Gereformeerd vrijgemaakte promovendus pleit voor opwaardering van bevinding

De dominee zit te mediteren

In huize Douma aan de Lessestraat in Heemskerk heeft een gewoonte intrede gedaan die niet in elke pastorie gemeengoed is. De gereformeerd vrijgemaakte predikant ruimt elke dag bewust tijd in voor meditatie. „Dat betekent niet een overdenking van de bijbeltekst met het oog op de preek van zondag, maar persoonlijke omgang met God." Gisteren verdedigde hij in het openbaar zijn gedachten over de meditatie en het preekproces en verwierf daarmee de doctorstitel aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).


Door J. M. D. de Heer

Zolang er gepreekt wordt, zullen waarderende én kritische stemmen blijven klinken. Ds. J. R. Douma is zich daarvan bewust. „Niet weinig hoorders zijn kritisch over de preken die ze horen. En dat steken ze ook niet onder kerkstoelen of kerkbanken", schrijft de jonge predikant in de inleiding van zijn proefschrift.

Weinig praktisch
Als student aan de universiteit in Kampen luisterde Jos Douma zelf ook kritisch als hij op zondag in de kerk zat. „Veel preken waren in mijn beleving te dogmatisch. Ze boden een goede uitleg en een stevige uiteenzetting van de leer, maar ik miste vaak het wezenlijke: de directe aanspraak van de gemeente."
In de anderhalf jaar dat ds. Douma de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) van Beverwijk en Krommenie dient, krijgt ook hij opmerkingen over zijn preken. „Vanzelf. Ik put mij in de preek niet direct uit in diepgravende exegese. In mijn preken zitten, denk ik, minder schriftverwijzingen dan in een doorsnee vrijgemaakte preek. Lijnen trekken in de Bijbel is natuurlijk goed, maar het gaat mij in de eerste plaats om de lijnen vanuit de Bijbel naar de mensen van deze tijd. Maar misschien besteed ik weer teveel aandacht aan de hoorder."

Afstand
De gereformeerde wereld kent een stevige traditie op het gebied van de homiletiek (preekkunde) met klinkende namen als T. Hoekstra, K. Dijk en C. Trimp. Hun uitgangspunt –prediking is het bedienen van het Woord van God in de gemeente van Christus– neemt ds. Douma zonder meer over. Daarmee ontstaat tegelijkertijd een afstand tot een modern homileet als G. D. J. Dingemans. Bij hem staat de hoorder met zijn vragen centraal in de voorbereiding op de preek. De predikant is in deze visie een "hoorder onder de hoorders".
Tegelijkertijd zoekt Douma, in navolging van zijn leermeester en promotor C. J. de Ruijter, nieuwe wegen in de gereformeerde homiletiek. "Te gemakkelijk wordt gedacht dat je met behulp van goede commentaren een preek kunt maken. Alsof exegese een veilige, stormvrije zone is, waar je nauwelijks fouten kunt maken."
De vragen vanuit de hoorder én de persoon van de predikant hebben te weinig aandacht gekregen in het preekproces, denkt ds. Douma. „De tekst, de hoorder en de predikant moeten in de voorbereiding op de preek voortdurend met elkaar in ‘gesprek’ zijn. Deze wisselwerking ís er. Zelfs als je een serie preken over een bijbelboek houdt, heb jíj het bijbelboek uitgekozen en kies jíj vervolgens de teksten waarover je preekt. Je bent dus nooit objectief met de preek bezig. Dat geeft niet, als je je daar maar van bewust bent."

Stap te ver
Juist deze bewustwording wil ds. Douma stimuleren door aandacht te vragen voor de persoon van de predikant. Vooral zijn persoonlijke meditatie heeft de vrijgemaakte predikant op het oog. Meditatie over een schriftgedeelte staat bij veel predikanten in direct verband met de voorbereiding op de preek, zegt ds. Douma. „Mijn meditatie zit al in het exegetische werk", hoor je nogal eens zeggen. En iemand als dr. W. H. Velema pleit ervoor om tijdens de persoonlijke overdenking van een schriftgedeelte aantekeningen te maken. Naar mijn idee ben je dan een stap te ver, omdat je toch weer gericht bent op de preek die je gaat maken voor de gemeente. Het gevaar bestaat dat het Woord van God langs de predikant tot de gemeente komt, zonder dat dat Woord de prediker zelf eerst heeft aangesproken." Zelf bewandelt Douma meer het spoor van meditatie zoals hij dat ziet in de traditie van de kloosters, maar ook bij een nadere reformator als Voetius. „Meditatie is een grondhouding van aandachtig luisteren naar Gods stem, van ontvankelijkheid voor de aanwezigheid van God."
Stel: ds. Douma bereidt een preek voor over de oproep van de Heere Jezus tot vergevingsgezindheid. Op maandagmorgen begint hij met een kwartier tot een half uur meditatie. „Het enige doel daarvan is alleen zijn met God. Dan vraag ik mezelf eerst af wat die tekst voor mij persoonlijk betekent. Hoe wil deze oproep mijn leven veranderen? Ben ik bereid anderen te vergeven? Als ik me deze vragen stel, pluk ik zelf eerst de vruchten van een bijbeltekst, laat ik eerst mezelf aanspreken door het Woord van God."
Pas daarna begint de predikant met de preekvoorbereiding en gaat hij de tekst exegetiseren. „De grondhouding van de meditatie zorgt ervoor dat ik tijdens de exegese voortdurend luister in het besef dat ik bezig ben met het Woord van God. Dat is naar mijn idee niet hetzelfde als bijbelteksten analyseren."

Oefenen
De predikant is ervan overtuigd dat je je in meditatie kunt oefenen. Hij wijst naar de meditatiehoek in zijn studeerkamer. Naast een sierlijk wandkleed uit Zimbabwe –„gekregen van een broer, heeft verder geen betekenis"– staat een eigenhandig getimmerde lage lessenaar met daarop de tekst uit Psalm 119, waarmee de predikant zich aan zijn eerste gemeente verbond: „Het openen van Uw woorden verspreidt licht; het geeft de onverstandigen inzicht."Geknield voor de lessenaar –„in deze houding kom ik tot rust; dat lukt niet achter mijn bureau"–, met daarop de Bijbel –„het is God, Die tot me spreken wil"–, mediteert de predikant over een tekst.
Aan de wand hangen drie iconen met daarop Christus. „Niet om tot de bidden", haast ds. Douma zich te zeggen. „Ze maken me bewust van de tegenwoordigheid van Christus."

Christus is toch juist in het Woord te vinden? Zijn iconen niet vreemd aan de gereformeerde traditie?

„Dat is waar. Het is een vreemd element. Maar voor mij symboliseren de iconen dat Christus aanwezig is. De opengeslagen bijbel die Christus in Zijn hand houdt, maakt mij er voortdurend van bewust dat het in het omgaan met de Schrift gaat om de ontmoeting met Christus."

Uitleg en toepassing
De jonge doctor hoopt dat zijn proefschrift bijdraagt aan een vernieuwde en verdiepte visie op preken. Veel predikanten zijn vertrouwd geraakt met het oude schema van explicatie-applicatie (uitleg van de tekst en vervolgens de toepassing). Ds. Douma verbergt zijn bezwaren tegen dit model niet. „Het suggereert dat je door middel van de exegese eerst een objectieve waarheid moet vinden om die vervolgens toe te passen. Volgens mij vergeet je zo dat Gods Woord van begin tot eind aanspraak is."
Zelf omschrijft hij preken als het ‘uitvoeren’ van een bijbeltekst. Zoals de musicus een compositie uitvoert, zo voert een predikant zijn tekst uit. Met dit beeld wil ds. Douma ook ruimte scheppen voor vragen als "Is de preek mooi en pakkend?" en "Brengt hij iets bij de hoorder teweeg?", terwijl het beeld ook aandacht vraagt voor de predikant die de tekst ‘uitvoert’. "Hoe gaat hij zelf met de tekst om?"

Bevinding
Kritiek op het oude schema van explicatie-applicatie gaat bij dr. Douma gelijk op met de wens dat binnen zijn kerken meer aandacht komt voor bevinding. hij gaat daarmee in de voetsporen van zijn vroegere leermeester prof. dr. C. Trimp. Deze deed in 1989 van zich horen door zijn boek "Klank en weerklank". In de gereformeerd vrijgemaakte traditie, legt dr. Douma uit, is een vrij sterke heilshistorische prediking ontwikkeld. er ligt veel nadruk op de voortgang van het heilswerk. Trimp vroeg er aandacht voor dat ook de persoonlijke omgang van God met bijvoorbeeld Abraham ons iets te zeggen heeft en niet alleen de plaats van de aartsvader in de heilsgeschiedenis."
De predikant omschrijft zelf bevindelijk preken als „preken in de toonsoort van de omgang en in de taal van de omgang." God gaat in de preek met Zijn volk om, legt hij uit. „God laat in de preek Zijn hart spreken. Daaruit komen woorden van liefde en genade, maar ook woorden van bestraffing en vermaning. Het blijft de taal van de omgang, niet de taal van de wetenschap, maar de taal van een liefdesbrief."

Mens centraal
Het zal geen verbazing wekken dat vanuit deze visie op de gemeente, die stevig verankerd is in de gereformeerd vrijgemaakte traditie, dr. Douma’s waardering voor bevinding iets dubbels heeft. Dat blijkt uit het hoofdstuk "preek en bevinding". Het pleidooi voor bevinding gaat samen met kritische kanttekeningen bij zogeheten bevindelijkheid, waarin niet Christus maar de mens centraal zou staan. Bevinding is de ervaring van een mens als hij wordt aangeraakt door de Geest, als Christus in hem gestalte krijgt, als hij omgaat met God. In de bevindelijkheid vormt de vrome mens met zijn ervaringen en bevindingen het middelpunt.

Uw omschrijving van een zogeheten christenprediking, met de ‘weg’ die de gelovige gaat van ontdekking aan de zonde en de aanvaarding van Gods rechtvaardig oordeel, tot de ontdekking van Christus aan de ziel en het omhelzen van Hem door het waar geloof, is hecht verankerd in zowel het Puritanisme als de Nadere Reformatie.

„Ik moet eerlijk zeggen dat ik persoonlijk dit soort prediking niet ken. In wat ik erover schreef, baseerde ik me vooral op publicaties van dr. T. Brienen en dr. C. Graafland. Misschien is mijn tekening daardoor niet helemaal eerlijk. Dat zou een zwak punt in mijn dissertatie kunnen zijn."

Verbond
Ik heb het hoofdstuk over bevindelijk preken vooral geschreven met het oog op de Christelijke Gereformeerde Kerken, zegt de gereformeerd vrijgemaakte predikant. „In die richting wil ik graag laten zien dat er ook vanuit vrijgemaakte hoek over bevinding geschreven kan worden. Laat ik maar eerlijk zijn: bevinding komt in het gereformeerd vrijgemaakte woordenboek eigenlijk niet voor. Dat is tekenend. Als je ergens geen woord voor hebt, kan dat betekenen dat je ook de zaak niet hebt. Als je nadruk legt op de noodzaak een persoonlijke relatie met God te hebben, wordt er al snel gereageerd in de trant van: „We leven toch in het verbond."
Toch denkt dr. Douma dat er in zijn kerken behoefte bestaat aan een prediking die persoonlijker is dan dat kerkgangers gewend zijn. De groeiende belangstelling voor evangelicale lectuur uit Amerika ziet hij als een bewijs. „Mijn oom (prof. dr. J. Douma, red.) heeft daarover echter eens gezegd: „Waarom zouden we helemaal naar Amerika gaan voor iets wat ook in onze eigen traditie aanwezig is?" Het probleem is, denk ik, dat de bevindelijke onderstroom wel in onze traditie zit, maar dat we er nauwelijks kennis van hebben. Toen ik aan mijn theologiestudie in Kampen begon, had ik zelfs nog nooit van het woord Nadere Reformatie gehóórd. Daarom zou ik het toejuichen als in vrijgemaakte kring het gesprek over bevinding breder op gang gebracht wordt."

Mede n.a.v. "Veni Creator Spirutus; De meditatie en het preekproces", door Jos Douma; Uitg. Kok, Kampen, 2000; ISBN 90 242 6309 3; 367 blz.; ƒ 59,-.