Jezus is zijn Naam

Leerpreek over Zondag 11

 

 

Gemeente van Jezus (…),

 

Ja, misschien is het goed om dat deze keer eens zo te zeggen: ‘Gemeente van Jezus’. Want dat is de eerste Naam voor de Zoon van God. In elke geval de eerste Naam die in de Catechismus aan bod komt als vertelt wordt over Gods eniggeboren Zoon. Jezus.

 

Het is een heel gewone naam. Zomaar een moeder uit zomaar een Israëlitisch plaatsje kon haar drie zoontjes zo roepen voor het eten: ‘Simon, Jezus en Ruben. binnenkomen, eten!’ Die naam Jezus die kon in elk willekeurig rijtje kindernamen thuishoren. Want hij klonk in de tijd van Jezus ongeveer zoals Jan bij ons, of Hans, of Peter. Doodgewone namen. Soms hebben ze wel een diepere betekenis, die doodgewone namen. Maar over het algemeen moeten we er dan wel een eerst een boekje bij pakken om daar achter te komen. Een boekje in de trant van ‘Zo moet ons kindje heten.’

 

Een heel gewone naam dus. En zo staat de Naam Jezus dan ook allereerst voor, laten we zeggen, de menselijke kant van Gods Zoon. Want de Zoon van God is zo echt mens geworden, dat Hij ook een heel gewone menselijke Naam kon dragen. Zoals er vandaag heel veel Jannen rondlopen, liepen er toen heel veel mannen rond met de naam Jezus. En soms was het niet helemaal duidelijk wie er nou bedoeld werd als er over Jezus werd gesproken. Wij zeggen ook wel eens: ‘Jan? Welke Jan bedoel je eigenlijk?’ En dan zegt de ander: ‘Oh, Jan van Piet en Marijke uit Alkmaar.’ ‘Oh, ik dacht dat je Jan van Karel en Louise uit Haarlem bedoelde.’

 

Nou, zo komen we in de bijbel tegen dat er gesproken wordt over Jezus. Welke Jezus? Oh, Jezus uit Nazareth, of Jezus de Nazoreeër, de zoon van Jozef de timmerman. En dan is duidelijk welke Jezus er werd bedoeld. Die Jezus dus. De Jezus die we ook kennen als de Christus.

 

Ja, die Naam Jezus staat voor de menselijke kant van Gods Zoon. Je zou kunnen zeggen dat Gods Zoon in die gewone naam ook heel dicht bij ons komt. Het is een vertrouwelijke Naam. Een Naam die aangeeft: Hij is één van ons, echt mens, Jezus.

 

Zo heet de Zoon van God, die we ook kennen als de Christus, de Heiland der wereld, de hoogste Profeet en Leraar, de Heilige en Rechtvaardige, de Leidsman ten leven, de Here. Dat zijn ook allemaal namen die de Zoon van God draagt.

 

Nu zijn er veel christenen die eigenlijk bij voorkeur de Naam Jezus gebruiken. Als ze over de Zoon van God spreken, gebruiken ze bij voorkeur de eigennaam van Gods Zoon die mens werd: Jezus. En daarin klinkt dan vooral een stuk vertrouwelijkheid door. De Naam Jezus duidt de Zoon van God aan die heel dichtbij ons is gekomen, die heel menselijk is en met wie je om mag gaan als met een vriend.

 

Andere christenen leggen daar op hun beurt weer de kritische vinger bij. ‘Je moet niet altijd zo praten over Jezus. Dat klinkt zo oneerbiedig en zonder respect. Want je hebt het wel over de Zoon van God, de Christus. Hij is niet alleen echt mens, heel dichtbij, maar vooral ook echt God, heilig en verheven, de Koning van de wereld die in de hemel op de troon zit aan Gods rechterhand.’

 

En niet geheel ten onrechte wordt er dan bij gezegd dat in het Nieuwe Testament bijna altijd wordt gesproken over: ‘de Here Jezus Christus’. En dat is waar. Buiten de evangeliën om wordt er in het Nieuwe Testament meestal gesproken over de Here Jezus Christus. De naam Jezus, die menselijke naam, komt minder vaak alleen voor. En daar zou je dan haast de conclusie aan verbinden dat we maar niet meer zo zondermeer over ‘Jezus’ moeten spreken, omdat dat veel te oppervlakkig is. Toch moeten we die conclusie niet te snel trekken. Want hoewel het niet heel vaak gebeurt, zien we in het Nieuwe Testament toch nog regelmatig dat de Naam Jezus alleen staat, zonder toevoeging van Here of Christus. Ik noem even een paar voorbeelden.

 

1)       In Handelingen 1 vers 11 zien we de discipelen van Jezus naar boven turen waar de Zoon van God net verdwenen is achter een wolk, en we horen dan twee engelen tegen de discipelen zeggen: ‘wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.’

2)       In Handelingen 9 vers 5 zien we Saulus die op weg naar Damascus de Zoon van God ontmoet in een enorm fel licht, en op de vraag ‘Wie bent U Here?’ antwoordt de Zoon van God Zelf: ‘Ik ben Jezus, die gij vervolgt.’

3)       In Galaten 6 vers 17 zegt Paulus: ‘Overigens valle niemand mij lastig, want ik draag de littekenen van Jezus in mijn lichaam.’

4)       En in Filippenzen 2 vers 9 en 10 schrijft hij: ‘Daarom heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen.’

 

Het gebruik van alleen de Naam Jezus hoeft dus op grond van de bijbel niet per se van oppervlakkigheid te getuigen. Dat kán natuurlijk wel. Want het is wel armoe als je maar één naam kent en gebruikt, terwijl Jezus Zichzelf toch ook door zoveel andere namen aan ons openbaart. Maar als je uit reactie die naam Jezus nooit meer alleen in de mond wilt nemen, dan is dat ook niet goed. Sterker nog: als je dat niet wilt, als je nooit meer die naam Jezus zo zondermeer wilt gebruiken, dan haal je misschien ook wel iets van het aanstootgevende van het evangelie weg. Want de naam Jezus staat voor die mens die aan het kruis hing, een mens zoals u en ik, door wie wij verlost worden. Verlost door iemand die zo menselijk was dat Hij een heel gewone jongensnaam kon dragen: Jezus.

 

Laat dat dus maar niet los. Blijf naast Christus en Here ook spreken over Jezus, de Zoon van God die mens werd om ons te redden.

 

* * *

 

Het is dus een heel gewone, menselijke naam. Jezus. Een naam die we ook in het Oude Testament al tegen komen. Dat weet u waarschijnlijk wel: Jezus draagt precies dezelfde naam als Jozua, de zoon van Nun, de opvolger van Mozes, die het volk Israël uit de woestijn het beloofde land binnenleidde. Misschien weet u niet dat die Jozua eerst Hosea heette (dat kunt u vinden in Numeri 13 vers 16). Als de twaalf mannen die als verspieders het beloofde land moeten gaan verkennen aan ons worden voorgesteld, dan eindigt dat rijtje van twaalf namen met de naam Hosea. Dat is dezelfde als Jozua. Want wat zegt Mozes op dat moment tegen deze jonge man, die straks een leidersrol zal gaan vervullen?

 

Hij zegt zoiets als: ‘beste vriend, je heet Hosea, maar we moesten je vanaf nu maar Jozua noemen.’ In het Hebreeuws klinkt dat ongeveer zo: ‘Je heet hoosjejah, we moesten je vanaf nu maar jehoosjoeah.’ En weet u waarom dat is? Hosea betekent: ‘hij redt’. Dus als de mensen het over Hosea hebben, hebben ze het over iemand die ‘hij redt’ heet. Maar Mozes is een wijs man, en daarom zegt hij tegen deze jonge, veelbelovende Hosea: ‘beste vriend, je moet maar niet langer ‘hij redt’ heten, maar: ‘Jahwe redt.’ Want dat is de betekenis van de naam Jozua: ‘Jahwe redt’

 

En dan zien we tegelijk ook dat in die zo gewone naam Jezus de zo ongelooflijk ongewone naam van Jahwe meeklinkt. Over de naam Jezus is veel meer te zeggen dan alleen maar dat die naam gewoon, menselijk is. Het is niet alleen een gewone naam, maar ook een door God gegeven naam. De naam van Jezus komt uit de hemel, van Jahwe zelf.

 

Dat blijkt heel duidelijk als de geboorte van de Zoon van God wordt aangekondigd. Als het kind van Maria wordt geboren zal niet Maria een naam geven, Jozef ook niet, want de Here Zelf heeft al een naam gegeven: Jezus, Jahwe redt, bij de Here is het heil. Die gewone naam Jezus was in de familie van Maria en Jozef een heel ongewone naam. Want in het huis van David droeg niemand die naam. Ook daaruit blijkt dat het een bijzondere naam is. Niet door mensen bedacht, maar door God gegeven.

 

Bij de schepping noemde God het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. En zijn Zoon heeft Hij Jezus genoemd. En zoals de dag en de nacht zijn wat ze zijn door God omdat Hij ze bij hun naam heeft genoemd, zo is Jezus Wie Hij is door God. Als God wil dat zijn Zoon zo wordt genoemd, moet Hij het ook in waarheid zijn. Jezus. Jahweh redt, of: bij de Here is het heil.

 

Zo komen we bij de diepere betekenis van de naam Jezus. En dan vallen er allerlei verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: redding, verlossing, heil, zaligheid, behoud, welvaart, geluk. Dat ligt allemaal opgesloten in de naam Jezus. Nu kunnen die begrippen heel gemakkelijk nogal abstract blijven. Maar in de bijbel worden ons talloze verhalen aangereikt waarin we zien gebeuren waar de naam Jezus voor staat.

 

Neem nu bijvoorbeeld de genezing van die verlamde man door Petrus en Johannes. In een paar zinnen maken we kennis met zijn ellende: verlamd vanaf zijn geboorte, hij heeft nooit kunnen lopen, vanaf het begin is hij volkomen afhankelijk van andere mensen want hij moet gedragen worden, niet in staat om met werk geld te verdienen, hij moet bedelen. Doffe ellende dus. Geen heil maar onheil. Geen gezondheid maar ziekte. Geen vrijheid, want hij is een gevangene van zijn benen en van de mensen die hem elke dag maar weer moeten dragen.

 

Zo staat deze verlamde man, samen met alle andere blinden en doven, bezetenen en zieken, model voor de situatie van de mens voor God. Een doodlopend leven, vol ziekte en onheil en gevangenschap. Een leven dat doodloopt vanwege de gebrokenheid van de zonde.

 

En als Petrus en Johannes dan langs komen, dan maken die hem duidelijk dat geld ook niet gelukkig maakt. Het enige echte geluk wat deze man nu kan overkomen, het enige wat echt heilzaam voor hem zou zijn, is genezing. En dat kunnen Petrus en Johannes hem geven door Jezus. ‘In de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, wandel!’ En het ongelooflijke gebeurt. Gevangenschap wordt vrijheid: de man kan zelf weer lopen. Onheil wordt heil: de man loopt en looft dat het een lieve lust is. Dat is redding, dat is heil, dat is geluk: dat een stukgelopen leven, een leven dat aan alle kanten dood loopt, weer toekomst krijgt, openbreekt naar boven toe. De man kan zijn geluk niet op.

 

En bij zo’n geschiedenis denken we vaak: gebeurde dat nu ook nog maar eens. We kennen allemaal wel iemand die in ieder geval voor ons besef zo’n genezing nodig heeft. En toch is het belangrijk om zo’n genezingswonder vooral als een teken te zien. De wonderen in de bijbel zijn altijd vooral tekenen. En een teken verwijst altijd naar iets anders, in dit geval naar welke genezing we echt nodig hebben. In deze genezing van een lamme die weer lopen kan schijnt de naam van Jezus door die die echte verlossing geeft. En zo zijn er in de bijbel zowel in het OT als het NT ontelbare verhalen die de naam van Jezus laten lezen. Overal waar bevrijding of genezing gebeurt, schittert de naam van Jezus: Jahwe redt, bij de Here is het heil. Ook als die naam nog niet genoemd wordt. Het water van de zondvloed dat weer daalt, de uittocht uit Egypte, de lofpsalmen op God die bevrijdt en verlost, de terugkeer uit de ballingschap, het zijn allemaal gebeurtenissen die transparant zijn tot op de naam van Jezus: Jahwe redt, bij de Here is het heil.

 

De blinde die weer ziet, de stomme die weer spreekt, de kreupele die weer loopt, de bezetene die weer bij zinnen komt, de jongen die opstaat uit de dood, de melaatse die weer rein wordt, in het leven van al deze mensen straalt de naam van Jezus: Jahwe redt, bij de Here is het heil.

 

En heil dat is breder dan wij vaak denken. We hebben denk ik de neiging om de Naam Jezus vooral te verbinden met de vergeving van onze zonden. En dat is niet verkeerd, want zo staat het in de bijbel en zo staat het in de Catechismus: ‘de Zoon van God wordt Jezus, dat is Verlosser genoemd, omdat Hij ons verlost van al onze zonden.’ Maar daar moeten we wel altijd bij bedenken dat vergeving van de zonden de kern is van wat God aan heil in het leven van mensen wil doen. De kern. Daar zit dus ook nog heel veel omheen. Want Jezus verlost ons niet alleen van de straf op de zonde (die heeft Hij voor ons gedragen), Hij verlost ons ook van de macht van de zonde. Heil is niet alleen dat er een punt staat achter een ellendig verleden, heil is ook dat er een toekomst voor je ligt. Heil is niet alleen dat je een heleboel zonden armer bent, maar dat je de Heilige Geest rijker bent. Ook dat hoort bij het heil, de redding, de verlossing die doorklinkt in de naam Jezus.

 

Je kunt daarvoor ook het woord zaligheid gebruiken. Dat woord moet je dan niet versmallen tot je persoonlijke zielenheil straks in de hemel. Nee, zaligheid betekent ten diepste: geluk, volmaakt geluk. En dat volmaakte geluk vind je alleen in de naam van Jezus. Want die gewone en tegelijk zo bijzondere van God gegeven Naam is ook de enige Naam.

 

* * *

 

De Catechismus heeft er oog voor dat mensen hun heil vaak op allerlei plaatsen zoeken. Waar zoek je je behoud en welvaart? Waar vind je het hoogste geluk? Op die vraag worden allerlei antwoorden gegeven. Het kan bij heiligen, zoals bijvoorbeeld Rooms-katholieke christenen dat vaak doen. Het kan ook bij jezelf. Dan zoek je je heil en je geluk in de dingen waarin je goed bent. Dan denk je het volmaakte geluk te vinden in een geslaagd leven. Je kunt je heil ook nog ergens anders zoeken. In wat je hebt bijvoorbeeld: hoe meer geld, hoe gelukkiger je bent. Je kunt je heil en geluk ook zoeken in een mooi lichaam. Of in een belangrijke baan. Je kunt zelfs denken dat je het volmaakte geluk vindt in een fijn en harmonieus gezin of in een huwelijk waar geen krasje op zit.

 

En toch leren we in de bijbel dat we werkelijk maar op een plaats het hoogste geluk vinden, ons behoud, onze welvaart. En dat is in de Naam van Jezus. ‘Er is onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden.’ Jahwe redt, bij de Here is het heil.

 

Ja, als je de naam Jezus hoort, dan gaat daar altijd weer een appčl van uit. Het is in die zin ook een confronterende naam. Als je de Naam Jezus hoort, dan word je gedwongen om na te denken over de vraag: ‘Waar zoek ik mijn heil?’ Want je kunt je heil ook zoeken in drank of in drugs, je kunt je behoud zoeken in een flitsende carričre of een geweldige opleiding, in een goed verstand of in je enorme handigheid, je kunt denken dat je het hoogste geluk vindt bij een andere vrouw of een andere man. Dat zijn allemaal plaatsen waar mensen menen het heil te vinden.

Maar dat is niet waar. Op al die plaatsen is het heil niet. Alleen in de naam van Jezus vind je het hoogste geluk. Alleen de bevrijding van de zonde en van de macht van de zonde maakt je echt gelukkig. Natuurlijk, er is heel veel geluk op aarde waarvan je ook kunt genieten, maar het is altijd geluk voor nu. Het duurt maar even. Het volkomen geluk, het volmaakte heil dat je vindt in Jezus is niet alleen voor nu, maar ook voor straks.

 

Zoek daarom Jezus. Schrijf zijn naam aan de deurposten van je leven. En vertaal die naam ook altijd in je hoofd en in je hart: Jezus, dat is: Jahwe redt, en Hij alleen. Jezus, dat is: bij de Here is het heil, en nergens anders.

 

Broeders en zusters, er is nergens, maar dan ook nergens anders echt heil te vinden dan in de ene Naam die ons onder de hemel is gegeven. Koester die naam. Houd van die Naam Heb die Naam lief met hart en ziel. En spreek die Naam uit, als het meest kostbare woord dat we hier op aarde kunnen uitspreken: Jezus!

 

Amen.

 

 

 


Liturgie voor een middagdienst

 

Votum en groet

Psalm 111:1,2

Gebed

Psalm 111:3,5

Handelingen 3:1-16

Handelingen 4:1-12

Psalm 25:8,9,10

Preek over Zondag 11

Psalm 43:3,4,5

Gezang 3

Voorbeden

Collecte

Psalm 98:1,2

Zegen