Preek over Matteüs 22:37-40

Kijk de preek terug op YouTube:

Luister de preek terug als podcast:

Onder de preek vind je gesprekvragen en werkvormen!

1

Bij het voorbereiden van deze preek moest ik terugdenken aan een broeder uit de gemeente in Haarlem waar ik van 2003 tot 2013 predikant was. Ik noem hem nu Leen – niet zijn echte naam.

Leen was alleen. Al in de zeventig.

Hij had een leven met rafels, breuken, verkeerde afslagen.

Daar sprak hij ook eerlijk over.

Ergens toen hij in de dertig was, was hij tot levend geloof gekomen.

Hij was vol passie voor God en voor mensen.

Bracht elke morgen tijd door op zijn knieën in zijn slaapkamer om voor alles en iedereen te bidden.

En als hij sprak over zijn geloof, had hij één zin die steeds weer terugkwam, als een refrein:

“Gij zult de Heere, uw God liefhebben en uw naaste gelijk uzelven.” 

Uit een wat oudere vertaling kwam dat.

Steeds weer zei hij dat. 

En hij leefde er ook echt uit. 

Met alle gebreken die hij ook nog steeds had.

God liefhebben en de naaste als jezelf. 

Dat was zijn kompas, zijn adem.

Altijd hetzelfde: liefde.

En eerlijk is eerlijk, niet iedereen kon dat waarderen.

Sommige gemeenteleden vonden hem een aparte en lastige man. 

Te vroom, te klef, te zoet.

“Liefde, altijd maar liefde… kom op zeg!

Er is toch ook gerechtigheid? Waarheid? Grenzen?”

Ik snapte dat soms wel. 

Liefde voelt soms zo ongrijpbaar, vaag, zoetsappig. 

Maar Leen hield vol.

Want liefde was voor hem niet soft, slap, sentimenteel.

Het was een keuze, een daad van gehoorzaamheid.

Leen koos elke dag weer voor de liefde.

2

Want liefde is het grote gebod. Heb lief!

Dat is wat die wetgeleerde te horen krijgt als hij bij Jezus komt.

“Om Hem op de proef te stellen vroeg hij: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’”

Er volgt direct een antwoord van Jezus. Maar laten we eerst wat langer bij die vraag stilstaan. Want die vraag is ook nu nog actueel. Ook nu zoeken we in een wereld die verandert, in een kerk die in beweging is, naar een antwoord op de vraag wat nu eigenlijk het belangrijkste is. Wij zouden vandaag aan Jezus zoiets kunnen vragen:

“Meester, wat is de meest wezenlijke opdracht voor wie U wil volgen?”

“Meester, wat is de kern van geloof in een wereld vol twijfels?”

“Meester, wat is vandaag het hart van kerk-zijn?”

“Meester, wat is het ene dat echt blijft als al het andere voorbijgaat?”

Nu stelde die wetgeleerde die vraag om Jezus op de proef te stellen. En dan moet je weten dat er in die tijd een discussie gaande was over de vele geboden en verboden in de Joodse religie. Vooral de wetgeleerden waren daarmee bezig, als specialisten in de joodse wet en de uitleg daarvan.

Er waren namelijk maar liefst 613 regels waar ze zich aan moesten houden. Die 613 regels waren onderverdeeld in geboden en verboden. 

Er waren 248 geboden: zoveel botten telt het menselijk lichaam.

Er waren 365 verboden: zoveel dagen telt een jaar. 

En al die geboden en verboden waren ook nog eens ingedeeld in lichte en zware geboden en verboden. Vind daar de weg nog maar eens in!

En als je die wetgeleerde dan naar Jezus toe ziet stappen, dan moet je je eigenlijk voorstellen dat hij daar staat met een dikke boekrol onder z’n arm met daarop al die 613 geboden en verboden. En hij test Jezus. Hij lokt Jezus een lopende discussie binnen. Hij stelt Hem op de proef met zijn vraag: “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?” “Welke van die 613 geboden op deze boekrol springt er volgens U echt uit?” Iets met spijswetten? Iets met het huwelijk? Iets met de besnijdenis? Iets over andere goden dienen? Iets met wat wel of niet op sabbat mag?

Jezus moet dus een standpunt gaan innemen in een lopende discussie. Er zijn altijd weer lopende discussies. Maar Hij doet dat niet. Hij stijgt erboven uit. Of: Hij gaat dieper dan al die losse geboden en verboden. Het grootste, het diepste, het meest wezenlijke, het belangrijkste? Wil je dat weten?

Heb lief! 

De grootste is de liefde. De liefde is wat telt. Liefde voor God. Liefde voor je naaste. Liefde voor jezelf.

En de liefde komt dus naar ons toe als een gebod. Als een werkwoord. Liefde is een werkwoord. Liefde heeft zeker ook te maken met gevoel en ervaring. Liefde heeft beslist ook te maken met mildheid, vriendelijkheid en zachtmoedigheid. Maar toch is het allereerst een werkwoord. Heb lief.

3

Eigenlijk geeft Jezus met zijn antwoord alleen maar een citaat door uit het Oude Testament. Hij haalt Deuteronomium 6 vers 5 aan. Vers 4 luidt zo: “Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige!” Dat is de basisgeloofsbelijdenis van het volk Israël. 

En dan volgt die zin die Jezus aanhaalt: “Heb de HEER, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht.” Maar dan gaat Jezus niet verder met citeren. Dan had Hij deze woorden moeten zeggen: “Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat.” 

Maar dat is niet wat Jezus nu doet. Hij gaat zó verder, en dat is eigenlijk best verrassend: “Dát is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.” Dat is even nieuw, in elk geval voor die wetgeleerde op dat moment. Jezus geeft hier een citaat uit Leviticus 19:18: “Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.”

Maar tegen die wetgeleerde zegt Jezus op dit moment eigenlijk: “Jij denkt wel dat je God liefhebt, maar jij hebt je naaste niet lief! Jij bent eindeloos bezig met Gods geboden en verboden, en dat lijkt heel vroom, maar je hebt geen oog voor de mensen om je heen, geen oog voor je naaste.”

En wie is die naaste? Wie is op dat moment voor die wetgeleerde de naaste? Dat is Jezus! Maar deze wetgeleerde mag Jezus niet. Hij probeert Hem met een vraag op de proef te stellen in de hoop dat Jezus iets zegt waarom die wetgeleerde Hem alleen nog maar meer kan afwijzen. 

Het grootste gebod is een dubbelgebod. Heb niet alleen God lief, maar heb ook je naaste lief. Je kunt het ook zo zeggen: Heb God lief dóór je naaste lief te hebben. Of zelfs zo: Heb God lief zoals Hij in je naaste naar jou toekomt. 

Je zou zelfs kunnen spreken van een driedubbelgebod. Heb God lief. Heb je naaste lief. Heb jezelf lief. Want je eerste naaste, dat ben jij zelf. 

En eigenlijk gaat het dan niet om drie losse opdrachten. Het gaat om één beweging, één verlangen: het gaat om de liefde. En de bron van de liefde is God zelf. Daar legt Jezus nu niet de nadruk op, maar we lazen ook uit 1 Johannes 4: “Geliefde broeders en zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons tot volmaaktheid gekomen.” Dat gaat heel diep. God heeft ons lief. 

En daarom moeten we elkaar (en ook onszelf) liefhebben. Dat staat niet los van Gods liefde. Sterker nog: juist door elkaar lief te hebben, juist door je naaste en jezelf lief te hebben, blijft God in ons en wordt zijn liefde in ons volmaakt.

Kijk, God liefhebben is de bron: je richt je op het mysterie dat jou draagt, het gelaat dat jou aanziet. God kijkt ons liefdevol tevoorschijn, en als wij ons gezien voelen door Hem begint ook onze liefde voor Hem te stromen.

En in dat licht leer je ook je naaste te zien: net als jij door God geliefd, een spiegel van dezelfde goddelijke liefde. In de ogen waarmee de naaste jou aankijkt, ontmoet je iets van God zelf.

En dan is er ook die derde richting, die we misschien wel eens wat vergeten: “Heb jezelf lief.” Dat klinkt je misschien wel wat egoïstisch in de oren, of zelfgenoegzaam of zelfgericht. Maar het gaat er hier ook om dat niet alleen jouw naaste een beelddrager van God is, maar jijzelf ook. Jij bent voor de ander een naaste. Of zoals ik net zei: je bent misschien zelf wel je allereerste naaste. “Heb God lief en heb je naaste lief als jezelf.”

In elk geval gaat het om die ene diepe beweging van liefde. Het grootste gebod is de liefde. In de woorden van 1 Johannes 4:16: “Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.”

4

Ik wil nu ook even de verbinding leggen met de eerdere preken die ik hield over De Grote Uitnodiging uit Matteüs 11. Drie keer ging het over deze woorden van Jezus, waarvan ik hoop dat je ze inmiddels zo’n beetje kunt drome: “Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, en Ik zal jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen julie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”

En ik vond het zelf een mooie ontdekking dat we in het Matteüsevangelie éérst deze uitnodiging tegenkomen. Dat Jezus zegt: Kom bij Mij. Ik geef je rust. Want om te kunnen liefhebben, heb je rust nodig. 

Liefde vraagt ruimte van binnen. Wie opgejaagd leeft, gestresst is, altijd druk, heeft vaak weinig ruimte om zich liefdevol op God te richten, of op de naaste, of op jezelf. Rust is nodig om te kunnen liefhebben. 

Voor mij is De Grote Uitnodiging uit Matteüs 11 dus de grondtoon geworden onder Het Grote Gebod uit Matteüs 22. Eerst nodigt Jezus ons uit om in zijn zachtmoedige en vriendelijke nabijheid te komen, daarna roept Hij op tot liefde. De volgorde is heilig: eerst komen en rusten bij Jezus, en van Hem leren wat liefde is en hoe liefde werkt. Liefde die niet voortkomt uit die rust van Jezus, die wordt snel vermoeiend en moeilijk. Maar het liefhebben dat voortkomt uit de rust van Jezus zal voelen als iets wat vreugde en vrede met zich mee brengt.

En als we wegwijs willen worden in Gods koninkrijk – het thema van dit jaar – dan is het dus belangrijk om goed te weten wat eerst komt: eerst is er het komen bij Jezus om rust te vinden, dan het liefhebben (God, je naaste en jezelf). En volgende week zal het dan ook nog gaan over de derde stap: De Grote Opdracht: leerlingen maken.

5

Ik wil het tenslotte nog wat praktischer maken. Want hoe doe je dat:  liefhebben? Ik vind het zelf altijd weer inspirerend om dan stil te staan bij de vijf liefdestalen die je kunt onderscheiden. Vijf manieren om liefde praktisch te maken. Heb je er misschien al eens over gehoord, de vijf talen van de liefde? (Ze zijn bedacht door Gary Chapman die er veel boeken over heeft geschreven vanuit de basisgedachte dat mensen op verschillende manieren uiting geven aan hun liefde.)

Dit zijn die vijf talen om je naaste lief te hebben (en je kunt ze ook ‘vertalen’ naar God liefhebben en jezelf liefhebben):

  1. heb lief door positieve woorden te spreken (bijvoorbeeld: een compliment geven, een vriendelijke begroeting – bij binnenkomen in de kerk bijvoorbeeld – waardering tot uitdrukking brengen, iets bemoedigends zeggen);
  2. heb lief door tijd en aandacht te geven (bijvoorbeeld: een afspraak maken, onverdeelde aandacht hebben, echt luisteren, vragen stellen en oprecht benieuwd zijn naar het antwoord, samen tijd doorbrengen door een spelletje te spelen, een bezoekje brengen, samen eten);
  3. heb lief door geschenken geven (bijvoorbeeld: een kadootje, een bosje bloemen, een reep chocola, een kaartje sturen, spullen weggeven of delen);
  4. heb lief door te dienen (bijvoorbeeld: praktisch helpen, een klusje doen, een bijdrage leveren in de kerk);
  5. heb lief door lichamelijke aanraking (bijvoorbeeld: een knuffel, even een hand op de arm of de schouder, een high five).

Dat zijn allemaal heel praktische manieren om lief te hebben. En ik kan me voorstellen dat je ook denkt: daar is nog veel groei mogelijk, want dat gaat allemaal niet vanzelf.

Het goede nieuws is in elk geval: bij God is er een eindeloze bron van liefde, en die liefde stroomt over naar ons. Laat je liefhebben door God en ontdek opnieuw dat liefde een werkwoord is.

Heb God lief – Hij is het waard.

Heb je naaste lief – iedereen is het waard.

Heb jezelf lief – ook jij bent het waard.

In het lied dat we nu als amen op de preek gaan zingen, vragen we om die liefde en aandacht van God die we zo nodig hebben: “Heer, ik kom tot U, neem mijn hart, verander mij.”


Gesprekvragen

  1. Wat raakte jou in het verhaal over Leen aan het begin van de preek? Wat zegt zijn manier van geloven jou over trouw en eenvoud in liefde?
  2. Jezus noemt liefde het grootste gebod (Matteüs 22:37–39). Wat betekent dat voor jou: dat liefde niet allereerst een gevoel maar een gebod is?
  3. In 1 Johannes 4:16 staat: “Wie in de liefde blijft, blijft in God.” Hoe ervaar jij dat “blijven” in liefde in je eigen leven?
  4. De preek zegt: “Heb God lief dóór je naaste lief te hebben.” Herken jij dat in hoe je anderen ontmoet?
  5. “Je eerste naaste ben jijzelf.” Wat betekent dat voor jouw zelfbeeld en omgang met jezelf?
  6. Hoe helpt rust (zoals Jezus belooft in Matteüs 11) jou om lief te hebben? En wat gebeurt er als die rust er niet is?
  7. Welke van de vijf liefdestalen herken jij het sterkst in jezelf? En welke zou je willen oefenen?
  8. Wanneer vind jij liefde moeilijk? Denk aan situaties met grenzen, teleurstelling of vermoeidheid.
  9. Waarin merk je dat de bron van liefde bij God ligt en niet bij jezelf?
  10. Wat zou er in je omgeving veranderen als “heb lief” het kompas werd voor jouw keuzes?

Werkvormen

Vijf Liefdeskaarten

Neem vijf kaarten mee om te sturen naar. Bedenk en bespreek samen wie en waarom jullie deze kaarten willen sturen. Bedenk samen de bemoedigende woorden die je op de kaarten wilt schrijven.

Vijf stations

Elk station hoort staat voor één liefdestaal. Lees de voorbeelden hieronder en laat deelnemers in tweetallen of kleine groepjes kort delen of op schrijven wat bij hen past.

  1. Positieve woorden
    • God: Welke woorden van lof of dank spreek je uit tot God?
    • Naaste: Wie kun jij bemoedigen of waarderen met woorden?
    • Zelf: Welke woorden zou jij vandaag tegen jezelf mogen zeggen?
  2. Tijd en aandacht
    • God: Hoe kun je tijd met God inbouwen in je week?
    • Naaste: Wanneer heb jij iemand echt je volle aandacht gegeven?
    • Zelf: Waar verlang je naar onverdeelde tijd voor jezelf?
  3. Geschenken geven
    • God: Wat kun je geven uit dankbaarheid? (gebed, geld, kunst, iets moois)
    • Naaste: Wat zou jij kunnen delen of schenken als teken van liefde?
    • Zelf: Wat zou jij jezelf kunnen schenken om goed voor je ziel te zorgen?
  4. Dienen
    • God: Hoe kun je God dienen met je talenten?
    • Naaste: Waar kun je iemand praktisch helpen deze week?
    • Zelf: Hoe kun je jezelf dienen door grenzen te stellen of rust te nemen?
  5. Aanraking
    • God: Denk aan gebedshoudingen – handen openen, borst aanraken bij dank.
    • Naaste: Wanneer is aanraking gepast en helend in jouw omgeving?
    • Zelf: Leg even je hand op je hart en adem rustig. Wat voel je?

Bewegingen van liefde

Sta in een kring of rechtop op je plek. Adem rustig in en uit.
Bedenk drie eenvoudige armbewegingen:
– één naar boven voor God liefhebben (bijv. handen geopend of opgeheven),
– één opzij voor je naaste liefhebben (bijv. armen uitstrekken of open houding),
– één naar jezelf toe voor jezelf liefhebben (bijv. hand op je hart of omarmen).
Oefen de drie gebaren langzaam achter elkaar, drie keer.
Voel hoe elke beweging een andere energie heeft: ontvangen, geven, koesteren.