Met een boekje in een hoekje? Ja!
Persoonlijke leesimpressie van Thomas a Kempis, De
navolging van Christus
door Jos Douma
Sinds
enige tijd heb ik een bijzondere belangstelling voor de 15e eeuwse
spirituele vernieuwingsbeweging van de
Moderne Devotie, waarvan Thomas a Kempis een van de belangrijkste
vertegenwoordigers was. Ik begin namelijk steeds meer te zien dat ik (in mijn
predikantschap en mijn auteurschap) gedreven word door hetzelfde verlangen dat
zo kenmerkend was voor de Moderne Devotie: een verlangen naar een spirituele
vernieuwing die geconcentreerd is op Christus en die gekenmerkt wordt door een
innerlijkheid die tegelijk praktisch naar buiten is gericht. Voordat ik wat
doorgeef over mijn leeservaringen met het boek van Thomas a Kempis, wil ik
daarom eerst iets vertellen over de verbinding die ik zie met de Jezustrilogie
‘Jezus ontdekken, aanbidden, uitstralen’ die ik kort geleden afgerond heb.
Al enkele
jaren geleden, toen mijn boek ‘Jezus ontdekken. 33dagenboek’ verscheen, liet
Tjerk de Reus in een recensie in het Freisch Dagblad een verband zien tussen
het boek dat ik geschreven had en de beweging van de Moderne Devotie:
“Het boek van Douma is heel eigentijds. Maar hoe hij
geloofszaken hier benadert, is niet nieuw. Historisch gezien kan Douma het
beste geplaatst worden in het verlengde van allerlei vroomheidsbewegingen die
zich wereldwijd, maar ook in Nederland hebben voorgedaan. In de vijftiende eeuw
verkondigde Geert Grote het belang van een toegewijd, innerlijk op God betrokken
leven. In latere eeuwen had vooral de Nadere Reformatie - een
vroomheidsbeweging in de Nederlandse gereformeerde kerken in de zeventiende en
achttiende eeuw - vergelijkbare doelen als Douma. Het gaat hen om een intense
spiritualiteit, waarin globaal de orthodoxe standpunten van de kerk gehandhaafd
blijven.
Naar een nieuw zicht op de leer van de kerk zijn
mensen zoals Douma vrijwel nooit op zoek; het gaat hen alleen om een grotere
persoonlijke betrokkenheid, om meer heilzame effecten van de Geest in het leven
van de gelovige.”
(Friesch Dagblad, 11 maart 2004)
Steeds
meer herken ik me in de door Tjerk de Reus genoemde typering: het gaat me in
wat ik schrijf om een intense spiritualiteit die niet uit is op afwijking van
de klassieke (in dit geval: de gereformeerde) geloofsleer maar op een grotere
persoonlijke betrokkenheid door het werk van de Geest. Bij mij heeft deze
spiritualiteit een duidelijke focus gekregen: de persoon van Jezus. Ook daarin
is er een opvallende overeenkomst met de Moderne Devotie. In een
bisschoppelijke brief ter gelegenheid van de 600e sterfdag van Geert
Grote in 1984 met de titel ‘Vernieuwde innerlijkheid. De betekenis van Geert
Grote en de Moderne Devotie voor onze tijd’ wordt als een van de kenmerken van
de spiritualiteit van deze vernieuwingsbeweging genoemd:
“(…) haar concentratie op Jezus Christus en haar
ideaal om Hem na te volgen. Daartoe dient men dagelijks het evangelie te lezen
en zich vertrouwd te maken met zijn doen en spreken, met zijn verhouding tot de
Vader en de mensen, zijn omgaan met de bekoring en met het lijden. De
menselijkheid van zijn bestaan vormt de door God gegeven toegang om het
mysterie van zijn goddelijke Zoonschap te leren verstaan. Zich afvragen hoe
Jezus gereageerd zou hebben op situaties waarin wij ons bevinden, zet ons op de
christelijke weg van leven.” (blz. 10)
Concentratie op Christus
Deze
concentratie op Jezus is ook een van de kenmerken van ‘De navolging van
Christus’ uit 1441, het belangrijkste boek dat uit de beweging van de Moderne
Devotie is voortgekomen. Het eerste tractaat van dat boek (dat uit vier
tractaten is opgebouwd) begint met woorden van Jezus die de toon voor het hele
tractaat en het hele boek zetten:
(1) ‘Wie Mij volgt, wandelt niet in de duisternis’
(Joh. 8:12), zegt de Heer. (2) Dit zijn de woorden van Christus, en wij worden
erdoor aangemaand zijn leven en gedragingen na te volgen, wanneer wij waarlijk verlicht
willen worden en bevrijd van alle blindheid van hart (vgl. Ef.
4:18). (3) Ons voornaamste streven moet dus zijn: ons in het leven van Jezus
Christus te verdiepen. (4) De lering van Christus gaat alles te boven wat ooit
de heiligen geleerd hebben, en als iemand er de geest maar van had, zou hij
daar het verborgen manna (vgl. Openb. 2:17) vinden. (I.1.1-4)
Enkele bladzijden verder geeft Thomas aan hoe wezenlijk het is om ons
door het Woord, dat is Christus, de Waarheid, te laten onderrichten:
(6) Degene tot wie het eeuwig Woord spreekt, wordt
bevrijd van vele meningen. (7) Uit dat ene Woord zijn alle dingen, en alle
dingen spreken van dat ene Woord, en dat Woord is het Beginsel, dat ook tot ons
spreekt (vgl. Joh. 8:25). (8) Zonder dat Woord heeft niemand inzicht of een
juist oordeel. (9) Degene voor wie alle dingen één zijnd en die alle dingen op
één terugbrengt en alle dingen in één ziet, kan onverstoord van hart zijn en
vredig in God blijven. (10) O God die de Waarheid zijt, maak mij één met u in
een altijddurende liefde (vgl. Jer. 31:3)! (I.3.6-10)
Lezen
Het is nodig om deze uitspraken
van Thomas langzaam te lezen. Ze stemmen tot nadenken. Ze bedoelen een
verdieping van de eigen spiritualiteit en de bewondering van Christus om wie
Hij is en dat heeft tijd nodig. Zelf zou ik het bezig zijn met dit boek als
volgt willen omschrijven: het gaat om een langzaam, liefdevol en luisterend
lezen.
Langzaam lezen: er is
zoals gezegd tijd voor nodig. Als je haastig leest, pluk je er niet de vruchten
van en kunnen de gedachten niet doordringen. Het doel van het lezen zou ook
moeten zijn, niet zozeer dat je de hectiek van het alledaagse leven ontvlucht,
maar dat je deze hectiek onder kritiek laat stellen: wie langzaam leest zal ook
leren om langzamer te leven: bewuster, met meer diepgang en meer oog voor wat
werkelijk belangrijk is.
Liefdevol lezen: de
woorden willen klinken in de persoonlijke verbondenheid met de Heer die zegt:
‘Wij Mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Deze woorden komen uit een hart
vol liefde, het hart van Jezus, en willen een antwoordende liefde wekken in ons
hart. Het is deze liefdevolle verbondenheid, dit liefdevol wederzijds op elkaar
betrokken zijn, waarin de woorden die gelezen worden vrucht kunnen gaan dragen
in ons leven.
Luisterend lezen: het gaat
om wat in de monastieke traditie de ‘lectio divina’ genoemd wordt: goddelijke
lezing. Dat is een manier van lezen die uitdrukkelijk open staat voor de
leiding van de heilige Geest die het lezen maakt tot luisteren: een luisteren
met het hart waardoor de letters van het papier los komen en woorden worden die
krachtig en bezielend tot klinken komen.
De Spiritualiteit van het
Avondmaal
Het meest
ben ik onder de indruk van het traktaat met de titel ‘Godvruchtige aansporing
tot de Heilige Communie’. Juist dit traktaat kan uiteraard de meeste aanleiding
bieden om kritisch te zijn over dit zes eeuwen oude boekje dat duidelijk staat
in de rooms-katholieke spirituele traditie. Toch heeft het vele vooraanstaande
gereformeerden (Arie de Reuver noemt in zijn inleiding mannen als Calvijn,
Voetius, Teellinck en A Brakel) er niet van weerhouden zich aan de woorden van
Thomas te laven.
Zelf zou
ik de volgende werkwijze willen voorstellen (voor hen die het toch moeilijk
vinden om over de rooms-katholieke elementen heen te stappen bij het lezen):
als de kern van de protestantse bezwaren tegen de roomse avondmaalsopvatting is
dat het daarin zou gaan om een herhaling van het eenmaal gebrachte offer en dat
daarin dat het brood werkelijk zou veranderen in het lichaam van Christus, dan
lijkt het me wijs om het volgende te doen met uitspraken waarvan zonneklaar is
dat ze deze elementen vooronderstellen: gewoon overslaan en doorlezen! Want
Thomas biedt ons hier een werkelijk prachtige spiritualiteit van het Avondmaal!
En die is nodig, juist in de protestantse traditie waarin de viering van het
avondmaal mij te veel verzakelijkt lijkt te zijn: er is doordat we ons
concentreren op de soberheid van de viering en op de toelating tot de tafel zo
bitter weinig over gebleven van het diepe geheim van het Avondmaal: dat
Christus in ons komen wil, dat Hij met ons in gemeenschap wil leven, dat we bij
brood en beker mogen geloven en ervaren: ‘Blijf in mij, dan blijf ik in jullie’
(Joh. 15:4).
Thomas
begint met zijn lezer de oren te openen voor het spreken van de Heer:
De stem van Christus: Komt tot Mij, gij allen die vermoeid
en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken (Mat. 11:28), zegt de Heer.’
(2) Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees voor het leven van
de wereld (Joh. 6:52). (3) Neemt en
eet: dit is mijn lichaam, dat voor u zal worden overgeleverd: doet dit tot mijn
gedachtenis (Luc. 22:19; 1 Kor. 11:24). (4) Wie mijn
vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en Ik in hem (Joh.
6:56). (5) De woorden die Ik tot u heb gesproken, zijn geest en
leven (Joh. 6:64).
Wat een
prachtige woorden! En Thomas schrijft direct daarna:
Het zijn uw woorden: Gij hebt ze uitgesproken; het
zijn ook mijn woorden, want voor mijn heil hebt Gij ze laten klinken. Ik
hoor ze met graagte aan uit uw mond om ze dieper in mijn hart geprent te
krijgen (IV.1.3-4).
Het
sacrament van brood en wijn is een onuitsprekelijke en allerheiligste gave voor
de volgelingen van Jezus:
Hij is onze heiligmaking en onze verlossing, Hij is
de troost van die onderweg zijn en de eeuwige genieting van de heiligen. En
daarom is het diep te betreuren, dat velen zich zo weinig gelegen laten liggen
aan dit heilsmysterie, dat de hemel verblijdt en de hele wereld in stand houdt.
(IV.1.41-42)
En laat ook deze woorden op je
inwerken:
(12) Ik prijs U, mijn God, en ik verhef U tot in
eeuwigheid. Ik veracht mijzelf en ik onderwerp mij aan U tot in de diepte van
mijn nietswaardigheid. (13) Ja, Gij zijt de Heilige der heiligen en ik ben het
uitschot van de zondaars. (14) Gij buigt U naar mij, die niet waardig ben naar
U op te zien. (15) Gij komt tot mij, Gij wilt bij mij zijn, Gij nodigt mij aan
uw maaltijd. (16) Gij wilt mij de hemelse spijs en het brood van de engelen te
eten geven (vgl. Ps. 78:25). En dat brood is niet anders dan Gijzelf, het
levend brood dat uit de hemel is neergedaald en leven geeft aan de wereld (vgl.
Joh. 6:51,33). (17)Zie, waar de bronwel van de liefde ligt en welk een
minzaamheid hier straalt! Hoeveel dank- en lofwoorden zijn wij U verschuldigd
voor deze gave! (18) O, hoe heilzaam en nuttig was uw besluit, toen Gij dit
Sacrament instelde! Hoe heerlijk en liefelijk was het gastmaal, waarbij Gij
Uzelf tot spijs hebt gegeven! (19) O, wat is uw doen bewonderenswaardig, Heer,
wat is uw kracht geweldig, uw waarheid onuitsprekelijk! (20) Want Gij hebt
gesproken en alles is geworden (vgl. Ps. 148:5) en ook dit is geworden wat Gij
het beval te zijn. (IV.2.12-20)
Ja, Thomas raakt in extase, en de
lezer met hem:
(20) O gelukkige ziel, o zalig hart, dat U, zijn Heer
en God, vol devotie mag ontvangen en bij dat ontvangen vervuld mag worden van
geestelijke vreugde! (21) Wat een grote Heer (vgl. Ps. 147:5) ontvangt dat
hart! Wat een geliefde gast leidt het bij zich binnen! Wat een lieve metgezel
verwelkomt het! Wat een trouwe vriend begroet het! Wat een schone en trouwe
bruidegom omhelst het, een bruidegom die boven alle beminden en alle
begeerlijkheden de liefde van het mensenhart verdient! (22) Voor uw aangezicht,
mijn allerliefste beminde, moeten hemel en aarde en al hun tooi (vgl. Gen. 2:1)
verstommen, want al wat zij aan loffelijks en schoons bezitten, is afkomstig
van de goedheid van uw milde vrijgevigheid en het haalt niet bij de schoonheid
van uw naam, o Gij wiens wijsheid geen grenzen kent (vgl. Ps. 147:5)!
(IV.3.20-22)
Maar naast de extase is er ook de ervaring van zwakheid en
dorheid en het ontbreken van een zoete ervaring:
(3) Maar waar blijft nu dat godvruchtig gevoel? waar
blijft die rijke stroom van heilige tranen? (4)Voor uw aangezicht en dat van uw
heilige engelen moest eigenlijk heel mijn hart in vuur en vlam staan en van
vreugde schreien. (5) Ik heb U immers in het Sacrament, werkelijk tegenwoordig,
al gaat Gij schuil onder de schijn van iets anders. (6) Want U aanschouwen in
uw eigen, goddelijke glans, dat zouden mijn ogen niet kunnen verdragen; zelfs
iemand die geheel rein was, zou niet bestand zijn tegen de bliksemglans van uw
majesteit en heerlijkheid. (7) Daarom toont Gij U begaan met mijn zwakheid door
U in het Sacrament te verbergen. (IV.11.3-7)
Steeds weer gaat het over het ontvangen van Christus, de
kern van de avondmaalsleer en de avondmaalservaring. Zo ook in het hoofdstukje
met de titel ‘De brandende liefde en het hevig verlangen om Christus te
ontvangen’:
(1) Met diepe godsvrucht en brandende liefde, met al
de gloed en genegenheid van mijn hart verlang ik U, Heer, te ontvangen, gelijk
ook vele heiligen en vromena bij het communiceren naar U verlangd hebben, die U
ten zeerste behaagden door de heiligheid van hun leven en de vurigste
godsvrucht ervoeren. (2) O mijn God, eeuwige liefde, al mijn goed, geluk zonder
einde, ik begeer U te ontvangen met het onstuimigst verlangen en de diepste
eerbied die ooit één van de heiligen gehad heeft en heeft kunnen voelen.
(IV.17.1-2)
Ik rond af. Ik sla Thomas’ boek nog één keer op een
willekeurige plaats open en ik lees:
(3) Het is nuttiger zijn ogen van onaangename dingen
af te keren en aan iedereen zijn eigen mening te laten dan zich over te geven
aan twistgesprekken. (4) Als gij goed staat met God en naar zijn oordeel ziet,
zult gij er u gemakkelijker bij neerleggen dat gij het onderspit hebt gedolven.
(IV.44.3-4)
Geestelijke wijsheid is dat, van
een man die dicht bij zijn Heer leefde. Actuele wijsheid is het ook. Van Thomas
is ook het bekende motto: ‘met een boekje in een hoekje’. Ik kan me niet anders
herinneren dan dat over die spreuk wat schamper werd gedaan. Maar ik geloof dat
het goed zou zijn deze spreuk maar eens hartgrondig te omarmen. Want er worden
in kerken nogal wat twistgesprekken gevoerd. Gewoon mee stoppen, zou ik zo
zeggen, en met een boekje in een hoekje gaan zitten. Bij voorkeur dit boekje
van Thomas. En als je weer uit je hoekje komt (want inderdaad, je moet er niet
in blijven zitten) nog eens overwegen wat jouw bijdrage kan zijn tot opbouw van
de kerk, die het lichaam van Christus is.