Jezus komt eraan!

 

Adventspreek over Romeinen 13:11-14

 

 

“Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts! Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd! Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.”

(Romeinen 13:11-14, NBG-1951)

 

Zie voor een nieuwere versie (met NBV): Jezus komt eraan!

 

INLEIDING

 

Hoe laat is het? Dat is een vraag die je vaak stelt. En waar je heel gemakkelijk een antwoord op krijgt. Je kijkt op je horloge (het is nu …), je kijkt op je wekkerradio naast je bed (half 6, gelukkig nog geen tijd om op te staan) of je vraagt het aan iemand op straat (meneer, weet u misschien hoe laat het is?).

Hoe laat is het? Die vraag wordt ook gesteld in een mopje waarmee de socio-cultuur een beetje belachelijk wordt gemaakt: Jan loopt op straat en merkt dat hij zijn horloge is vergeten om te doen. Maar gelukkig komt hij Wouter tegen, een sociaal werker. En hij vraagt hem: ‘Wouter, weet jij misschien hoe laat het is?’ En Wouter antwoordt: ‘Jan, jongen, wat vind je er zelf eigenlijk van?’

Hoe laat is het? Dat is een vraag die je ook maar beter niet aan Paúlus kunt stellen. Want voor Paulus lijkt dat geen vraag te zijn. Hij zegt: ‘Je weet toch wel hoe laat het is? Tijd om uit de slaap te ontwaken. Want Jezus komt eraan.’

 

JEZUS KOMT ERAAN! En daarom is het nú tijd om
1. wakker te worden,

2. op te staan,
3. aan te kleden.

 

 

1 WAKKER WORDEN!

 

Slapen doe je 's nachts. Daar is niks mis mee. Je rust ervan uit. En na een nacht goed slapen kun je er weer een hele dag tegen. Maar als er in de bijbel over de nacht wordt gesproken, heeft dat eigenlijk altijd een diepere betekenis. Als in de bijbel de woorden nacht en duisternis vallen, dan gaat het heel vaak over zonde. Over dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Zo wordt er in de bijbel vaak gesproken over werken der duisternis, of over de werkers der duisternis.

En met slapen is het al net zo. Dat heeft vaak alles te maken met niet op je hoede zijn. Als je niet op je hoede bent, sukkel je maar zo in slaap. Denk bijvoorbeeld maar aan de vijf wijze en vijf dwaze maagden uit de gelijkenis: ze vallen in slaap. Het wachten duurt hen te lang. En dat kun je je best voorstellen: wachten kan soms heel lang duren. Zo lang, dat je van vermoeidheid in slaap valt. En als je slaapt, ben je niet op je hoede. En dan kan de zonde je maar zo te pakken nemen.

En daarom rukt Paulus als het ware aan je bed. Wakker worden! Lig nou niet langer in de zonde! Want als je dat blijft doen, is het te laat. Jezus komt eraan!

 

Jezus komt eraan! Het komt steeds dichterbij. Elk jaar, elke maand, elke dag, ieder uur is er één dichterbij de Wederkomst van Jezus. Paulus geeft dat voor de Romeinen ook heel concreet aan: twintig jaar geleden kwamen jullie tot geloof. We zijn nu dus twintig jaar dichterbij de Wederkomst van Christus. En zo is elke verjaardag is er één dichterbij de Wederkomst van Christus. En elk Kerstfeest is er één dichterbij de Wederkomst van Christus.

 

Nu is dat toeleven naar de Wederkomst van Jezus iets wat je vaak niet echt ingebakken zit. Ja, je kunt je voorstellen dat mensen die door het leven helemaal murw geslagen zijn ernaar verlangen dat Jezus komt. En zij zullen van ganser harte meebidden met het gebed: ‘Kom, Here Jezus, kom haastig!’ Maar voor heel veel van ons, heeft het leven toch echt wel wat te bieden. En je zou het eigenlijk jammer vinden als Jezus nu al terugkwam. ‘Van mij mag Hij nog wel even wegblijven’, denk je misschien wel. ‘Ik heb nog maar net verkering.’ ‘Ik heb eindelijk een baan die ik echt leuk vindt.’ ‘Ik wil zo graag mijn kleinkinderen nog zien.’

Maar dan zegt Paulus: ‘Wakker worden!’ Doe je ogen open en geef ze eens goed de kost! Het is nacht om je heen. Het donker grijnst je tegemoet. Zet je televisie maar eens aan. Doe je krant maar weer eens open. Allemaal ellende. Het is nacht hier op aarde. De nacht van de zonde. Nu is het helemaal Paulus’ bedoeling niet om ons die dingen af te pakken waar we zo van kunnen genieten: verkering, een leuke baan, kleinkinderen. Want dat hoort ook echt bij het leven met de Here: genieten van de goede dingen die Hij geeft.

 

Maar Paulus probeert ons hier wel wakker te schudden, zodat we ook oog krijgen voor het donker van de nacht om ons heen. Het donker dat door het licht van Jezus’ komst voorgoed weggevaagd zal worden. Want stel dat Jezus nú terugkwam, dan betekende dat het einde van alle terrorisme en dreiging van terreuraanslagen, het einde van alle hongersnood, het einde van de kankercellen in het lichaam van een zieke. Als Jezus nú terug zou komen, dan zou dat ook het einde ook van alle zonden betekenen: dan wordt Gods Naam niet langer gevloekt, alle ruzies zijn bijgelegd, alle geroddel behoort tot het verleden, alle onreinheid voorgoed voorbij. Want dat zijn allemaal dingen die het nacht maken hier op aarde. En het zal steeds erger worden, heeft Jezus gezegd. De nacht wordt steeds donkerder.

 

En daarom wil Paulus ons wakker schudden: het is nú tijd om wakker te worden, je ogen uit te wrijven en eens goed te kijken hoe het er nu eigenlijk voorstaat: in deze wereld, en ook in je eigen leven. En dan zijn er een heleboel lichtpuntjes te noemen: mooie dingen die er in je leven zijn, overwinning op een bepaalde zonde uit je leven, je kent plezier en geluk. Allemaal lichtpuntjes. Maar het zijn wel lichtpuntjes in het donker. Als sterren in de nacht. Het lukt al die sterren bij elkaar toch niet om het donker van de nacht te verjagen. Dát kan alleen de zon. En Jezus wordt in de bijbel dan ook een keer ‘Zon der gerechtigheid’ genoemd (Maleachi 4:2). Zoals alleen de zon het donker van de nacht kan verjagen, zo kan alleen Jezus de nacht van de zonde voorbij doen gaan. ‘Verlossing’ noemt Jezus Zelf zijn komst. ‘Uw verlossing genaakt’ (Lucas 21:28). We wórden verlost van alle zonde en ellende. Want Jezus komt eraan!

 

 

2 OPSTAAN!

 

‘Kwart voor acht! Opstaan!’ Zo riep mijn moeder me vroeger altijd wakker, toen ik nog op de middelbare school zat. En dat zal vandaag wel niet veel anders gaan. Als je naar school moet, dan moet je op een of andere manier wakker worden gemaakt. Anders kun je niet opstaan. En daarom roept je moeder je. Of je houdt het allemaal zelf in de hand door een wekker te zetten, zo een die je er om de negen minuten aan herinnert dat je nu toch écht op moet staan omdat je anders te laat komt.

En nu staat Paulus aan ons bed. ‘Wakker worden en opstaan!’, roept hij. Want alleen wakker worden is niet genoeg. Je moet er dan ook uit komen, en de nacht de nacht laten, en je bed je bed laten. ‘Leg de werken der duisternis af.’ Stop met die dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.

 

Want als je dat doet, opstaan, en de nacht de nacht laten, dan zul je nu al meemaken dat het licht wordt. In het donker van de nacht dringen dan al de lichtstralen van de dag door. Want de dag van Jezus’ Wederkomst is niet iets van later zorg. Zo van: die komt vanzelf wel. Nee, de dag van Jezus' Wederkomst bepaalt nu al hoe je leven eruit ziet. De dag van Jezus’ Wederkomst maakt je leven nu al anders. ‘Sta op, en laat de nacht de nacht.’

En de nacht de nacht laten, dat betekent heel concreet dat je nalaat wat bij de nacht hoort: de zonde. Want zonden zijn zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. En er zijn bepaalde zonden die ook echt in de nacht thuishoren. Dronkemannen lopen ‘s nachts lallend over straat. Steekpartijen vinden bij voorkeur plaats in donkere steegjes. En als ouders laat je je dochter ‘s avonds liever niet alleen over straat gaan. Bij donker gebeuren er inderdaad dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.

 

Maar die dingen gebeuren ook overdag. Ook bij klaarlichte dag gebeuren er dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. En die er op de dag van Jezus niet mee door kunnen: ruzie, een ander naar beneden halen, egoïsme. En van die dingen zegt Paulus: ‘Leg ze af.’ Sta op, en laat de nacht de nacht. Sta op, en trek de zonde als een pyjama uit. Sta op, en wandel als bij lichte dag, in een nieuw leven. Want de dag van Jezus is nabij. Zó nabij, dat het licht van die dag nu al doordringt in het donker van de nacht.

 

Het is met de Wederkomst net als met het vieren van het Kerstfeest. De Kerstfeestviering komt namelijk, als het goed is, niet uit de lucht vallen. Op vier Adventszondagen leven we ernaar toe, en daarom is het nu al een beetje Kerstfeest. En dan zie je dat het feestelijke van de Kerstdag er ook nu al is. De lichtstralen van de ster van Bethlehem, doen ook nu hun werk al: ze maken het al een beetje licht.

En zo is het ook met de Wederkomst van Christus. Als we de Zoon des mensen zien komen op een wolk, dan is het feest, en dan is alles licht. En iets daarvan is nu al te zien, namelijk waar christenen wandelen als kinderen van het licht. Waar dat gebeurt zal de dag van Jezus je ook nooit plotseling overvallen. Omdat iets van die dag al in je leven te zien was.

Iéts. Want het blijft nog even nacht. En dat zien we ook best wel in ons eigen leven. Want als je eerlijk bent, dan ken je dat wel van jezelf: nijd, twist, losbandigheid, wellust, drinkgelagen, brasserijen. Misschien niet precies in die vorm. Maar ieder kan voor zichzelf wel een plaatje maken bij die ‘nacht’.

En juist daarom zegt Paulus: ‘doe je ogen open, en sta op. Laat de nacht de nacht. En ga ook vooral niet liggen uitslapen.’ Wijdt geen zorg aan het vlees zodat begeerten worden opgewekt. Met die laatste zin bedoelt Paulus, dat je de zónde niet moet koesteren. ‘Draai je vooral niet nog eens lekker om. Trek de deken van de zonde toch niet nog eens lekker over je hoofd.’

‘Maar doe voortaan alleen maar wat gezien mag worden.’ Dat is heel moeilijk. Dat weet iedereen die dat graag wil. Het is heel moeilijk om die dingen te doen, die gezien mogen worden, die het daglicht kunnen verdragen. Dat kun je dan ook niet alleen, op eigen kracht. Maar zoals het licht van de grote Dag nu al doordringt in de nacht, zo is Jezus die kómt er ook nú al.

 

 

3 AANKLEDEN!

 

Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om wakker te worden, je ogen uit te wrijven en tot de ontdekking te komen dat de zonde het nacht maakt op aarde. - Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om op te staan, de nacht de nacht te laten en de zonde uit te doen. - Jezus komt eraan! En daarom is het nú tijd om je aan te kleden. En de kleren die je aan moet doen, die krijg je, van God Zelf.

 

Doe de wapenen des lichts aan! Het is heel opvallend dat Paulus het heeft over wérken van de duisternis en wápens van het licht. Waar wapens zijn, daar moet gevochten worden. En dat heeft Paulus goed gezien: het is een heel gevecht om dichtbij de Here te leven. Dat kan iedereen wel meevoelen. Zonde toelaten in je leven, daar is geen kunst aan. Dat gaat vanzelf. Daar hoef je niet voor te vechten. De werken van de duisternis komen je gewoon aanwaaien. En daar zijn dan ook geen wapens voor nodig.

Maar het is wel een heel gevecht om in het licht te leven. Dat waait je niet aan. Daar zijn wapens voor nodig. En die heb je zelf niet in huis. Die moeten je gegeven worden. En dat doet God. Als je wakker wordt en opstaat, staat Hij als het ware al klaar om je ze aan te geven: ‘Hier, pak aan, en trek ze aan, en vecht om te leven in het licht.’

 

In Efeze 6:10-20 heeft Paulus het uitgebreid over de wapens die God je aanreikt voor het gevecht tegen de zonde, voor de geestelijke strijd. Hij heeft het over een pantser van de gerechtigheid, een helm van het heil, schoenen van de bereidvaardigheid van het evangelie van de vrede. En hij noemt ook twee dingen die je dan wel niet aan kunt trekken, maar die je wel kunt vasthouden: het zwaard van de Geest en het schild van het geloof. Een kast vol kleren en wapens!

 

En als je uit dat beeld van die kleren en die wapens stapt, dan zeg je gewoon: lees je bijbel, bid elke dag en leef vanuit geloof, hoop en liefde. Dat zijn de wapens die God ons aanreikt bij het opstaan. Als Woord en gebed, geloof, hoop en liefde en je leven te vinden zijn, dan dringt er licht door in het donker. Want op die manier leef je dichtbij de Here Jezus, en groeit er iets tussen jou en Hem: een intieme relatie. Dan laat je de nacht de nacht, en ervaar je dat het ook hier al een beetje dag is.

Woord en gebed, geloof, hoop en liefde. Dat zijn vijf woorden. Maar Paulus zegt hetzelfde ook nog eens met drie woorden, of eigenlijk met één naam: ‘Doe de Here Jezus Christus aan!’ Dat is het geheim van het leven als bij lichte dag: als je heel dichtbij de Here Jezus leeft, dan komt er licht in de duisternis. Als je heel dichtbij de Here Jezus leeft, wordt de nacht al een beetje dag. Als je heel dichtbij de Here Jezus leeft, is Hij nú al een beetje teruggekomen.

 

Doe de Here Jezus Christus aan. De namen van de Zoon van God worden hier voluit geschreven. Here: je bent van Hem. Jezus: Hij verlost je. Christus: de Gezalfde geeft ook jou zijn Geest. Want vechten om in het licht te leven, dat kan niemand van zichzelf. En daarom doet de Here Jezus het voor je, en in je. En zo krijgt dat ene zinnetje: Jezus komt eraan! een diepere dimensie: Jezus komt eraan, maar Hij ís er ook al, om je te helpen. Hij ís er ook al, om in jou en door jou de geestelijke strijd te voeren.

 

Jezus komt eraan! Dat is dus niet iets van later zorg. Zo van: het duurt mijn tijd nog wel. Jezus komt eraan! Dat is nú al te merken. Het licht van zijn dag, breekt nu al door in de nacht.

 

 

SLOT

 

Hoe laat is het? Op die vraag krijg je een antwoord als je op je horloge kijkt. Of je vraagt het aan iemand op straat. Maar ook op weg naar de Wederkomst van Christus, is het een vraag die we maar vaak moeten stellen: aan onszelf en aan elkaar. En het antwoord luidt: in ieder geval nog niet te laat om wakker te worden, op te staan en aan te kleden!

 

 

Liturgische hanreiking voor een morgendienst

Psalm 25:1,2 / Lied 124
Psalm 25:4,5
Lukas 21:25-36
Gereformeerd Kerkboek Gezang 79:1,2
Romeinen 13:11-14
Gereformeerd Kerkboek Gezang 78:1,2,3,4
Psalm 25:7,10