ik positief en bemoedigend mogen eindigen. Daar vraagt dit bijbelwoord ook om. Om praktische bemoediging. ‘Weest in eerbetoon elkaar ten voorbeeld.’ Drie heel praktische toepassingen geef ik daarom. Om mee te oefenen, in de gemeenschap van de kerk. Want de kerk is geloof ik ook een oefenplaats voor het elkaar leren eren.

 

Complimenteer elkaar. Geef elkaar oprecht gemeende complimenten. Want als u erop let, ziet u dat er in de kerk heel veel dingen gebeuren die gewoon mooi zijn. Waar je blij mee kunt wezen. Aandacht voor elkaar. Een gesprek. Een arm om je schouder. Een mooi stuk muziek. Een helpende hand. En ga zo maar door. Als we dat nu ook eens wat vaker hardop zeggen? ‘Ik waardeer het erg, wat je doet.’ ‘Bedankt! Ik heb ervan genoten. Ik had het niet willen missen.’ En zeg het ook maar eens tegen een ambtsdrager: ‘Ik ben blij dat je zoveel tijd en energie in je ambtswerk wil steken.’ ‘Dat was een fijn bezoek, daar wil ik je oprecht voor bedanken.’ Oftewel: spreek je waardering voor elkaar ook uit.

 

Luister naar elkaar. Elkaar eren betekent ook dat je werkelijk naar iemand luistert. Dat je de gedachten en gevoelens achter de woorden probeert te peilen. Als iemand iets zegt, hebben we vaak de neiging om te denken precies te weten wat hij of zij bedoelt. ‘Het moet allemaal weer anders natuurlijk!’ Of: ‘O ja, dat is natuurlijk weer die aartsconservatieve insteek van deze zuster.’ Niet doen. Probeer te peilen wat er achter de woorden zit. Vraag eens door. Dat is ook een vorm van elkaar eren.

 

Groet elkaar. Misschien zegt u wel: ‘dat is wel heel erg basaal. Dat hoeven we in de kerk toch niet tegen elkaar te zeggen?’ Nou, het blijkt dat je dat ook in de kerk wel eens weer hardop moet zeggen. Groet elkaar vriendelijk. Wat kunnen we elkaar soms kwetsen door elkaar bedoeld, maar soms ook gewoon uit een stukje achteloosheid, letterlijk over het hoofd te zien. Je kijkt soms straal langs elkaar heen. Eer elkaar door de ander te groeten. Vriendelijk groeten. ‘Goedemorgen!’ ‘Fijn dat je er bent.’ ‘Heerlijk om je weer te zien.’ Bij de voorbereiding van deze preek las ik dat er in het Nieuwe Testament op maar liefst vijf plaatsen wordt opgeroepen om elkaar te groeten. ‘Groet elkaar met de heilige kus.’ Paulus schrijft dat vier keer. Petrus één keer. Hij zegt zelfs: ‘Groet elkaar met de kus der liefde.’ Blijkbaar is het nodig dat dat gezegd wordt. Dat van die kus, dat weet ik ook niet helemaal. Want u hoeft elkaar straks ook niet allemaal in de hal van de kerk in de armen te vallen. Maar dit zeg ik wel: ‘Groet elkaar! En wees elkaar daardoor in eerbetoon ten voorbeeld.’

 

Complimenteer elkaar, luister naar elkaar en groet elkaar. Broeders en zusters, zo praktisch is het Woord van Christus.

 

Laten we nu samen bidden of God ons wil leren elkaar te eren...

 

 

Liturgie voor een morgendienst

 

Votum en groet

Psalm 122

Schuldbelijdenis en genadeverkondiging

Gebed

Schriftlezing: Romeinen 12

Psalm 103:3,4,5,7 (‘Met een beroep op de barmhartigheden Gods’)

Preek over Romeinen 12:10b

Gebed

Lied 252

De Tien Geboden (vooraf: Psalm 119:1-3 onberijmd)

Psalm 119:7,12

Voorbeden

Collecte

Lied 473:1,2,3,4,5,10

Zegen