Preek over Romeinen 8:18

Het mooiste moet nog komen!

"Want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden."

 

Gemeente van Jezus Christus,

Bent u ook wel eens ergens heilig van overtuigd? Want zo zeggen we dat wel eens: ‘ik ben er heilig van overtuigd dat het zo niet langer kan.’ Of: ‘ik ben er heilig van overtuigd dat we de oplossing in díe richting moeten zoeken.’ En als je ergens heilig van overtuigd bent, knappe jongen die je dan op andere gedachten brengt.

Vanmiddag maken we kennis met een man die ook ergens heilig van overtuigd is. Zijn naam is Paulus. Hij is een apostel van Jezus Christus en zijn levenswerk is: het doorgeven van het evangelie. Hij heeft veel gemeenten gesticht. En aan die gemeenten schrijft hij ook brieven. Brieven om te bemoedigen, om te vermanen, om het evangelie nog eens grondig uiteen te zetten. Zo schrijft hij ook een brief aan de gemeente in Rome. De Romeinenbrief. De brief staat bekend als niet zo gemakkelijk. En dat is hij ook zeker niet. Soms lijkt het een droog betoog, een moeilijk toegankelijke uiteenzetting, een echte breinbreker.

Nee, de brief is zeker niet gemakkelijk. Maar, weet u wat ik zo mooi vind aan die brief? Dat je Paulus, ondanks al zijn geleerdheid en ondanks al zijn moeilijke zinnen, dat je Paulus toch ook in het hart mag kijken. Paulus laat zijn hart spreken. Hij schrijft niet een afstandelijk verhaal, maar hij is er persoonlijk helemaal bij betrokken.

Dat blijkt heel duidelijk uit de woorden die de tekst vormen voor deze preek. ‘Want ik ben er zeker van’, schrijft hij. Ja, Paulus zegt niet: ‘u moet er zeker van zijn’, ook niet: ‘christenen zijn er zeker van.’ Nee: ‘Ik ben er zeker van.’ Wat Paulus gaat schrijven, dat is voor hemzelf vlees en bloed geworden. Het is het fundament onder zijn eigen leven.

In de vertaling staat het er eigenlijk wel een beetje té sterk. Daardoor kan het misschien afstand scheppen. ‘Ik ben er zeker van.’ Dat woord ‘zeker’ staat er niet in het Grieks. Het woord dat Paulus hier wel gebruikt betekent: ‘tot een conclusie gekomen zijn’, ‘een overtuiging gekregen hebben’. Het gaat hier inderdaad om een persóónlijke overtuiging. Paulus spreekt op een voorzichtige en fijngevoelige manier over de verwachting die in hem leeft. Over de hoop die zijn leven stempelt. Paulus is er om zo te zeggen in de meest letterlijke zin van het woord heilig van overtuigd, dat de heerlijkheid van straks niet te vergelijken is met het lijden van nu. Het is zijn heilige overtuiging, een overtuiging die in zijn hart gewerkt is door de Heilige Geest. Paulus heeft in hoofdstuk 8 al veel geschreven over de Geest van God. En hier merk je dat die Geest ook in hem woont. Paulus is, door de Geest, heilig overtuigd. En waarvan is hij heilig overtuigd? Hiervan: dat het mooiste nog moet komen. Zo zou ik Paulus’ boodschap willen samenvatten, en dat is het thema voor de preek:

Kinderen van God
zijn er heilig van overtuigd:
Het mooiste moet nog komen!

* * *

Romeinen 8 is een hoofdstuk dat vol is van de Geest. Ja, en bij dat werk van de Geest denk je toch al snel aan blijdschap, aan licht, aan enthousiasme misschien, aan de mooie dingen die Christus’ Geest in je leven wil doen. En dat is ook goed. Want de Geest van God wil ons blij en enthousiast maken. En dan vooral enthousiast voor Christus.

En toch gaat het in Romeinen 8 nu ook over lijden. Over de donkere kant van het menselijke bestaan. Je zou kunnen denken dat dat voor kinderen van God verleden tijd is. Paulus spreekt er ook heel stellig over dat het leven door de Geest volkomen tegengesteld is aan het leven door het vlees, aan het leven in de zonde, aan het leven dat leidt naar de dood. En die tegenstelling is er ook. Maar tegelijk, wie de Geest van Christus heeft, ziet misschien beter dan wie ook dat het leven op aarde wordt gestempeld door het lijden.

In vers 17 is Paulus daar al over begonnen. Hij heeft laten zien dat gelovigen die zich door de Geest laten leiden kinderen van God mogen heten. En dan zegt hij: ‘Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.’

Dat leert Paulus ons dus ook. Wie door de Geest een kind van God is, heeft nog wel degelijk te maken met lijden. Er zijn tegenwoordig veel christenen die maar nauwelijks aandacht hebben voor dat lijden. Die gáán om zo te zeggen voor de spectaculaire gaven van de Geest. Zo zag ik laatst op de televisie een dienst vanuit de glazen kerk in Amerika. Dat wordt elke zondagmorgen uitgezonden, en ik was ziek, dus ik dacht: dat kan ik dan nu een keertje zien: The Hour of Power. En ik moet eerlijk zeggen dat ik daar behoorlijk van geschrokken ben. De hoofdboodschap was: ‘wie gelooft in Jezus wordt een succesvol mens’. Er kwam iemand aan het woord die was opgegroeid in een sloppenwijk, kansarm dus, maar hij had zijn hart aan Jezus had gegeven, en hij was gaan geloven in de kracht van God, en dat was het begin geweest van een succesverhaal. Nu ik heb er helemaal geen behoefte aan om aan dat verhaal te twijfelen. Het was een oprecht verhaal. Maar de boodschap van die levensgeschiedenis, en de boodschap van de preek die werd gehouden, was heel duidelijk: ‘wie gelooft in Jezus, die wordt een succesvol mens.’ Niet voor niets worden de diensten aangekondigd onder de titel: ‘Hour of Power’. En nu geloven ook wij in de power, in de kracht van God, en in de kracht van Christus en in de kracht van de Heilige Geest. Maar die kracht wordt hier op aarde wel in zwakheid volbracht. Daarover gaat Psalm 27 bijvoorbeeld: ‘In zwakheid wordt des Heren kracht volbracht’. Een evangelie waarin het alleen maar gaat over kracht en over heerlijkheid, en waarin de zwakheid en het lijden en het kruis worden weggemasseerd, dat is geen evangelie meer. Een Hour of Power moet naar het evangelie altijd ook een Hour of Weakness zijn. Of in gewoon Nederlands: Het uur van kracht is, in het licht van het evangelie, altijd een uur van ‘kracht in zwakheid’.

* * *

Over die zwakheid gaat het dus ook in Romeinen 8, het hoofdstuk dat zo vol is van de Geest. Want wie geleid wordt door de Geest, zal ook delen in het lijden van Christus. Ook dat hoort bij het leven door de Geest: het lijden. En daar weet Paulus over mee te praten. Ik zei het al: Paulus houdt hier geen afstandelijk betoog. Hij is er zelf helemaal bij betrokken. Als geen ander weet hij wat het betekent om te moeten lijden. En juist daarom kan hij anderen daarin de weg ook wijzen. Want misschien herkent u het wel, dat mensen, als ze zien dat jij het moeilijk hebt, dat mensen dan soms heel gemakkelijk kunnen zeggen: ‘sterk zijn hoor’. Of misschien wel: ‘Het valt toch wel mee!?’ Of nog erger: ‘Je moet maar weten: achter de wolken schijnt altijd de zon.’ Soms zijn dat dan mensen die het lijden zelf nog maar nauwelijks aan den lijve ervaren hebben. En dan worden woorden die gesproken worden soms heel goedkope woorden.

Nou, dat gaat voor Paulus zeker niet op. Wat hij zegt, zegt hij vanuit zijn eigen ervaring: ‘het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.’ Daar is Paulus, als kind van God, heilig van overtuigd. En Paulus wéét waar hij het over heeft, als hij het lijden ter sprake brengt. We hebben erover gelezen in zijn tweede brief aan de Korintiërs. In hoofdstuk 4 maakt hij op een indrukwekkende manier duidelijk wat hem allemaal is overkomen. Hij laat zien hoe het lijden in zijn leven concreet gestalte heeft gekregen. Hij is verdrukt en vervolgd, ter aarde geworpen en voortdurend aan de dood overgeleverd. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan die keer dat Paulus werd gestenigd. Dat was in de stad Lystra. Paulus en Barnabas werden daar aangezien voor de goden Hermes en Zeus. Maar later komen er Joden die de volksmenigte ompraten en dan wordt Paulus gestenigd en de stad uitgesleept en ze hielden hem voor dood. Dat heeft Paulus meegemaakt. En we kunnen denken aan de doorn in het vlees waar hij eens over spreekt. Wat het was zal wel nooit helemaal duidelijk worden, maar dat het lijden meebracht in het leven van Paulus, dat staat wel vast. Maar Paulus beleefde het als meelijden met Christus. In vers 10 van 2 Korinte 4 zegt hij het zo: ‘te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende.’ Dat is nu hetzelfde als wat Paulus in Romeinen 8 vers 17 zegt: kinderen van God zijn medeërfgenamen van Christus en delen daarom in het lijden van Jezus.

Ook in 2 Korinte 6 brengt Paulus nog eens onder woorden hoe het lijden er in zijn leven uitzag. Hij is in verdrukkingen geweest, in noden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, in moeiten, in nachten zonder slaap en in dagen zonder eten. Ja, Paulus wist wel wat lijden was. En tegelijk proef je ook hier al dat Paulus daaroverheen kan kijken. Heel paradoxaal formuleert hij: ‘als stervend, en zie wij leven!; als getuchtigd, maar niet ten dode!; als bedroefd, maar altijd blijde!; als arm, maar velen rijk makend!; als niets hebbend, en toch alles bezittend!’ Dat is het mooie en het diepe van wat Paulus hier zegt: het lijden is enorm, maar hij kijkt eroverheen, want hij weet dat Gods kracht in zwakheid wordt volbracht.

* * *

Die belijdenis, die heilige overtuiging krijgt ook woorden in Romeinen 8. Het mooiste moet nog komen! Inderdaad, het leven op aarde is meestal helemaal niet zo mooi. Het lijden is kenmerkend voor het menselijk bestaan. En niet alleen voor het menselijk bestaan, heel de schepping lijdt.

In Romeinen 8 gaat het niet alleen over de kinderen van God en hun persoonlijke zieleheil en over het individuele lijden van de gelovigen. Nee, heel de schepping komt in beeld. Paulus kijkt met de ogen van het geloof en hij ziet een schepping die aan de vruchteloosheid is onderworpen. ‘Vruchteloosheid’, dat is hetzelfde woord dat zo vaak klinkt in het boek Prediker: IJdelheid. ‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Lucht en leegte, alles is maar leegte.’ Dat is de dichterlijk bewoording voor het lijden dat ook de schepping kenmerkt. We kunnen denken aan aardbevingen, overstromingen, dieren die elkaar opvreten, en iets moderner: aan zure regen, aan het gat in de ozonlaag, aan een opwarmende aarde waar van alles mis dreigt te gaan. Dat is het lijden van deze schepping die net als de mensen de gevolgen ondervindt van de zondeval. Paulus gebruikt daar ook nog een beeld voor: de schepping is in barensnood. De aarde lijdt pijn. De dieren lijden pijn. Alles wat geschapen is lijdt pijn zoals een moeder die van haar kind bevalt. En zoals een moeder vol verwachting uitkijkt naar haar kind, zo wacht de schepping met reikhalzend verlangen op het openbaar worden van Gods kinderen, op het moment dat alles weer goed, weer volmaakt zal zijn zoals het was in het begin. Want het mooiste moet nog komen.

Maar intussen is het niet volmaakt, en niet goed, en niet mooi. Er is het lijden. Er wordt wat afgezucht. Tot drie keer toe heeft Paulus het in de verzen 22 tot 26 over zuchten. Eerst is het de schepping die zucht, zucht onder de ijdelheid van het lijden. Maar niet alleen de schepping zucht. Vers 23: ‘Ook wijzelf, wij die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.’ Ook kinderen van God zuchten dus. We krijgen al heel veel moois, door de Geest van Christus, maar het mooiste moet nog komen: de volmaakte heerlijkheid. En het hebben van de Geest, dat is niet het einde, en dat is ook niet alleen maar een vrolijke zaak. Integendeel, juist de Geest opent onze ogen voor het lijden van de schepping en het lijden van de mensen en het lijden van Gods eigen kinderen. Het is nog sterker: niet alleen de schepping zucht, niet alleen Gods kinderen zuchten, ook de Geest Zelf zucht. Vers 26: ‘Hij pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.’

Ja, het werk van de Geest omvat meer dan we vaak denken. Als we zijn werk in beeld brengen dan gaat het toch vaak over de gaven die Hij geeft, over de weldaden van Christus die Hij ons toe-eigent, over de vruchten die Hij in het leven van de gelovigen laat groeien. En aan zuchten denken we niet zo snel. Maar het hoort er dus wel helemaal bij. De Geest heeft weet van het lijden hier op aarde. De Geest zucht mee met Gods kinderen. En zo komt Hij onze zwakheid te hulp. Hij lost die zwakheid niet op, maar met ons en voor ons en in ons bidt Hij. De Geest bidt met ons mee en zucht met ons mee en brengt zo ons bidden en zuchten bij God in de hemel. Want het mooiste moet nog komen.

Het leven hier op aarde is vol lijden. Er zijn ook wel mooie dingen. Zeker. Er is al heel veel om van te genieten. We genieten van elkaar. We genieten van de schoonheid die er ook is in de natuur. We genieten van wat God ons geeft in de vergeving en in de vernieuwing en in al die prachtige beloften die Hij heeft gegeven. En toch, toch is de verlossing nog niet af. Het heil is hier nog niet volmaakt. En juist als je de Geest van Christus hebt, leer je dat zien. En dan hoor je het zuchten, het drievoudige zuchten van Gods schepping, van Gods kinderen en van Gods Geest. Dat is het lijden dat de kinderen van God niet bespaard blijft. Sterker: dat is het lijden dat juist Gods kinderen lijden omdat ze achter Christus aangaan.

* * *

Maar, en dat is het prachtige van wat Paulus ons hier te zeggen heeft: ‘dat lijden van de tegenwoordige tijd, dat weegt niet op tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.’ Paulus, die zelf ongelooflijk veel geleden heeft, loopt in dat lijden niet vast. Hij is er heilig van overtuigd dat het de heerlijkheid veel grootser en hoger is dan het lijden diep is. Het licht van de heerlijkheid is feller dan het donker van het lijden diep is.

Eigenlijk legt Paulus het lijden van nu en de heerlijkheid van straks op een weegschaal. En hij ontdekt door de Heilige Geest dat die weegschaal niet in evenwicht is. Integendeel, de weegschaal slaat helemaal door naar de kant van de heerlijkheid. En wat is nou die heerlijkheid? Dat is eigenlijk het moeilijke: de heerlijkheid dat is het allermooiste, het allerlichtste, het allerprachtigste, het allerschitterendste wat er is. Nergens mee te vergelijken. Het heeft te maken met de heerlijkheid van God Zelf. En dan niet zozeer in de hoog verheven, angstaanjagende zin van het woord. Nee, het is iets geweldig moois en geweldig glorieus en geweldig koninklijks en geweldig indrukwekkends. We zien er iets van in de verheerlijking op de berg, als Jezus voor de ogen van zijn discipelen goddelijk begint te stralen, zo dat het pijn doet aan de ogen. Het heeft ook iets te maken met dat ontoegankelijke licht waar God in woont. Het is alle pracht en praal en schoonheid en indrukwekkendheid en geluk bij elkaar en dan nog meer.

Die heerlijkheid van de Here, daar wil de drie-enige God ons in laten delen. Dat heeft Hij weggelegd voor zijn kinderen, voor straks, voor later. Want, eerlijk is eerlijk, hier op aarde zie je daar nog maar weinig van. We hebben vaak de indruk dat de weegschaal doorslaat naar de kant van het lijden, omdat we ons bij die heerlijkheid toch eigenlijk maar heel weinig kunnen voorstellen. Die heerlijkheid moet inderdaad, zoals Paulus zegt, geopenbaard worden. Letterlijk betekent openbaring: dat er een bedekking weggehaald moet worden, dat er een gordijn moet worden opengeschoven. Maar dat gordijn hangt er nog. En soms straalt er wat licht door een kiertje, bijvoorbeeld als je eens heel erg onder de indruk bent van Gods grootheid, of als je geweldig blij bent met wie de Here voor je is, of als je wel een gat in de lucht kunt springen van geluk omdat je Christus kent. Dat is allemaal die heerlijkheid, ten minste, een straaltje ervan. Een klein lichtstraaltje. En vaak schuift het gordijn er dan direct weer voor. En er is weer het donker, de armoe, de aanvechting, het lijden.

En dat ondanks de Geest die in ons woont. De Geest bevrijdt ons niet van het zuchten hier op aarde. Nee, Hij zucht mee, en Hij intensiveert zo ons zuchten en et zuchten van de schepping, want er blijft nog heel veel te verlangen over.

* * *

Zo leren we om midden in het lijden met reikhalzend verlangen uit te kijken naar wat komen gaat. Want het mooiste moet nog komen. Dat te weten is één van de kenmerken van Gods kinderen. Want door de Geest van Christus kind van God zijn hier op aarde, dat is al iets prachtigs. Maar het is nog niet alles. Het is nog niet af. Het is nog niet volkomen. En we merken het dagelijks aan den lijve als de zonde weer vrij spel heeft. Als er ziekte in ons leven is. Zwakte en verdriet. Het blijft ons niet bespaard. En ook al maakt niet iedereen dat even sterk mee, we zijn tenslotte niet allemaal Paulussen, ook al kun je zeggen dat God je veel moois geeft, luister dan toch naar het zuchten van de schepping en het zuchten van de Geest.

Broeders en zusters,
wees er heilig van overtuigd:
het mooiste nog moet komen!

Amen.

 

Liturgie middagdienst

Psalm 42:1,7
Romeinen 8:18-39
Lied 90:1,3
2 Korintiërs 4:7-15 en 6:1-9
Lied 90:10,11
Romeinen 8:18
Psalm 27:1,7
Gezang 32:5
Psalm 57:1,5,6