Geloven: de Heer en de leer

Preek over Zondag 7

 

 

In deze leerpeek staat centraal de vraag: Wat is geloof? En het is goed dat we door de Catechismus van tijd tot tijd gedwongen worden om weer over die vraag na te denken. Want er kunnen zomaar misverstanden ontstaan rond de vraag wat geloven nu eigenlijk is en wat het nu betekent om een gelovige te zijn. Misschien moet u die vraag eigenlijk ook eerst eens voor uzelf beantwoorden. Wat is geloof? Wat betekent het dat u een gelovige bent?

 

Laat ik eerst ook een paar misverstanden noemen.

 

Soms lijkt geloven wel eens te betekenen: dat je zondags naar de kerk gaat. Je zou je kunnen voorstellen dat iemand de volgende definitie geeft van een gelovige: ‘een gelovige is iemand die zondags naar de kerk gaat.’ Je kunt nog een stapje verder gaan: een gelovige dat is iemand die actief meedoet in een kerk. Nou, dat heeft wel allemaal te maken met geloven, maar het is beslist niet hetzelfde. Geloven is allereerst iets anders.

 

Soms lijkt geloven wel eens te betekenen: ‘ja zeggen tegen een serie overtuigingen.’ ‘Amen zeggen op een stelsel van waarheden.’ Dan heb je keurig op een rijtje wat er in de bijbel staat en wat de belijdenisgeschriften zeggen. Je weet een heleboel. En je denkt: ik ben een gelovige. Maar ook dat is een misverstand. Veel weten van de bijbel heeft wel te maken met geloven, maar het valt er beslist niet mee samen.

 

Soms lijkt geloven ook wel eens te betekenen, om een derde misverstand te noemen, iets hebben in je leven wat je een goed gevoel geeft. En misschien dat dat ook wel heel speciaal in onze tijd zo is. We leven in de tijd van de ervaring en het gevoel. En soms lijkt het er wel eens op dat geloven opgaat in een goed gevoel hebben, in het krijgen van geweldige ervaringen. En als je de catechismusvraag stelt: ‘Hoe bent u rechtvaardig voor God?’, dan luidde het antwoord vroeger: ‘Alleen door waar geloof.’ En nu lijkt het er wel eens op dat het antwoord luidt: ‘Alleen door waar gevoel.’ En misschien dat in een eigentijdse Catechismus vraag  22 niet zou luiden: ‘Wat moet een christen geloven?’ Maar: ‘Wat moet een christen voelen?’ Maar ook dat is een enorm misverstand. Gevoel en ervaring en beleving hebben wel alles te maken met geloven, maar geloven valt daar beslist niet mee samen.

 

Nu, in deze preek proberen we samen om vanuit de bijbel en de belijdenis opnieuw op het spoor te komen van het antwoord op de vraag wat geloven is. En we nemen daarbij ons uitgangspunt in twee sleutelwoorden: de Heer en de leer. De centrale vraag in deze preek is dus:

 

Wat is geloven?

1.       de Heer

2.       de leer.

 

* * *

 

GELOVEN: DE HEER

 

Misschien komt er bij u, bij het horen van deze woorden, wel een bekende uitspraak in gedachten. Een uitspraak die in de kerkgeschiedenis met enige regelmaat weer naar boven kwam. Het is deze uitspraak: niet de leer, maar de Heer. En daar wordt dan mee bedoeld dat je maar niet al te moeilijk moet doen, dat je niet steeds moet hameren op de zuivere leer, omdat dat maar onenigheid met zich meebrengt tussen de gelovigen. Nee, we vinden elkaar in de Here Jezus. Dat geeft eenheid en verbondenheid. Zo worden dus de Heer en de leer tegenover elkaar geplaatst en eigenlijk tegen elkaar uitgespeeld. Straks in het tweede punt kom ik daar nog wel op terug. Maar nu wil ik benadrukken dat het in het geloof inderdaad allereerst draait om de Heer, om Jezus Christus.

 

Dat wil ik duidelijk maken vanuit een beeld dat we in de Nederlandse Geloofsbelijdenis tegenkomen. In Artikel 22. Uit dat artikel wil ik nu ook graag samen met u de eerste zinnen lezen (bladzij­de 421 van het Kerkboek). Nu, het gaat me in dit artikel om de uitdrukking ‘omhelzen’. Het geloof is het middel waarmee we Christus en al zijn verdien­sten omhelzen. Het gaat in het geloof inderdaad allereerst om de Heer. Geloven is de Heer omhelzen.

 

En om dat beeld nog wat concreter te maken, wil ik een kort verhaal vertellen, speciaal voor de kinderen. Het verhaal gaat over Christien. Eigenlijk klinkt die naam een beetje te groot, want Christien is nog maar vier jaar. Het is zaterdagmiddag. En Christien is met haar moeder naar de stad toe gegaan. Ze gaan nog wat boodschappen doen. ‘Christien’, had haar moeder ge­zegd, ‘als je lief bent, gaan we ook nog even naar een speelgoedwinkel, dan mag je daar nog even rondkijken bij de poppen.’ Het was erg druk in de stad. De zon scheen, de terrasjes zaten vol met mensen, en hoe het achteraf gekomen is, weet niemand meer, maar opeens was Christien haar moeder kwijt. Ze keek om zich heen. Alle­maal mensen, maar mama was er niet bij. Ze begon te huilen. Grote tranen rolden over haar wangen. ‘Mama, Mama.’ Bang en verdrie­tig liep ze maar wat rond, maar mama was ner­gens. En toen kwam er een meneer naar haar toe, met alle­maal donker­blauwe kleren aan. Een stads­wacht. ‘Wat is er meisje. Ben je je moeder kwijt?’ Christien­ kan alleen nog maar knikken. ‘Weet je wat we dan doen? We gaan naar het politiebureau. Dat is hier vlakbij. En ik denk dat je moeder daar dan vanzelf wel naar toekomt.’ En zo gebeurde het. Snikkend loopt Christien aan de hand van de meneer met de donkerblauwe kleren naar het politiebureau. Een vrien­delijke mevrouw neemt haar mee naar een kamertje. ‘Wacht maar, mama komt vanzelf.’ En als Christien daar een kwartier lang op een stoel geze­ten heeft, nog steeds wat nasnikkend, met rode wangen die nat zijn van de tranen, dan gaat opeens de deur open. En wie staat daar? Ja, mama. Christien springt van haar stoel en rent met uitge­strek­te armen naar haar moeder toe. ‘Mama!’ Ze vliegt haar moeder om de hals. En ze omhelst haar zo stevig alsof ze haar nooit weer los wil laten.

 

Nou, zoals Christien haar moeder omhelst, zo omhelzen chris­tenen door het geloof de Heer: Jezus Christus. Geloven is de Heer omhel­zen. Geloven is je vol vertrouwen overgeven aan de Here Jezus, je aan Hem vastklemmen, want alleen Hij kan je redden. Alleen bij Hem vind je je heil.

 

En dat is dan ook het eerste wat we moeten zeggen als het gaat over geloven: geloven is niet allereerst allerlei christelijke dingen doen, geloven is niet allereerst veel weten, geloven is niet allereerst een goed gevoel, geloven is dat je een band hebt met de Heer in de hemel. Een persoonlijke band. Geloven is verbonden zijn met de Heer en zeker weten dat Hij te vertrouwen is en er niet aan twijfelen dat alleen Hij je kan redden van je ellende en er vast op vertrouwen dat alleen Hij je leven mooi kan maken. Dat is geloven: verbonden zijn met de Here. De Heer omhelzen en Hem nooit meer los willen laten.

 

Dat geloven een persoonlijke relatie met de Here is komt ook uit in Matteüs 11. Daar zegt Jezus: ‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt.’ Geloven, dat is stilstaan, ontdekken dat je de weg kwijt bent, dat je vastloopt, dat je het leven niet trekt, en dan zie je Jezus staan en Hij zegt: ‘Kom tot Mij.’ En de Geest geeft je dan een duw in de rug, en je valt in de armen van Jezus. Hij is je Heer. Bij Hem vind je het leven en nergens anders.

 

Dat is geloven. Je tot in de kleinste vezels van je bestaan met de Heer verbonden weten. In de bijbel wordt daarvoor ook het beeld van de wijnstok gebruikt. In Johannes 15. Jezus zegt daar: ‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken. Wie in Mij blijft zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunnen jullie niets doen.’ Ook dit beeld brengt die innige verbondenheid tot uitdrukking. ‘Zonder Mij kun je niet doen.’ Ja, zonder Jezus ben je als gelovige nergens. Als je je niet met hart en ziel verbonden weet met de Heer, dan heeft je geloof geen waarde. Dan is er eigenlijk geen geloof. Want geloof is nu juist dat je je volkomen toevertrouwt aan de Here Jezus Christus.

 

En nu wil ik u vragen: herkent u dat ook in uw eigen leven? Betekent geloven dat voor u: dat u zich verbonden weet met de Heer? Want het is in zekere zin nog makkelijk om te zeggen: ‘Jezus is Heer.’ Of: ‘Ik geloof dat Jezus de Zoon van God is, echt God en echt mens tegelijk.’ Maar zegt u ook met heel uw hart: ‘Jezus is mijn Heer’? ‘Hem omhels ik’? ‘Hem wil ik nooit meer loslaten’? Want dat is dat vaste vertrouwen waar de Catechismus het over heeft. Dat je er vast op vertrouwt dat je alleen bij de Here Jezus je heil vindt.

 

* * *

 

GELOVEN: DE LEER

 

Tot zover het eerste punt. Geloven heeft allereerst te maken met de Heer. Maar misschien vraagt u zich nu wel af ik hier toch niet die bekende uitspraak sta te verdedigen. ‘Niet de leer, maar de Heer.’ Nu, dat is niet de bedoeling. Want in die uitspraak wordt een tegenstelling gemaakt die helemaal niet kan, die heel onbijbels is. Maar, als je het met die uitspraak terecht oneens bent, dan moet je wel oppassen dat je niet doorschiet naar de andere kant. Want je moet natuurlijk ook niet bij deze uitspraak uitkomen: ‘Niet de Heer, maar de leer.’ Van de weeromstuit ga je dan heel veel nadruk leggen op het belang van de leer en het belang van kennis.

 

En er is ook een bijbelwoord dat daartoe heel veel aanleiding lijkt te geven. Een tekst die je ook regelmatig hoort aanhalen om te wijzen op het belang van kennis, het belang van de leer van de kerk, en dat je daar veel van weet en goed in thuis bent. We hebben het gelezen in Hosea 4. Daar staat in vers 6: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis.’ Dat wordt nog wel eens gezegd als duidelijk wordt dat er veel gelovigen zijn die maar weinig weten, of als de Catechismus niet meer uit het hoofd geleerd hoeft te worden, of als blijkt dat de leer niet meer in tel is: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis.’

 

En toch gaat dat Schriftwoord daar niet over. Als je die tekst zo citeert, dan doe je dat eigenlijk op de klank af en zonder te letten op het verband waarin het staat. Want dat woord ‘kennis’ wordt dan opgevat in de zin van: ‘veel weten’. Maar die kennis wordt hier helemaal niet bedoeld. Als we even naar vers 1 van Hosea 4 kijken dan wordt ook duidelijk dat het woord kennis staat in een rijtje van drie: trouw, liefde en kennis. En die drie woorden gaan allemaal over de band met de Here. In het Oude Testament gaat het in kennis altijd over het intieme contact met de Here. Hetzelfde woord kan ook vertaald worden met: ‘gemeenschap’. Want dat moet Hosea vertellen aan het volk: de band met de Here is niet meer levend; er is geen trouw meer, geen liefde meer, geen gemeenschap met God meer. ‘Israël’, zegt Hosea, ‘Israël heeft het innerlijk contact verloren met de Here.’ Er is geen band meer, geen verbondenheid, ja de Israëlieten geven niks meer om het verbond dat de Here met hen heeft.

 

En het ergste is nog wel dat de voorgangers van het volk, de priesters, daarbij vooropgingen. Zij hebben de kennis verworpen. Anders gezegd: de priesters, ze hebben geen band met de Here. Ze hebben de Here niet lief. En als je ze zou vragen: weten jullie wel wat dat is, ‘gemeenschap met God’? dan zouden ze je verbaasd aankijken en zeggen: ‘Waar heb je het over?’

 

Ja, en daaraan gaat het volk van God te gronde. Niet door dat ze te weinig weten. Maar doordat ze God loslaten. Misschien wisten ze wel heel veel, misschien kenden ze de wetten wel uit hun hoofd, maar hun hart was er niet bij betrokken. Ze hadden de wet vergeten, en dat houdt in dat ze de God hebben losgelaten die de weg wijst in ons leven.

 

En daartegen waarschuwt Hosea als hij zegt: ‘Dit volk gaat te gronde door gebrek aan kennis.’ Als je God loslaat, als je Christus niet omhelst, ja dan slaat de zonde toe in je leven, en dan raak je steeds verder bij God vandaan. Dat is: ‘gebrek aan kennis’: het ontbreken van de innerlijke gemeenschap met de Here.

 

Maar dan keer ik opnieuw terug tot die vraag wat dan de plek is van de leer in ons geloof. Sta ik nu toch niet weer die uitspraak te verdedigen: ‘Niet de leer, maar de Heer’? Nee, dat doe ik niet. Maar ik wil wel ook waarschuwen voor dat andere uiterste, dat je met dat Schriftwoord uit Hosea 4 in de hand ten onrecht uit kunt komen bij de stelling: ‘Niet de Heer, maar de leer.’

 

Want ik zei al dat hier twee zaken tegenover elkaar worden gezet die helemaal bij elkaar horen. De Heer en de leer vormen helemaal geen tegenstelling. En inderdaad, geloven is allereerst de Heer omhelzen. Je zou het zo kunnen zeggen:

 

Geloven betekent:

Heb de Heer lief.

Dat is het eerste en het grote gebod.

Het tweede, daaraan gelijk is:

Heb de leer lief.

 

Want leer, dat is in de bijbel nooit een hele hoop interessante wetenswaardigheden bij elkaar, een droge theologische uiteenzetting waar je niks aan hebt. Leer is in de bijbel: dat je ook heel graag wilt weten wie Hij dan is, die Heer die je met hart en ziel omhelst. Wie is Hij? Wat heeft Hij allemaal gedaan? Wat doet Hij? Over die vragen nadenken, en vanuit die vragen luisteren naar het Woord van God, dat levert ‘leer’ op. Leer, dat is dat je samenvattend onder woorden brengt wie God is, wie Christus is, wie de Heilige Geest is.

 

En het is net als wanneer je verliefd bent: dan wil je graag meer weten van die ander. Wat voor iemand is zij? Wat doet zij? Wat voor karakter heeft ze? Je wil haar steeds beter leren kennen. Nu, zo is het ook met de Heer: je geeft je met hart en ziel aan Hem en juist daarom wil je ook graag steeds meer weten over Wie Hij is en wat Hij doet. En hoe kom je dat te weten? Door te luisteren naar het Woord, door te lezen in de bijbel, door je te verdiepen in de belijdenissen van de kerk, want daar vind je samengevat wat de kerk in de bijbel gevonden heeft over het werk van Jezus Christus.

 

Want de Here Jezus, heeft iemand eens gezegd, de Here Jezus komt naar ons toe in het gewaad van de Schrift. Je zou het ook kunnen zeggen: de bijbel is de liefdesbrief van de Here voor de gelovigen. En als je een liefdesbrief krijgt dan ga je die lezen en je bewaart die brief en je leest die steeds weer helemaal als je geliefde ver weg is.

 

Nou, zo is het ook met de bijbel. Als je leest in de bijbel, dan leer je steeds meer over je Heer. En daar kunnen ook de belijdenisgeschriften heel goed bij helpen. Die komen niet in de plaats van de bijbel. Dat zou niet best zijn. Nee, de belijdenissen waarin de kerk de leer van de Heer heeft samengevat, die zijn als het ware een bril waardoor je de bijbel beter kunt lezen, of een gehoorapparaat waardoor je de klank van Gods Woord beter kunt opvangen.

 

Zo heeft ook de leer van de Heer een onmisbare plaats in ons geloof. Naast de vertrouwensband is er ook het weten: weten wie je Heer is en wat Hij doet. Dat wordt ook duidelijk in het gedeelte dat we lazen in 2 Timoteüs. Daar roept Paulus Timoteüs op om te blijven bij de leer. Die leer komt naar ons toe door de heilige schriften waarin Timoteüs van zijn jongste jeugd af aan is onderwezen. Dat onderwijs in die leer is noodzakelijk. Niet omdat dat interessant is (dat misschien ook wel, maar daar gaat het niet om). Nee, het kennen van de leer van de Schrift maakt je wijs tot zaligheid. Het gaat er niet om dat je veel weet. Het gaat erom dat je door het kennen van de leer van de Heer een mens wordt, ‘tot alle goed werk volkomen toegerust.’

 

Want als je de Heer omhelst en Hem óók steeds beter leert kennen, als je je met hart en ziel verdiept in de leer van de Heer, dan ga je ook steeds meer op Hem lijken. Dan word je steeds meer een volkomen mens, een mens die is als Jezus. Dat is Gods doel met ons. Want Jezus zegt niet alleen: ‘Komt tot Mij.’ Hij zegt ook (Matteüs 11:29): ‘leert van Mij.’ Ja, de Here wil ons heel veel leren. Hij wil ons voorál ook leren wie Hij is. ‘Want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart en Ik wil u rust geven.’ Zo stelt Jezus zich hier voor. Zo is de Heer die we in geloof omhelzen. Zachtmoedig: toen Hij geslagen en mishandeld werd, sloeg Hij niet terug, maar Hij onderging dat allemaal voor ons. Nederig van hart:  Hij die hoog in de hemel bij God was, vond het niet beneden zijn stand om op aarde te komen voor de zonden van de mensen. Zo is de Heer. En dat wil Hij ons leren. En nog veel meer. De bijbel is er vol van. Dat is de leer.

 

* * *

 

En zo zien we vandaag opnieuw, of misschien wel voor het eerst, dat het in het geloof gaat om de Heer, die we van harte mogen omhelzen. Hij is ons vertrouwen meer dan waard. En tegelijk gaat het in het geloof om de leer van de Heer, want de Here Jezus wil ons door het Woord van God leren wie Hij is en wat Hij doet zodat we Hem steeds beter leren kennen. En zodat we er steeds stelliger van overtuigd raken dat je alleen gered wordt als je gehoor geeft aan zijn oproep: ‘Komt tot Mij en leert van Mij.’

 

Broeders en zusters, geloof in Christus!

Hij is ons vaste vertrouwen waard!

Zeker weten!

 

Amen.

 

 

Liturgie voor een morgendienst

Votum en groet

Psalm 62:1,3

Wet

Psalm 119:10

Gebed

Hosea 4:1-6

Psalm 119:1,3

Matteüs 11:25-30

2 Timotheüs 3:14-16
Psalm 119:6,7

Zondag 7

Psalm 63:2,3

Voorbeden

Collecte

Psalm 27:6,7 of Lied 477

Zegen