Toegewijd aan Christus

Preek over Zondag 12

 

 

‘En dat noemt zich nu christen!’ Ongetwijfeld hebt u wel eens een gesprek met iemand gehad die dat zei. Misschien hebt u het zelf ook wel eens gezegd. ‘En dat noemt zich nu christen!’ Want ja, de mensen in de kerk, ze zijn vaak geen haar beter dan mensen die niet in de kerk komen. En veel mensen die vroeger nog kerkganger waren, zijn dat nu niet meer, juist omdat er in de kerk zoveel schijnheiligheid was, zoveel wat absoluut niet te rijmen was met het woord ‘christelijk’. ‘En dat noemt zich nu christen.’

 

‘Waarom wordt u christen genoemd?’ Dat is de vraag die de Catechismus vandaag op ons bordje legt. Want die naam christen, dat is niet een naam die mensen zelf hebben bedacht. Een naam waar we ook wel vanaf kunnen als die niet meer zo goed in het gehoor ligt. Want dat is vandaag toch wel vaak het geval. Waar staat dat nu nog voor, christen? En wat betekent het woord christelijk nog als het voorkomt als de C in allerlei organisaties, politiek of maatschappelijk? En je kunt geneigd zijn om te zeggen: ‘Nou, laat maar. Dat woord ‘christen’ of ‘christelijk’ dat kan van alles betekenen. Laten we het maar niet te veel gebruiken. Want waar staat het eigenlijk nog voor?’

 

Nou, dat willen we in deze preek weer ontdekken. Want het stáát ergens voor. Het mag  dan in de dagelijkse omgang wat versleten zijn. Toch is het nog altijd heel veel waard. Dat is net als met een gulden. Zomaar een gulden die je vindt in je portemonnee. Wat zo’n gulden soms versleten zijn. Ziet er niet meer uit. Maar het is nog steeds een gulden waard!

 

Zo is de naam christen het waard om hoog gehouden te worden. Het is de naam waarmee mensen zich noemen naar Christus. En ik hoop dat u allemaal, zoals u hier zit, ook graag christen wilt zijn, christen genoemd wilt worden. Want in die naam klinkt de ene naam door wie we behouden worden, en dat is Christus. Misschien dat we ook als gereformeerde christenen wel eens wat de neiging hebben om vooral veel nadruk te leggen op dat woord ‘gereformeerd’. En dat gaat dan een beetje ten koste van de naam christen. En hoe begrijpelijk dat ook is, want je wilt je soms ook onderscheiden van mensen die zich wel christen noemen, maar van wie je vanuit de bijbel toch moet zeggen dat ze het niet zijn, hoe begrijpelijk het ook is dat je hecht aan dat woord gereformeerd, toch moeten we de naam christen hoger houden.

 

Iemand heeft eens gezegd: ‘Gereformeerd’, dat is mijn bijnaam, maar ‘christen’, dat is mijn roepnaam. Ik ben allereerst christen, omdat de Here God me aan Christus verbonden heeft.

 

Christen als roepnaam. Die naam is ook niet zomaar een aanduiding, die toevallig  in de loop van de eeuwen gangbaar is geworden.. In het gedeelte dat we uit Handelingen lazen kwamen we dat tegen. Handelingen 11 vers 26. Zo op het eerste gezicht wordt daar tussen neus en lippen door even gezegd dat de volgelingen van Christus in Antiochië voor het eerst christenen werden genoemd. ‘Christianen’ staat er eigenlijk. Dat gebeurt in Antiochië waar Paulus en Barnabas een heel jaar met veel vrucht werken. En de mensen in Antiochië zien dat. Ze zien dat mensen zich bekeren tot Christus en dat heel hun leven gekleurd wordt door Christus. En dan beginnen ze die mensen ‘Christianen’ te noemen, volgelingen van Christus.

 

En dan moeten we even goed naar dat vers 26 kijken en het eerste stukje verbinden met het laatste stukje: ‘En het geschiedde … dat de discipelen voor het eerst in Antiochië Christenen genoemd werden.’ Dan kun je nog geneigd zijn om te denken: er wordt even meegedeeld dat dat voor het eerst in Antiochië gebeurde. Maar het is beter om te letten op die uitdrukking: ‘en het geschiedde’. Dat is een uitdrukking die altijd gebruikt wordt als er gesproken gaat worden over iets wat God doet, iets waar God de hand in heeft. Zo ook hier: ‘En het geschiedde dat de discipelen christenen genoemd werden.’ Die naam wil God voor de volgelingen van zijn Zoon. Christenen. Een prachtige naam, door God gegeven als roepnaam, een naam die vol is van Christus.

 

Daarover gaat het in deze preek. Ik heb deze keer een thema en verdeling, en die luidt als volgt:

 

Wees als christen toegewijd aan Christus

1.       Kijk naar Christus

2.       Lijk op Christus

 

* * *

 

Als we onder woorden brengen wat het betekent om christen te heten, dan moeten we beginnen bij Christus. Want je kunt nooit christen zijn als je niet kijkt naar Christus en van Hem onder de indruk bent.

 

Misschien was u afgelopen donderdag bijvoorbeeld wel onder de indruk toen u aan het Noordzeekanaal naar al die zeilschepen keek. De een nog mooier en groter dan de ander. Er waren tweemasters, driemasters, viermasters. Soms al heel oud. Soms nog maar net gebouwd. En tussen al die grote schepen nog veel meer kleine scheepjes. Het was een heel spektakel, om je de ogen uit te kijken, om onder de indruk van te raken.

 

Nou zo kun je ook onder de indruk raken van Christus. We kunnen dan wel niet letterlijk naar Hem kijken, maar je kunt wel om zo te zeggen tot het inzicht komen hoe groot Christus is en hoe geweldig het is wat Hij allemaal doet en gedaan heeft. Nou, dan ben je een christen, als je kijkt naar Christus en als je je zelf aan Hem geeft, aan Hem toewijdt.

 

Maar dat is iets wat helemaal niet vanzelfsprekend is. Dat was al zo in de tijd dat Jezus op aarde was. daarover gaat het in Matteüs 16. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’, vraagt Jezus. Ja, en op die vraag worden heel uiteenlopende antwoorden gegeven. De een zegt: Johannes de Doper. De ander zegt: Elia. Weer een ander zegt: Jeremia.

 

En vandaag is dat niet veel anders. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik bent?, vraagt Jezus. En de een zegt: een joodse vrijheidsstrijder. De ander zegt: een voorbeeld voor alle mensen. En weer een ander zegt: een mens zoals jij en ik, niet veel bijzonders dus.

 

Maar er is maar één antwoord dat werkelijk de kern raakt. En Petrus geeft het. ‘Gij zijt de Christus!’ En hij zegt vol overgave, vol liefde, vol toewijding. Want het kan ook een keurig antwoord zijn. Netjes opgedreund uit het leerboek van de kerk waar het glashelder en haarfijn staat geformuleerd. Maar dát maakt je nog geen christen. Als je de woorden kent. Je bent christen als je Christus kent, en als je oog in oog met Hem staat en op zijn vraag ‘Wie zeg jij dat Ik ben? antwoordt: ‘U bent de Christus, U bent mijn Here Jezus Christus, mijn Verlosser, leer me om achter U aan te gaan.’

 

Ja, dat maakt je een christen. Want het kan ook heel gemakkelijk vrome praat worden, het praten over Jezus als Christus. Dan wordt de Naam Christus een leerstellige term die vaak genoeg moet vallen omdat het anders niet deugt. En dan kan zo’n grootse Naam, zo’n onuitputtelijk diepe naam, toch worden als schallend koper, als een rinkelende cimbaal. Spreek die naam met liefde uit. Christus. Mijn Christus. Mijn Here Jezus Christus. Kijk naar je Heiland en raak onder de indruk van Wie Hij is.

 

*

 

En natuurlijk, daar kan de Catechismus ons heel goed bij helpen. De kerk heeft al eeuwen geleden woorden gevonden om tot uitdrukking te brengen hoezeer ze onder de indruk is van Jezus die de Christus is.

 

Waarom noemt u Hem Christus? Dat is de vraag. En in het antwoord horen we allereerst dat wij Hem dan wel Christus noemen, maar dat God Zelf Hem tot Christus heeft aangesteld. De Jezus, met wie we om zo te zeggen in Zondag 11 hebben kennis gemaakt, deze Jezus, echt mens, heeft van God een heel bijzondere taak gekregen. Van God. Hij heeft het niet Zelf bedacht. Hij heeft niet Zelf het besluit genomen: Ik zal dan de Christus zijn. Nee, dat was een besluit van God Drie-enig. Dat proef je in de Catechismus als de Vader, de Zoon en de Geest in de eerste zin in één adem worden genoemd: De Zoon is door de Vader aangesteld en met de Geest gezalfd. In de Christus komt de drie-enige God verlossend naar ons toe. Zoals Hij in den beginnen zei: ‘Laat Ons mensen maken’, zo heeft Hij ook gezegd: ‘Laat Ons de mensen verlossen!’ Christus komt dus niet op eigen initiatief, en ook niet in eigen kracht, maar in de kracht van de Geest. Want Hij is een Gezalfde. En zalven dat staat in de wereld van de bijbel voor kracht krijgen, toegerust worden. Koningen bijvoorbeeld kregen lekker ruikende olie over hun hoofd gegoten. Zoals David toen hij koning werd gezalfd. En in die geur was de Geest om zo te zeggen present. De Geest die je aanmoedigt, die je kracht geeft, die tegen je zegt: ‘Je kúnt het. Je kunt het in mijn kracht.’

 

En in de doop van de Here Jezus in de Jordaan zien we dat dan ook heel duidelijk gebeuren. De Geest daalt op Jezus neer. Dat is: er komt kracht van boven en er komt een boodschap van boven: dit is nu de Christus, de Gezalfde, de Messias. Hij kan wat niemand kon. Hij doet wat niemand deed. Hij is Christus, de Christus.

 

En de Catechismus werkt dat dan uit in wat wel heet: het drievoudige ambt van Christus. Ik kan me voorstellen dat dat sommige mensen wat afstandelijk in de oren klinkt, dat woord ambt. Een beetje autoritair misschien ook wel. Het plaats de Here Jezus op afstand terwijl je Hem zo graag dichtbij wilt hebben. En toch is het heel belangrijk om te zien dat Jezus hier op aarde niet op eigen initiatief deed wat Hij deed, maar dat Hij daarvoor een opdracht had. Hij was geroepen om te doen wat Hij deed. dat is ook zo met ambtsdragers in de kerk. Ambt, dat wil zeggen dat je niet op eigen houtje aan het werk gaat, omdat je daar zelf toevallig zin in hebt. Ambt dat wil zeggen: dat je geroepen wordt om een concrete taak te vervullen en dat je die roeping volgt in de kracht van de Geest.

 

Nou, zo laat de naam Christus zien dat Jezus als een door God Geroepene zijn verlossingswerk op aarde doet. En als we dan naar Hem kijken dan zien we de Christus die de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester en de eeuwige Koning is. Ja, Hij is meer Profeet, Priester en Koning dan wie ook op aarde ooit geweest is of zal zijn.

Als je ware kennis zoekt, ga naar Christus, de Profeet die die ware kennis geeft.

Als je een echte Verlosser zoekt, die je redt van je nood en ellende, ga dan naar Christus, de Priester, die Zichzelf heeft opgeofferd voor onze zonden.

Als je werkelijke bescherming zoekt in je zwakheid, ga dan naar Christus, de Koning, want Hij bewaart je en laat je nooit los.

 

Kijk dus naar Christus. En ontdek dat alleen Hij het in zijn macht heeft om je te geven wat in je leven echt nodig is. Ken Christus als Gods Geroepen en Gezalfde en geef je vol toewijding aan Hem.

 

* * *

 

Het thema van de preek is: Wees als christen toegewijd aan Christus. Het eerst punt was: Kijk naar Christus. En het tweede punt is nu: Lijk op Christus.

 

Ja, want we moeten niet als buitenstaanders, als toeschouwers kijken naar de Christus. Dat gebeurt in de Catechismus ook niet. Want de vraag: ‘Waarom wordt Hij Christus genoemd’ wordt direct gevolgd door de vraag: ‘Waarom wordt jij christen genoemd?’ dat hoort onlosmakelijk bij elkaar. Christus kennen is inderdaad niet alleen maar het een en ander over Hem weten. Christus kennen is vooral: christen willen zijn, naar Christus genoemd willen worden, Christus zichtbaar maken in je leven.

 

Ook bij Paulus zien we dat niet gebeuren, dat hij als toeschouwer, als buitenstaander kijkt naar Christus. He, we kennen hem toch wel een beetje als wat ze wel noemen een dogmaticus, iemand die de leer van Christus uiteenzet. Dor soms en droog. En vaak behoorlijk moeilijk. Maar toch klinkt er in Paulus’ brieven ook altijd die toewijding door. Bijvoorbeeld ook in Filippenzen 1. Wat is Paulus blij dat Christus verkondigd wordt. En wat verlangt hij er vurig naar dat Christus wordt grootgemaakt. Ook in zijn eigen leven. En hij getuigt ervan: ‘Het leven is mij Christus!’ Kijk, dan ben je een christen, als je dat zegt, als je zegt: het leven is mij Christus, alles draait in mijn leven om Christus, ik kan niet zonder Christus. Of zoals Paulus het zegt in Galaten 2: ‘Ik leef, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij!’

 

Zegt u hem dat na? Wilt u zo’n christen zijn? Een christen van wie het leven doorzichtig is tot op Christus? Die vraag, dat is nou een vraag die we onszelf wel mogen stellen op weg naar het Avondmaal. We worden in de Schrift opgeroepen om onszelf te beproeven. Om bij onszelf na te gaan hoe we tegenover Christus staan. Dat is iets wat eigenlijk elke dag moet gebeuren. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het niet elke dag gebeurt. En daarom is het goed om op weg naar het Avondmaal onszelf wel die vraag te stellen: Ik word christen genoemd, maar ben ik het ook echt in de volle betekenis van die naam? Wil ik lijken op Christus? Is aan mijn leven zichtbaar dat Christus er woont?

 

Die vragen kunnen ook een stukje onrust bij je teweeg brengen. He, want Christus is op een volmaakte manier Christus. Maar als christen kan ik alleen maar op onvolmaakte manier christen zijn. En dat kan je in verlegenheid brengen. Een heilige verlegenheid. Maar dat geeft niet, want de Geest van Christus is erbij als we die vragen stellen, als we bij onszelf nagaan of we lijken op Christus.

 

Want dat is heel mooi in de Catechismus, dat de antwoorden 31 en 32 zo parallel zijn opgebouwd. Christenen mogen lijken op de Christus omdat ze net als Hij geroepen zijn om te zijn hoe ze heten. Het is allemaal niet je eigen initiatief: God roept je. Christenen mogen lijken op Christus omdat ze niet in eigen kracht doen wat ze doen, maar in de kracht van de Geest met wie ze gezalfd zijn. En zo kunnen christenen ook lijken op Christus omdat ze dezelfde drie ambten hebben, dezelfde opdrachten waarin ze God en de naaste mogen dienen. En het zou goed zijn om de komende week u zelf eens af te vragen: Wil ik lijken op Christus? Of neem ik er genoegen mee dat er elke dag weer vergeving van de zonden klaar ligt. Want als je daar genoegen me neemt, dan zeg je eigenlijk: ‘Die vergeving, Here, die wil ik wel graag hebben. Maar de Heilige Geest, nee laat de Heilige Geest maar zitten. Dat profeet en priester en koning zijn, dat spreekt me niet zo aan. Laat maar, Heer, vergeving is voldoende.’

 

Kijk als je dat zegt of diep in je hart denkt, dan leef je bij een half evangelie. Dan geef je hoog op van de vergeving van je zonden, maar dan laat je die andere geweldige gave, de gave van de Geest van de zalving aan je voorbij gaan.

 

Broeders en zusters, vraag u zelf af hoe dat bij u is.

 

Wilt u, net als Christus, profeet zijn? Ja Christus is het op een unieke manier. Maar als zijn volgelingen worden we geroepen om zijn Naam te belijden, om te zeggen: ‘Het leven is mij Christus’. Dat belijden dat doe je als uitkomt voor zijn Naam, als je met liefde Psalmen en Gezangen zingt, als je tegen jezelf en anderen zegt: ‘ja alleen de weg van de navolging is de weg naar het leven.’ Wees een profeet, in de kracht van de Geest van Christus.

 

Wilt u, net als Christus, priester zijn? Ja Christus is het op een unieke manier. Maar als zijn volgelingen worden we geroepen om onszelf ook op te offeren, om het woord zelfverloochening met hart en ziel te spellen. Priester, dat ben je als je biddend leeft, als het gebed een niet weg te denken iets is in je leven. Wees een priester, in de kracht van de Geest van Christus.

 

Wilt u, net als Christus, koning zijn? Ja ook dat is Christus op een unieke manier. Maar als zijn volgelingen worden geroepen om te vechten tegen de duivel, om te vechten tegen de zonde, om te vechten tegen slapheid en ontrouw. Ruim daarom de zonde op in uw leven. Zeg niet alleen: ‘Het zou eigenlijk anders moeten’, maar geloof in de kracht van de Geest van de vernieuwing. Wees een koning, geen slaaf van de zonde, maar een koning die vecht tegen de zonde. Ja, wees een koning, in de kracht van de Geest van Christus.

 

* * *

 

Broeders en zusters, we worden allemaal, ook als je het Avondmaal nog niet actief meeviert, we worden allemaal opgeroepen om je die vragen te stellen. En daaronder ligt deze ene vraag: wil je als christen een aan Christus toegewijd leven leiden? Als je dat wilt, dan moet je veel kijken naar Christus en in de kracht van de Geest ga je dan lijken op Christus.

 

Amen.

 


Liturgie voor een middagdienst

Psalm 119:3,12

Matteüs 16:13-17

Handelingen 11:23-26

Filippenzen 1:18-21

Gezang 28:3,4 of Lied 75:7,8,9

Zondag 12

Psalm 40:2,4,7

Gezang 4

Psalm 145:1,5 of Lied 75:10,11,12