Voor wie is het Avondmaal van Christus?

Leerpreek over Zondag 30

 

Gemeente van Jezus Christus,

Soms zou je willen dat mensen zich wat voorzichtiger uitdrukten. Misschien herkent u dat ook wel. Dan hoor je opmerkingen waarbij je tenen krommen en waarvan je zegt: ‘nou, nou, kan dat niet een beetje anders.’

En als ik dan Zondag 30 zo doorlees, dan krijg ik die neiging ook wel: ‘kan dat niet een beetje voorzichtiger worden uitgedrukt. Natuurlijk, de waarheid mag gezegd worden, maar het kan toch geen kwaad om dat wel een beetje minder scherp te doen.’

Want maak maar eens een rijtje: ‘vervloekte afgoderij, een afkeer hebben van jezelf, huichelaars, een oordeel over zich halen, de toorn van God wordt opgewekt, ongelovigen, goddelozen.’ Dat zijn stuk voor stuk pittige uitdrukkingen. Maar één ding maken ze wel duidelijk: hiet gaat hier dus om iets belangrijks, iets wat inderdaad confronterend is, maar wat wel gezegd moet worden.

Zo is die uitdrukking ‘een vervloekte afgoderij’ inderdaad heel scherp. Maar weet u wat je daar vooral in moet proeven? Heilige boosheid. Kijk, onze boosheid is vaak onheilig. Onze botheid is vaak zondig. En als we onze tenen krommen dan is daar vaak wel reden voor, omdat er zoveel onheilige boosheid is in wat mensen zeggen. Maar hier, in de Catechismus, moeten we iets proeven van een heilige boosheid die het niet kan hebben dat aan Christus tekort wordt gedaan. Een heilige boosheid die het niet kan hebben dat Christus naar beneden wordt gehaald. Een heilige boosheid die het niet kan hebben dat er vraagtekens worden gezet bij het enige en volmaakte offer van Christus.

Maar in deze preek wil ik eigenlijk vooral met u stil staan bij de antwoorden 81 en 82. En de kernvraag is daar, en dat wordt ook de kernvraag van de preek: Voor wie is het Avondmaal? En voor wie is het Avondmaal niet? We gaan het antwoord zoeken aan de hand van Filippenzen 3.

* * *

En in Filippenzen 3 vers 2 begint Paulus óók al met een paar pittige opmerkingen. ‘Let op’, zegt hij, ‘Pas op voor de honden. Pas op voor de slechte arbeiders. Pas op voor de versnijdenis!’ En daar bedoelt hij bepaalde ménsen mee. ‘Honden’ noemt hij ze. Want het zijn echt gevaarlijke mensen. Geen schoothondjes, geen teckeltjes of poedeltjes, maar pitbulls. Rasechte pitbulls. Heel gevaarlijk. In de tijd van het Nieuwe Testament duidden de Joden met dat woord ‘honden’ de heidenen aan. Een weinig fraaie term. En Paulus gebruikt die term nu in omgekeerde richting. Want hij bedoelt er de Joden mee die nog steeds vertrouwen op hun eigen naleving van de wet en die die naleving ook van anderen eisen. Wetticisten dus. Die regel op regel stapelen. En als je het woord ‘genade’ noemt, dan kijken ze vreemd op, en ze zeggen: ‘Nooit van gehoord!’

Honden, pitbulls, ongelooflijk gevaarlijk voor een levend geloof in Jezus Christus. Het zijn mensen die niet weten wat het is om je ‘hartelijk te bekeren tot God’. Het zijn de huichelaars, de ongelovigen, de goddelozen uit de Catechismus.

‘Slechte arbeiders’ noemt Paulus ze ook. En daarbij moeten we aan evangelie- arbeiders denken, alleen dan wel mensen die niet het evangelie, de goede boodschap, brengen, maar die een slechte boodschap brengen. Een verdraaid evangelie. Want die waren er in de dagen van Paulus. ‘Denken jullie dat je verlost wordt uit genade, door geloof in Christus alleen? Vergeet het maar: je moet goede werken doen. Anders kom je er niet.’ Dat is dodelijk voor de christelijke kerk. Mensen die dat denken en het verkondigen als evangelie. Slechte arbeiders. Pas op voor de slechte arbeiders.

En dan maakt Paulus een woordspeling, die ook in onze vertaling er mooi uitkomt: Let op de ver-snijdenis. Dat is een variant op de be-snijdenis. Paulus bedoelt daar dit mee: je mag dan besneden zijn, maar dat is echt helemaal niets waard als je je niet van harte tot God bekeert. Dan is je besnijdenis niets anders dan alleen maar een versnijdenis. Gewoon een verminking van je lichaam. ‘Pas op’, zegt Paulus, ‘voor de versnijdenis, voor mensen die dan besneden mogen zijn, maar die niet een levend geloof in Jezus Christus kennen. Dat zijn verminkte mensen. En ze slepen je zo maar mee in hun verminkte evangelie. Want als je goede werken moet doen om behouden te worden, dan heb je nooit genoeg gedaan. Dan heb je nooit genoeg gedaan.’

* * *

Zo waarschuwt Paulus de christenen in Filippi voor mensen die een evangelie verkondigen waarin Christus niet centraal staat. Een evangelie van gebod op gebod. Een evangelie van regel op regel. Een evangelie van zelfgenoegzaamheid: ‘Kijk eens wat ik presteer! Kijk eens!’ En dat ís geen evangelie. Want evangelie is pas evangelie als Christus centraal staat en niet jijzelf en alles wat jij kunt en presteert.

En dan gaat Paulus als het ware even meedenken met die mensen, die honden, die slechte arbeiders, die versnedenen die het zo geweldig met zichzelf getroffen hebben. Hij denkt even met hen mee, en zegt: ‘Weet je, ik heb eigenlijk ook heel wat om trots op te zijn. Moet je horen!’ En dan volgt er een indrukwekkende lijst. Die Paulus, ja, die verdient een lintje: op de achtste dag besneden (keurig), een Israëliet (jawel!), uit de stam Benjamin (dat is niet de minste stam), een Hebreeër uit de Hebreeën (een raspaard om zo te zeggen), naar de wet een Farizeeër (een echte moralist), naar zijn ijver een vervolger van de gemeente (ja, een gedreven man die opkwam voor het Joodse geloof), naar de gerechtigheid der wet onberispelijk (om door een ringetje te halen, zo netjes leefde hij). En je zou met z’n allen opstaan en Paulus spontaan huldigen. ‘Paulus, je bent geweldig.’

Dat is nou: ‘op vlees vertrouwen’. Dat je zegt: ik ben gedoopt, ik ben een Nederlander (ooit toch een christelijk land), ik ben lid van de gereformeerde kerk vrijgemaakt, ik kom uit een goed bekend staand gereformeerd nest, ik ga trouw twee keer naar de kerk en weet heel veel van de bijbel, ik vervul ijverig een paar belangrijke taken in de gemeente, ik leef netjes.

‘Voor wie is het Avondmaal van Christus?’ Als je er zo over denkt, dan is het Avondmaal niet voor jou. Zoveel wil Zondag 30 ons wel duidelijk maken. Als je vertrouwt op vlees, als je je beroemt op wie jij bent en op wat jij presteert en op wat jij allemaal kunt, dan is het Avondmaal niet voor jou.

Misschien zit u nu wel met kromme tenen te luisteren. ‘Dat kun je toch niet zeggen zo! Dat zijn toch allemaal belangrijke dingen: je doop, je kerklidmaatschap, je bijbelkennis, je trouwe kerkgang, je heilige leven. Dat zijn toch allemaal belangrijke dingen?’ Nee, dat zijn geen belangrijke dingen als het gaat om je verlossing. Je wordt namelijk niet verlost door je doop, je wordt niet verlost door je kerklidmaatschap, je wordt niet verlost door je bijbelkennis, je wordt niet verlost door je trouwe kerkgang, je wordt niet verlost door je heilige leven. Je wordt verlost door Christus. Je wordt verlost door waar geloof in Jezus Christus alleen!

* * *

Jezus Christus alleen. Van Hem is Paulus vol. Christus is alles voor hem. En al het andere kan hem gestolen worden. Filippenzen 3 vers 7 en 8: ‘Alles wat mij winst was heb ik om Christus’ wil schade geacht. Echt waar, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen.’

Dat gaat heel diep. Dat gaat heel ver. Alles is vuilnis voor Paulus. Al die dingen die hij genoemd heeft en nog veel meer. Al die dingen die zijn vol-zijn-van-Jezus in de weg staan. Al die dingen beschouwt hij als vuilnis, rommel, rubbish, troep, zooi. En ik zou nog wel pittiger woorden kunnen gebruiken om het griekse woord dat hier staat te vertalen, maar dat laat ik maar achterwege.

Laten we het ons in elk geval maar heel concreet voorstellen. We laten een kliko aanrukken, zo’n grote grijze kliko vuilnisbak. Daar komt hij de kerk binnen, door het gangpad, en daar staat hij dan, hier voor de preekstoel, het deksel gaat open, de stank komt je tegemoet, en één voor één komen we naar voren om weg te gooien wat onze liefde voor Christus in de weg kan staan.

mijn inzet voor de kerk, gooi het maar weg in de klikobak
dat ik trouw naar de kerk ga, gooi het maar weg in de klikobak
mijn eigen wijsheid en mijn eigen belang, gooi het maar weg in de klikobak
mijn bijbelkennis, gooi het maar weg in de klikobak
mijn energie om dingen aan te pakken, gooi het maar weg in de klikobak
mijn kerklidmaatschap, gooi het maar weg in de klikobak
dat ik erop vertrouw dat ik toch gedoopt ben, gooi het maar weg in de klikobak

Dat is nu concreet alles voor vuilnis houden. Alles voor vuilnis houden wat tussen jou en Christus in kan schuiven. En dat kunnen dus ook dingen zijn die op zichzelf genomen goed zijn. Want Paulus gaat natuurlijk wel heel ver als hij zegt: ‘Ik beschouw mijn besnijdenis is vuilnis.’ Nota bene: het teken van Gods verbond met hem, het teken van Gods beloften: vuilnis. Als wij voor onze verlossing vertrouwen op het teken van de doop, in plaats van ons vertrouwen helemaal te stellen op Christus, dan moeten we zelfs onze doop voor vuilnis houden.

‘Want de kennis van Christus Jezus, mijn Here, gaat dat alles te boven.’ Daar gaat het positief om. Alles weg gooien, dat is de negatieve kant van het verhaal. Maar het gaat er dan niet om dat we niets over houden, maar dat we vinden en ons toe-eigenen wat alleen belangrijk is: Christus en de gemeenschap met Hem. Want dat ‘kennen’ waar Paulus het over heeft is geen verstandelijk kennen. Het is het liefdevolle kennen en beminnen en vertrouwen van de Here Jezus. Het is de vertrouwelijke omgang met de Zoon van de levende God. Het is een persoonlijke relatie met Jezus, de gekruisigde en opgestane Heer.

Als je ‘in Hem’ bent (vers 9) dan heb je niet een eigen gerechtigheid maar dan heb je zíjn gerechtigheid, die volmaakt is. Het is van jou, gratis en voor niets, uit genade, door het geloof in Jezus alleen.

Dat is de passie in het leven van Paulus. Christus winnen. Christus ontvangen. Christus kennen. Steeds meer naar Christus toegroeien. Want Hij is de enige Weg tot de Vader.

‘Voor wie is het Avondmaal?’ Niet voor hen die op vlees vertrouwen, maar voor hen die op Christus vertrouwen, en die niets liever willen dan Hem kennen. Het Avondmaal is voor mensen die door Christus gegrepen zijn. Bent u door Christus gegrepen? Houdt u van Hem met heel uw hart? Is Hij alles voor u?

* * *

Nu kan ik me voorstellen dat u zegt: ‘Dat is me allemaal nogal wat. Gegrepen zijn door Christus. Passie voor Hem hebben. Zeggen dat in vergelijking met Christus al het andere vuilnis is. Is dat allemaal niet een tikkeltje overdreven? Wordt dat van ons gevraagd? Wij zijn toch Paulus niet?’

En ik kan me die vragen goed voorstellen. Mag het niet allemaal wat gewoner? Wat meer met beide benen op de grond? Heeft Paulus als verkondiger van het evangelie ook niet een heel bijzondere plaats? Dan moét je ook wel helemaal gaan voor Christus. Maar dat hoeven wij toch niet. Tenminste niet zo overdreven. Het mag toch wel een onsje minder?

En toch zegt Paulus, en daarmee spreekt hij het Woord van God: ‘Weest allen mijn navolgers’ (vers 17). Weest allen mijn navolgers. Wat Paulus beschrijft is niet weggelegd voor enkelingen. Zijn brief aan de Filippenzen is een brief aan heel gewone mensen, christenen met hun zonden en gebreken, hun verlangens en verwachtingen. Heel gewone mensen. Zoals u en zoals ik. En tegen hen allemaal zegt hij, zonder uitzonderingen te maken: ‘Weest allen mijn navolgers. Weest allemaal mensen die van zichzelf kunnen zeggen: ik ben gegrépen door Christus en ik wil groeien in mijn relatie met Hem.’ En Paulus zegt dus niet: ‘voor die nuchtere Nederlanders geldt dat natuurlijk niet’. Nee, er worden geen uitzonderingen gemaakt. Gods belofte dat je in Christus mag zijn, dat je Hem mag kennen, dat je mag groeien in liefde voor Hem, dat je enthousiast bent over Hem, die belofte is voor iedereen. Die belofte wordt vervuld als we er in de Geest naar grijpen, ernaar jagen, ons ernaar uitstrekken. Als we het in de Geest graag willen, net als Paulus. Vers 12: ‘Niet dat ik het reeds verkregen zou hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben.’

Hier wordt niet het verhaal verteld van een uitzonderlijk groot christen. Hier wordt het verhaal verteld van het normale christelijke leven. Norm-aal: dat is naar de norm van Gods Woord: Gegrepen Zijn door Christus, de kennis van Hem gaat alles te boven, Christus winnen. Dat zijn allemaal uitdrukkingen die iets zeggen over het normale christelijke leven.

En als we dan tot de conclusie moeten komen dat we daar in ons eigen leven niet zoveel van terug zien, dan moeten we niet zeggen: ‘Ach we zijn maar gewone christenen.’ Want, broeders en zusters, gewoon is niet normaal. God wil van ons geen gewone christenen maken die niet zoveel groeien en die daar ook best wel tevreden mee zijn. Nee, God wil van ons, dat is zijn belofte, God wil van ons normale christenen maken. Christenen die in hun denken en ervaren en doen steeds meer gaan beantwoorden aan de norm van zijn Woord. Gewoon is niet normaal.

* * *

‘Voor wie is het Avondmaal?’ Voor normale christenen. Voor christenen die zeggen: Ik vertrouw helemaal op Jezus Christus. Hij is mijn Verlosser! Hij is mijn Heer. Hij is mijn Schat. Hij is het Allerkostbaarste in mijn leven. En al het andere houd ik voor vuilnis. We moeten alles willen verliezen om Christus te winnen. Alle dingen die ons houvast geven buiten Jezus om moeten we willen verliezen. Want alleen zo winnen we Christus. En alleen zo vinden we zekerheid.

In het begin van hoofdstuk 4 zegt Paulus nog, de laatste zin die we gelezen hebben: ‘staat alzo vast in de Here, geliefden!’ Dat wil ik aan het einde van deze preek ook tegen u zeggen en het uitwerken aan de hand van de bekende drieslag die we in antwoord 81 terugvinden: ellende, verlossing, dankbaarheid.

‘Staat alzo vast in de Here, geliefden!’ Want dan kun je je ellende onder ogen zien. Al je zonden waar God zich zo verschrikkelijk over vertoornt. Je kunt ernaar kijken, hand in hand met Jezus. Kijk naar zijn kruis: daar zie je het oordeel over je zonden, en tegelijk het bloed van vergeving.

‘Staat alzo vast in de Here, geliefden!’ Vertrouw voor je verlossing voor de volle honderd procent op Christus en niet op Christus plus nog iets. Alleen Christus. Hij is de Opgestane Gekruisigde. Zijn gerechtigheid is de jouwe, alsof je nooit zonde had gehad of gedaan. En ook de zwakheid die er nog altijd is, want ook dat hoort bij het normale christelijke leven waarin de duivel, de wereld en ons eigen vlees ons altijd aanvechten, ook onze overblijvende zwakheid is door Christus’ lijden en sterven bedekt.

‘Staat alzo vast in de Here, geliefden!’ Dat geldt ook voor ons leven in dankbaarheid. In antwoord 81 staat dat helemaal in het teken van de groei! ‘Hoe langer hoe meer je geloof versterken en je leven verbeteren.’ Dat is groeien in Christus. Dankbaar leven betekent: vol zijn van Christus en van zijn Geest en niets liever willen dan steeds voller worden. Met Paulus jagen naar de prijs, de gelijkvormigheid met Christus, omdat je door Hem gegrepen bent.

‘Staat alzo vast in de Here, geliefden.’ Herkent u dit plaatje? Geeft dit een beeld van uw leven?

Voor wie is het Avondmaal? Het is niet voor wie vast staan in zichzelf, voor wie op eigen vlees vertrouwen. Het is voor wie vaststaan in de Here. Voor wie volledig vertrouwen op Christus. Voor wie Jezus liefhebben met hart en ziel. Voor wie verlangen naar de vervulling met zijn Geest.

Laten we bidden…

 

Liturgie leerdienst

Psalm 138
Gebed om Geest en Kracht
Filippenzen 3
Lied 409:1,2
Zondag 30
Psalm 139:1,11
Preek
Gebed
Psalm 26:2,4,6
Gezang 4
Dankzegging en Onze Vader
Collecte
Gezang 36:1,3