Preek over Matteüs 18:1-14

Kijk de preek terug op YouTube:

Luister de preek terug als podcast:


Onder de preek vind je gespreksvragen.

1

Zijn wij een veilige kerk? (…) Dat is best een spannende vraag. Je kunt er een beetje onrustig van worden. Ik merk dat zo’n vraag mezelf in elk geval een beetje onrustig maakt, dat het wat spanning oproept.

Misschien komt er bij jou ook wel meteen een herinnering boven aan een situatie of een ontmoeting  waarin je je onveilig voelde. 

Je zat als kind in de klas en de meester of de juf maakte een grap over jou waar de hele klas om lachte. Je voelde je klein en alleen.

Je liep ’s avonds laat door een donkere straat en hoorde voetstappen achter je. Je ging sneller lopen omdat dat je bang maakte.

Je deelde met een collega in vertrouwen iets persoonlijks. Later hoorde je dat het aan anderen was doorverteld. Je voelt je verraden.

Je gaf je mening in een gesprek over een lastig thema in de kerk. En er kwamen reacties waardoor je je weggezet voelde als ouderwets.

Je vertelde eerlijk over je geloofstwijfels, en iemand reageerde daar spottend op. Je voelde je niet meer vrij om nog iets te zeggen.

2

Er zijn heel veel verschillende situaties waarin je je onveilig kunt voelen. Er zijn ook verschillende soorten van onveiligheid. Ik noem er een paar.

Psychologische onveiligheid. Dat betekent dat er een sfeer is waarin je geen fouten mag maken, want dan word je meteen veroordeeld. En als je eerlijk bent, wordt je daarvoor afgestraft of uitgelachen. 

Geestelijke onveiligheid. Dat betekent dat geloof wordt gebruikt als een drukmiddel. Dat iemand je vertelt dat je geen goed christen bent als je niet precies denkt of doet zoals hij zegt. Of dat er met zulke woorden over God wordt gesproken dat je je kleiner voelt in plaats van vrijer.

Sociale onveiligheid. Dat betekent dat je het gevoel hebt er niet bij te horen, dat je buitengesloten wordt, omdat je anders bent: je geaardheid is anders, je brein werkt anders, je ziet anders uit. En er wordt geroddeld wordt over jou. Je bent wel aanwezig in de groep, maar niet echt welkom.

3

Dat we het er vandaag over hebben heeft te maken met de wens die we hebben dat de kerk voor iedereen een veilige plek is. En dan gaat het vooral over een specifieke soort van veiligheid, die ik maar even seksuele veiligheid noem: dat de kerk een plek is waar geen ruimte is voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. 

We kennen uit het nieuws allemaal wel verhalen over kerken en situaties in het pastoraat of op scholen waar dat helemaal mis ging. Verhalen over misbruik en ook over het toedekken daarvan.

Op de website veiligekerk.nl staat dit te lezen:

Wij geloven dat de kerk een veilige plek is als: 

  • jong en oud respectvol met elkaar omgaan; 
  • leiderschapsposities niet worden misbruikt; 
  • het onrecht van (seksueel) misbruik bestreden wordt; 
  • slachtoffers van misbruik zich gehoord en erkend weten.

En waarom is dit nu juist in de kérk zo belangrijk? Want grensoverschrijdend gedrag vindt overal plaats: bij sportverenigingen, op scholen, in gezinnen, in het uitgaansleven en ga zo maar door. 

Maar in de kérk is grensoverschrijdend gedrag nog erger omdat de kerk de plek hoort te zijn waar je kunt leren vertrouwen op God, waar je God leert kennen als een veilige God. Als daar misbruik plaatsvindt, dan word je niet alleen in je mens zijn beschadigd, maar ook nog eens in je geloof en je vertrouwen op God. Een vrouw die misbruik had meegemaakt in een pastorale relatie zei in een podcast over misbruik in de kerk: “Ik heb het gevoel dat ook mijn  ziel is verkracht”. Ook haar ziel was diep beschadigd door wat er was gebeurd, de ziel als de plek waar we Gods veiligheid kunnen ervaren.

4

Het is belangrijk dat we in de kerk hier ook heel concreet en praktisch over worden, en er open over leren praten. Maar in deze preek wil ik vooral ook samen iets met jullie ontdekken dat ook deze thematiek alles te maken heeft met wegwijs worden in Gods koninkrijk. 

En we beginnen met die vraag waarmee het verhaal uit Matteüs 18 begint: “Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?” Die vraag moeten we eerst even laten staan. Wat gebeurt hier?

Rondom Jezus staat een kring van sterke mannen. En dit houdt hen bezig. Wie is de grootste? Wie is de belangrijkste? Wie is de sterkste? Wie is de machtigste? Wie heeft de hoogste status of de meeste invloed? 

En we hebben niet veel verbeeldingskracht nodig om te zien dat die vraag nog altijd rondzingt in de wereld waarin we leven. Er is zelfs een nieuwe beweging van masculiniteit. Er klinken stemmen die zeggen dat mannen weer de baas moeten zijn, dat ze met kracht en dominantie respect moeten afdwingen, dat emoties zwakte zijn, dat mannen de baas zijn over vrouwen. 

En ik hoop dat we meteen aanvoelen dat we hier op gevaarlijk terrein komen. Want waar sprake is van grensoverschrijdend gedrag en misbruik, meestal door mannen, is eigenlijk altijd ook sprake van macht, van iemand die fysiek sterker is en groter en die hoe verborgen misschien ook de baas speelt en als dader geen respect heeft voor de kwetsbaarheid van het slachtoffer.

5

En wat doet Jezus als hij die vraag hoort? “Wie is de grootste in het koninkrijk van de hemel?” Hij kijkt om zich heen, hij ziet die grote mannen die hem aankijken, hij kijkt nog wat verder rond, en hij ziet ook kinderen en moeders die meekijken en meeluisteren.

En dan roept hij een van die kinderen bij zich. “Kom eens”, zegt hij vriendelijk. “Kom eens in het midden staan.”

Dat gebeurt. Die vraag zingt nog rond: Wie is de grootste?

Maar de ogen van die grote mannen worden gericht op een klein kind, dat net nog in het zand zat te spelen. “Kijk maar even goed.”

En dan klinkt er een krachtige boodschap voor die mannen van toen, de leerlingen van Jezus, en voor alle mannen van nu en voor ons allemaal:

“Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.”

“Als je niet verandert…” Jezus wil dat die mannen veranderen. En verandering in ons leven kan over heel veel gaan, maar hier betekent verandering in de eerste plaats: laat je verlangen om groter te zijn los, neem afscheid van je verlangen om machtiger, belangrijker, sterker te zijn. Want in Jezus’ koninkrijk gaat het er heel anders aan toe.

In zijn koninkrijk gaat het erom dat je als een kind wordt. Maar wat is er dan met kinderen aan de hand, dat Jezus een kind naar voren kan schuiven en in het midden kan plaatsen en als voorbeeld kan stellen?

We hebben daar allerlei ideeën bij, bij wat kenmerkend is voor kinderen. Kinderen zijn onbevangen, nieuwsgierig, open. Kinderen zijn eerlijk, speels en echt. En zo hebben we in onze cultuur over het algemeen een heel positief beeld van kinderen. En dat mag er zeker ook zijn. Maar dat is niet wat Jezus hier op het oog heeft.

Want het belangrijkste punt waarop Jezus juist een kind uitkiest om als voorbeeld gesteld te worden voor hoe een mens die in het koninkrijk leeft eruit ziet, is dit: een kind is in die tijd en cultuur iemand die niet in tel is. Het was niet belangrijk. Het had geen status. Een kind was gering en moest zijn of haar onbelangrijke, nederige plek erkennen.

Dat strijkt ons denk ik wat tegen de haren in, dat schuurt. Gering, onbelangrijk, kwetsbaar?

En dit zegt Jezus vervolgens: “Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.” 

Die grote mannen zullen wel wat beteuterd hebben gekeken. Misschien schaamden ze zich ook wel een beetje. Ze voelden nog onvoldoende aan waar het in het koninkrijk van Jezus nu om draaide. Niet om groot en belangrijk zijn, niet om sterk en krachtig zijn. Maar om klein zijn, nederig zijn, kwetsbaar zijn.

In het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel is wat kwetsbaar is kostbaar. In dat koninkrijk verdienen juist mensen die niet in tel lijken te zijn, die zwakker zijn, van wie gemakkelijk misbruik kan worden gemaakt – juist zij verdienen bescherming en respect en waardering.

6

Daarom is grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik juist in de kerk zo ten hemelschreiend. Want de kerk is bedoeld als een oefenplek van Gods koninkrijk, van een nieuwe wereld waarin wat kwetsbaar en zwak is niet wordt misbruikt, maar geëerd en gerespecteerd.

En Jezus zegt daar nog iets bij: “En wie in mijn naam één zo’n kind ontvangt, die ontvangt Mij.” In die ander komt Jezus zelf naar ons toe. Alle heiligheid van Jezus, alle veiligheid van Jezus, alle nederigheid en kwetsbaarheid van Gods Zoon op aarde: we zien het voor ons in kinderen, in meisjes en jongens, in vrouwen en ook in mannen. 

En als je daar een spelletje mee speelt, als je daar misbruik van maakt, als je bij hen grenzen over gaat, dan krijg je van Jezus ook iets te horen wat minder mild en vriendelijk klinkt dan we van Hem gewend zijn. Want Jezus neemt dit heel hoog op omdat de integriteit van zijn koninkrijk vermorzeld wordt wanneer zijn kinderen worden misbruikt. Luister maar:

“Maar wie een van de geringe (lees: kwetsbare) mensen die in Mij geloven ten val brengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken.”

Kwetsbare mensen ten val brengen, de grenzen overgaan van kwetsbare mensen, misbruik van hen maken – dat is een diepe, diepe schending van Gods koninkrijk. 

En de taal die Jezus dan gebruikt, is heel sterk. Het zijn hyperbolen. Een hyperbool is een stijlfiguur waarbij je iets opzettelijk sterk overdrijft om een punt duidelijker of krachtiger te maken:

  • je kunt maar beter met een molensteen om je nek in zee worden geworpen;
  • je kunt maar beter verminkt of kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen worden;
  • je kunt maar beter met één oog het leven binnengaan dan in het bezit van twee ogen in het vuur van de Gehenna geworpen worden.

De bedoeling van zulke hyperbolen is niet om te dreigen met de hel, maar om een schokeffect teweeg te brengen. Deze heftige taal moet je wakker schudden, moet tot diep in je ziel doordringen en je tot verandering brengen: dat je anders gaat kijken en je anders gaat gedragen.

Die verandering waar het Jezus om gaat begint dus inderdaad bij anders kijken en anders denken.

Jezus zegt erover: “Waak ervoor ook maar een van deze geringe mensen te verachten.” Verachten: dat is iets wat je je hoofd doet en in je hart. Verachten begint vaak subtiel: je kijkt neer op iemand en vindt hem of haar minder waard. “Jij doet er niet toe –  ik wel”. “Met jou hoef ik geen rekening te houden – ik mag je grenzen wel overgaan.” 

En dan vertelt Jezus hoe kostbaar deze kwetsbare mensen in Gods ogen zijn. “Hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader.” Jezus opent een nieuw perspectief. Deze kwetsbare mensen hebben een rechtstreeks lijntje met God in de hemel. Ze hebben daar een eigen engel die oog in oog met God leeft. En die engel betekent dat ze recht hebben op alle bescherming die ze kunnen krijgen, dat ze een diepe waardigheid hebben. Zo is dat in het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel.

En dan is er ook nog die korte gelijkenis over het verloren schaap. De gelijkenis over de kwetsbare mens die zoek is geraakt, van wie de waardigheid is ontnomen, die slachtoffer is geworden. En nog erger soms: die een tweede keer slachtoffer wordt gemaakt doordat het onrecht dat is gebeurd genegeerd wordt, ontkend.

Dat afgedwaald zijn betekent niet per se dat dat schaap zelf heeft gekozen om af te dwalen. Maar je raakt verdwaald, je raakt afgesneden van de kudde, als iemand over de grenzen van je kwetsbaarheid is gegaan, iemand die groter, belangrijker, sterker is dan jij en die jou isoleert. Ook op die manier kun je een verdwaald schaap zijn.

En wat doet God dan, de Vader in de hemel? Hij gaat die ene zoeken, die ene beschermen, die ene brengen op een veilige plaats. En dat is ook de roeping van de kerk. Dat:

  • het onrecht van (seksueel) misbruik bestreden wordt; 
  • slachtoffers van misbruik zich gehoord en erkend weten.

8

Lieve mensen, als wij samen en veilige kerk willen zijn, dan vraagt dat ook heel veel meer praktische dingen zoals heldere afspraken, duidelijke grenzen, eerlijke gesprekken.

Maar het begint bij het hart van God, het begint in het hart van het koninkrijk, het begint in onze harten, in onze ogen, in onze gedachten: juist wie kwetsbaar zijn, zijn in Gods ogen kostbaar. 

Het lied dat we nu gaan zingen helpt ons om daar iets van te proeven, van het hart en de ziel van God.

We zingen: ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht’.


Gespreksvragen

  1. Welke situatie uit je eigen leven herken je in de voorbeelden die in de preek werden genoemd van onveiligheid?
  2. Wat spreekt je het meest aan in Matteüs 18:1-14?
  3. Hoe zou jij met je eigen woorden uitleggen wat “geestelijke onveiligheid” betekent? Is onze gemeente geestelijk veilig?
  4. Hoe raakt het jou dat Jezus zegt: “Wie in mijn naam één zo’n kind ontvangt, die ontvangt Mij”?
  5. Heb je zelf ervaren dat juist je kwetsbaarheid je dichter bij God bracht? Wil je daar iets over delen?
  6. Wat betekent het concreet voor jou om “te worden als een kind” in je geloof en in de omgang met anderen?
  7. Welke verhaal over (seksueel) misbruik in een kerk wil je delen omdat het je geraakt heeft?
  8. Welke stappen kunnen wij als groep of gemeente zetten om meer een veilige kerk te worden?
  9. Hoe helpt de gelijkenis van het verloren schaap jou in dit kader (van seksueel misbruik in de kerk) om Gods zorg voor kwetsbare mensen beter te begrijpen?
  10. Het slotlied was “Zo vriendelijk en veilig als het licht.” Waar of wanneer heb jij iets van die veiligheid van God ervaren?

Werkvormen

Beeld-oefening: Leg in het midden van de groep een groot vel papier met een getekende kring. Laat iedereen kleine kaartjes of (getekende) symbooltjes neerleggen die staan voor wat voor hen een veilige kerk is. Bespreek daarna wat zichtbaar wordt.

Schriftmeditatie: Lees Matteüs 18:1-5 langzaam drie keer. Vraag iedereen om een kort woord of beeld te delen dat hen trof. Schrijf de woorden op en verbind ze in een gezamenlijk gebed.

Verhalenkring: Vraag deelnemers om in tweetallen een kort verhaal te vertellen over een moment dat ze zich veilig voelden in een gemeenschap. Daarna delen de tweetallen de kern van hun verhalen in de groep.