Preek over 1 Thessalonisenzen 5:17

Bidt zonder ophouden

" Bidt zonder ophouden"

Preekverwerkingsblad

Gemeente van Christus,

U weet allemaal ongetwijfeld wat werkeloosheid is. Soms misschien zelfs uit eigen ervaring. Werkeloos dat ben je als je geen betaalde baan hebt terwijl je dat wel graag wilt. Werkeloos dat ben je als je graag je handen uit de mouwen wilt steken maar geen werk kunt vinden. Dat is werkeloosheid.

Weet u ook wat biddeloosheid is? Dat is denk ik niet zo'n bekend woord, en ik kon het in het woordenboek ook niet vinden, maar het bestaat wel. Biddeloosheid. Biddeloos dat ben je als niet bidt, als je gebedsleven dor is, als je maar heel weinig bidt. Biddeloos dat ben je eigenlijk ook als je onnadenkend bidt, of gehaast of slordig. Dat is biddeloosheid. Kent u dat misschien ook uit eigen ervaring? Want ja, we weten allemaal dat het gebed het voornaamste is in de dankbaarheid die God van ons eist, dat bidden in het leven van een christen onmisbaar is. En toch kan je leven als gelovige gestempeld worden door biddeloosheid.

Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Je hebt geen tijd om te bidden, want je moet werken en dat slokt eigenlijk al je tijd en aandacht op. Of je vindt je tijd te kostbaar om te bidden. Een andere reden voor biddeloosheid kan zijn dat je weinig verwachting hebt van het gebed: 'er verandert toch niks en wat voor zin heeft het dan om te bidden?' Of je bent teleurgesteld omdat God je niet lijkt te verhoren. Of je zegt: 'mijn geloof is niet sterk genoeg om te kunnen bidden.' Zo kunnen er allerlei redenen zijn voor biddeloosheid in je leven.

Maar de diepste reden ligt toch in het feit dat we zondige mensen zijn. Mensen die zich van God hebben afgekeerd om hun eigen leven te leiden. Dat is zonde: dat je los bent van God en dat je jezelf wel denkt te kunnen redden. Zonde is: dat je God loslaat om zonder Hem verder te gaan en dat lijkt nog heel aardig te lukken ook. Ja, dat we zondige mensen zijn, dat is de diepste reden van biddeloosheid in ons leven.

Maar, weet u, God geeft het gebed juist aan zondige mensen. Want het gebed is bij uitstek het middel waardoor mensen kunnen veranderen. Het gebed is de weg waarop je leert om je van jezelf af te keren naar God toe. Vaak denken we dat het er in het gebed om gaat dat God verandert, dat Hij ons bidden hoort en ons geeft wat we vragen, dat Hij zijn aandacht op ons richt. Maar dat is niet het diepste doel van het gebed. Het doel van bidden is niet dat ik Gods aandacht op mij richten, maar dat ik mijn aandacht richt op God. Het doel van bidden is niet dat God verandert, maar dat ik verander. En juist die gedachte kan je helpen als je nadenkt over de verhoring van je bidden. Je gebed is niet verhoord als God verandert (doordat Hij je iets geeft wat je nog niet had, of doordat Hij iets in je leven doet wat Hij nog niet had gedaan). Nee, je gebed is niet verhoord als God verandert, maar als jij verandert. Want het gebed is de weg waarlangs God je wil veranderen van een mens die de zonde liefheeft in een nieuw mens die God liefheeft en zich helemaal aan Hem geeft.

* * *

Biddeloosheid is dus ten diepste het gevolg van de zonde, van het los-van-God je leven willen leven. Tegen die achtergrond kun je nu ook zeggen waar het in het bidden nu uiteindelijk om gaat. En dat zou ik onder woorden willen brengen met behulp van een heel bijbelse uitdrukking, die we tegenkwamen in Psalm 27. Bidden is: Gods aangezicht zoeken. Dat betekent dat je van jezelf weg kijkt naar God toe die ook jou ziet, dat je God aankijkt en om zo te zeggen oogcontact zoekt. Want wat is kenmerkend voor een biddeloos leven? Dat je Gods aangezicht niet zoekt, dat je langs Hem heen leeft, dat je eigenlijk doet alsof Hij niet bestaat, dat je vergeet dat Hij jou ziet. En bidden is: daarmee breken en je richten op God en je er opnieuw van bewust worden dat je leeft in Gods tegenwoordigheid.

Want dat zie je heel vaak niet. Dan heb je er geen oog voor dat je leeft in Gods tegenwoordigheid. Dan vergeet je dat God er altijd is, elke seconde van de dag. Dan vergeet je dat Hij bij jou is, boven je, naast je, onder je, achter je, voor je. God is altijd om ons heen. Elk moment van de dag, elk moment van je leven. Dat is Gods tegenwoordigheid: Hij wil ons ten diepste niet allerlei dingen geven, Hij wil Zichzelf aan ons kwijt.

Wie biddeloos leeft, leeft langs die werkelijkheid heen. Dan zeg je aan het einde van de dag misschien wel tegen God: 'Dank U wel dat U bij me was.' Maar je hebt er de hele dag niet één keer bij stil gestaan. Je hebt geen één keer gezegd: 'Dank U God dat U nu bij mij bent.'

* * *

Maar misschien zegt u nu wel: 'Hoor eens even, je kunt toch niet de hele dag aan God denken? Dat is toch onmogelijk? Er is zoveel wat ons bezig houdt. Er is zoveel werk te doen in Gods Koninkrijk. Nee, je kunt niet de hele dag aan God denken. Dan komt er toch niks meer uit je handen?' En het is erg verleidelijk om dan maar te antwoorden: 'Nee, natuurlijk niet. Natuurlijk kun je niet de hele dag aan God denken. Echt, dat vraagt God niet van je.' En toch geef ik dat antwoord niet, omdat het te gemakkelijk is en omdat het te goed past in ons straatje. Want stel je toch eens voor dat dat zou moeten: de hele dag aan God denken. Nee, het is belangrijk om die vraag eerst maar eens echt te laten staan: de vraag of je niet de hele dag aan God kunt denken.

Want het gebeurt écht wel eens dat er iets of iemand is waar je de hele dag aan denkt. Stel, je bent verliefd. Dat houdt je de hele dag bezig. Wat je ook doet, waar je ook bent, je moet steeds denken aan degene op wie je verliefd bent. Stel, er komt een groots feest aan, een megafeest. Al weken van tevoren ben je daar mee bezig, en er gaat eigenlijk geen uur van de dag voorbij of je moet er wel aan denken. En andersom, er kan ook iets heel ergs in je leven gebeurd zijn, er kan een groot verdriet in je hart wonen, en wat zou je graag willen dat je daar wat meer los van kwam zodat je er niet meer elke minuut van de dag mee bezig zou zijn.

Dat zijn voorbeelden waaruit blijkt dat het wel gebeurt, dat iets of iemand de hele dag in je gedachten is. En dáárom geloof ik dat het te gemakkelijk is om maar te zeggen dat dat niet kan: de hele dag aan God denken. Misschien moeten we de vraag ook wel op een iets ander, een iets dieper niveau stellen: Zou je het eigenlijk wel willen, de hele dag aan God denken? Eerst dus maar even afzien van de vraag of het kan: wil je het eigenlijk wel? Leeft er in je hart wel het verlangen dat God zo echt en haast overweldigend in je leven aanwezig is dat je Hem niet meer uit je gedachten kunt bannen? Want als je dat wilt, als dat verlangen, die hartstocht je leven beheerst, dan ga je zoeken naar wegen om dat te bereiken. We zeggen wel eens: waar een wil is, is een weg. Nu is dat wel wat te simpel gezegd. Dat is wel vaker zo met spreekwoorden. Die doen vaak al te gemakkelijk oplossingen aan de hand en houden wel eens wat te weinig rekening met de weerbarstigheid van het leven. Maar ik geloof wel dat je kunt zeggen: waar de wil er is, ga je zoeken naar een weg. Wie dat graag wil, de hele dag aan God denken omdat Hij ook de hele dag aan jou denkt, wie dat graag wil, zal gaan zoeken naar een weg om dat te bereiken En als je dat doet in vertrouwen op de Geest van God, mag je ook verwachten dat je vindt, naar de belofte van de Here Jezus: 'wie zoekt, zal vinden.'

* * *

Toch is er nog een vraag die gesteld moet worden. We hebben twee vragen gehad. De eerste was: Kan dat eigenlijk wel, de hele dag aan God denken? De tweede vraag luidde: Wil je dat eigenlijk wel, de hele dag aan God denken? De derde vraag is nu: Moet dat eigenlijk wel? Vinden we in de bijbel een gebod van God om heel de dag aan Hem te denken? Een gebod om zó te leven dat we ons er voortdurend van bewust zijn dat God tegenwoordig is in ons leven, dat Hij altijd bij ons is?

En die vraag brengt ons bij het woord van de apostel Paulus in 1 Thessalonisenzen 5 vers 17. Kort en krachtig staat er: Bidt zonder ophouden. Wat betekenen die woorden? Bij het beantwoorden van die vraag is het wel belangrijk om niet naar die woorden te luisteren met in je hart de gedachte: 'Dat kan natuurlijk niet. Dat kan Paulus nooit letterlijk zo bedoelen.' Als je vanuit die gedachte luistert, dan zeg je bijvoorbeeld: Paulus zal wel bedoelen dat je regelmatig moet bidden (en gelukkig, dat vond je zelf ook al, dus je hoeft je leven niet te veranderen). Maar dat staat er niet: regelmatig. Er staat: zonder ophouden, en dat is wel wat anders. Regelmatig betekent: op gezette tijden, bijvoorbeeld zeven keer per dag. Maar zonder ophouden betekent: de hele tijd. Het is dus niet goed om de woorden 'zonder ophouden' te vervangen door een ander woord, namelijk: regelmatig.

Je kunt, vanuit de gedachte dat wat Paulus hier zegt niet letterlijk genomen moet worden, je kunt in die opdracht 'Bidt zonder ophouden' ook het woord 'bidden' vervangen door iets anders wat je dan wel zonder ophouden kunt doen. Bijvoorbeeld: inzien dat je je werk nooit goed kunt doen als je God in je gebed niet vraagt om kracht en wijsheid. Of, een ander voorbeeld: nooit vergeten dat je afhankelijk bent van God in alles wat je doet. Maar als je de woorden 'Bidt zonder ophouden' zó uitlegt, doe je toch geen recht aan wat Paulus zegt.

Laten we nu daarom Paulus' woorden in vers 17 maar gewoon eens voor ons nemen om te zoeken naar de betekenis. En daarbij kunnen de omringende verzen ook helpen. Want wat valt in de verzen 14 tot 28 van 1 Thessalonisenzen 5 heel sterk op? Daar valt heel sterk op de radicaliteit van wat Paulus daar zegt. Let er maar eens op hoe vaak de woorden altijd en allen en alles voorkomen. 'Heb geduld met allen (14). Jaagt te allen tijde het goede na jegens elkaar en jegens allen (15). Verblijdt u te allen tijde (16). Dankt onder alles (18). Toetst alles en behoudt het goede (21). Onthoudt u van alle soort van kwaad (22). En de God des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn' (23).

Hoe radicaal spreekt Paulus hier. Het christelijke leven, want daar gaat het hier over, moet helemaal doortrokken zijn van de dienst aan God. Er mag geen enkel plekje zijn waar God niets te zoeken heeft, er mag geen moment zijn zonder God. In die context staan de woorden 'Bidt zonder ophouden' en dan is ook wel duidelijk dat je daar niet moet lezen: 'Bidt regelmatig.' Je moet tenslotte ook niet regelmatig het goede najagen of regelmatig blij zijn of regelmatig danken en je moet je al helemaal niet onthouden van enkele soorten van kwaad. Nee, Paulus is heel radicaal: alles, allen, altijd. Heel het leven moet doortrokken zijn van God en van de dienst aan God.

* * *

En als we dan nog iets preciezer kijken naar de verzen 16 tot 18, dan zie je daar dat Paulus ons een drieslag leert. Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles. Blijdschap, gebed en dank. Die drie woorden laten zien waarvan heel het leven van een christen doortrokken moet zijn. Het christelijke leven is een leven in de sfeer van constante blijdschap, constant gebed en constante dankzegging. Dat zijn dus geen dingen die zo nu en dan een plek moeten hebben, geen dingen waar je, naast al je andere werkzaamheden ook nog even tijd voor moet maken. Nee, het christelijke leven wordt gekleurd door blijdschap, gebed en dank. 'Want', zegt Paulus, 'dat is de wil van God in Jezus Christus ten opzichte van u.' Heel duidelijk horen we hier dus dat er een gebod is om altijd blij te zijn, altijd te bidden en altijd te danken.

Maar het is wel heel belangrijk om daarbij meteen te bedenken dat we dat echt niet op eigen houtje kunnen. Als je denkt dat je jezelf wel op kunt werken tot zo'n niveau dat heel je leven vol blijdschap, gebed en dank is, dan heb je het mis. Want van onszelf kunnen we dat helemaal niet. Het kan alleen maar in Christus Jezus. Hij wil het ons leren.

En Paulus spreekt in vers 19 ook niet voor niets over de Geest. 'Dooft de Geest niet uit.' Want Christus wil door zijn Geest leren om blij, biddend en dankend te leven. De Geest woont in de harten van de gelovigen. En daar ontsteekt Hij een vuur van verlangen om te leven voor God. En als je die Geest uitdooft, dan doof je dus dat vuur van verlangen, dan zoek je niet Gods aangezicht maar jezelf, dan ga je je eigen weg. En dan vergeet je, om het nu weer over het bidden alleen te hebben, dan vergeet je dat het gebed de weg is waarlangs God je leven wil veranderen. Dat doe je niet zelf, dat doet God. 'Hij heiligt ons', zegt Paulus, en 'die u roept is getrouw; Hij zal het ook doen.'

Dus als we worden geroepen om te bidden zonder ophouden, dan moeten we dat daarbij nooit vergeten, dat God belooft wat Hij eist, dat God geeft wat Hij vraagt. Zo vraagt God het onophoudelijke gebed. En door zijn Geest wil Hij het geven aan ieder die er naar verlangt om biddend te leven.

* * *

'Bidt zonder ophouden.' Dat gebod van de Here wijst de weg naar een biddend leven. En wat is nu een biddend leven? Dat is niet allereerst een leven waarin op gezette tijden gebeden worden uitgesproken. Bijvoorbeeld bij het opstaan en slapen gaan en bij de maaltijden en zondags als we samen zijn in de kerk. Uiteraard zijn al die gebeden ook onmisbaar in het leven van een christen. En de bijbel ook vol met zulke gebeden. Maar het op gezette tijden uitspreken van gebeden is nog niet hetzelfde als biddend leven.

Wat is dat dan wel? Biddend leven dat is een leven waarin je gehoor geeft aan de opdracht om te bidden zonder ophouden doordat je je er ieder moment van de dag van bewust bent dat je leeft in Gods tegenwoordigheid. Biddend leven dat is een leven dat helemaal wordt gestempeld door biddend contact met God. Biddend leven dat is een leven dat doortrokken is van het zoeken van Gods aangezicht.

En toch vergeet je dat heel vaak. Dan leef je zomaar halve of hele dagen of misschien wel meerdere dagen achter elkaar zonder dat je beseft dat je leeft voor Gods aangezicht, zonder dat je er bij stil staat dat Hij al die tijd om je heen is, van seconde tot seconde, want dan ga je helemaal op in de dingen die je doet, dan ga je helemaal op in jezelf. Biddeloosheid heb ik dat aan het begin van de preek genoemd. En die biddeloosheid wil de Here Jezus door zijn Geest doorbreken. De Geest vuurt ons aan om te bidden zonder ophouden, want daardoor mag je veranderen. Dan gaat heel je leven open staan naar God toe. Dan stem je heel je leven af op God. Dan beleef je alles in het licht van zijn aangezicht.

* * *

Maar u vraagt nu misschien hoe dat dan in de praktijk gaat. Want het klinkt allemaal wel mooi. Tenminste, ik hoop wel dat het u mooi in de oren klinkt, en dat u denkt: ja, dat is nu wat ik graag zou willen: biddend leven door zonder ophouden te bidden. En ik hoop ook dat er onder u zijn die er in hun eigen leven iets van herkennen, van wat ik tot nu toe heb gezegd. Die zeggen: 'ja, zo probeer ik te leven, heel concreet, het lukt niet altijd, maar ik dank de Geest dat het gelukkig heel vaak wel zo mag zijn, dat ik elk uur van de dag ervaar als een Godsgeschenk en beleef voor Gods aangezicht.'

Biddend leven. Zonder ophouden bidden. Hoe gaat dat in de praktijk? Het eerste wat ik dan wil zeggen is dit: bid de Here of Hij u dat wil geven, een vurig verlangen om biddend te leven. Want als dat verlangen niet in u leeft, dan blijft het alleen maar bij woorden en gedachten over het bidden zonder ophouden terwijl de Here wil geven dat het concrete praktijk wordt. Dat is het eerste: bid vol verlangen om een biddend leven.

Vervolgens is het dan heel belangrijk dat u zich oefent om vaak kort te bidden. Ik denk dan aan wat wel schietgebedjes worden genoemd. Nu zijn dat vaak heel korte gebeden tot God, zomaar midden overdag of midden in de nacht, als je hulp nodig hebt. 'Here, help me toch.' 'O God, wees me nabij.' Maar ook een uitroep van verwondering kan zo'n kort gebed zijn, bijvoorbeeld als je een wandeling maakt in de natuur: 'Here, wat hebt U alles toch mooi gemaakt.' Wie biddend wil leren leven, wie zich wil oefenen in het bidden zonder ophouden, moet er een gewoonte van maken om in gedachten vaak korte gebeden uit te spreken. Eén enkele zin is dan al voldoende.

En het zou dan goed zijn om je daarbij te laten leiden door een Schriftwoord, om een bijbeltekst te kiezen die u als gebed wilt gebruiken. Ik noem drie voorbeelden van zo'n heel korte gebedstekst die u kunt gebruiken om u te oefenen in het bidden zonder ophouden. De eerste is het gebed van de tollenaar in de tempel (Lukas 18:13): 'O God, wees mij, zondaar genadig.' Het tweede voorbeeld is uit een psalm van David, Psalm 62 vers 6: 'Waarlijk mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting.' Het derde voorbeeld is het gebed van de blinde Bartimeüs (Markus 10:47): 'Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij.' En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te geven. Korte gebeden, bestaande uit Schriftwoorden, om met hart en ziel te bidden in het besef dat God om ons heen is, elke minuut van de dag, ieder uur van ons leven.

En ik wil het tenslotte nóg iets concreter maken. Want leren bidden zonder ophouden, dat komt niemand aanwaaien, dat vraagt om discipline en oefening. Probeer nu eens om elk uur van de dag in gedachten één keer stil te worden en te beseffen dat u ook op dat moment mag leven voor Gods aangezicht. En spreek dan dat korte gebed uit: 'Here Jezus Christus, Zoon van God, onferm U over mij.' Dat kan overal en altijd. Geen enkele plek en geen enkel moment is daar te onheilig voor. Het kan nu hier in de kerk, terwijl u zit te luisteren naar de preek. Het kan als je thuis op de bank wat zit te lezen. Het kan op je werk, het kan op de fiets en in de auto. Het kan op school tijdens de les en tijdens de pauze. Het kan als je winkelt in de stad, als je klust in huis of knutselt op de hobbykamer af staat op een bouwsteiger, het kan terwijl je met iemand in gesprek bent of als je 's nachts wakker ligt in bed. Het kan het eerste zijn als je wakker wordt en het laatste voor je inslaapt: stil worden, beseffen dat je ook op dat moment mag leven voor Gods aangezicht, en een kort gebed bidden: 'Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting.'

* * *

Wie zich toevertrouwt aan de Geest van Jezus Christus, mag veel verwachting hebben van deze oefening in het bidden zonder ophouden. Je hoeft er niet oud voor te zijn. Je hoeft er ook niet jong voor te zijn. Niet ziek of gezond. Het maakt niet uit of je man of vrouw bent, of je gelukkig bent of ongelukkig, verdrietig of blij. Het is een geestelijke oefening voor iedereen die kind van God wil zijn en die als kind van God wil leven. Het is een oefening om te leren bidden zonder ophouden en om daardoor steeds meer vernieuwd te worden naar het beeld van Christus.

Hem zij de eer in alle eeuwigheid.

Amen.

 

Liturgie voor een morgendienst

Psalm 73:9,10
Psalm 119:12 (na de Tien Woorden)
Psalm 27:3
Psalm 27:7-14
1 Thessalonisenzen 5:14-28
Psalm 27:5
1 Thessalonisenzen 5:17
Psalm 62:1,3,4
Psalm 139:1,2,3,11 of Lied 380:2,3,4,6,7