Preek over 2 Korintiërs 13:11-13

Kijk de preek terug:

Luister de preek terug als podcast:

Onder de preek vind je gesprekvragen.

1

Zijn er in je leven weleens momenten geweest waarop je zei: ‘Ik voel me gezegend’?

Ik moest bij het voorbereiden van deze preek terugdenken aan een pastorale ontmoeting die al weer zo’n 20 jaar geleden plaats vond. Ik was toen predikant in Haarlem. Het ging niet goed met Ans (zo noem ik haar even, ze was een jaar of 65). Ze was verward, verdrietig en bang. Ze had paniekaanvallen. Een vriendin van haar belde me op: ‘Jos, kun je nu komen?’ Ik kwam. 

Bij binnenkomst lag Ans rustig op een bank, haar vriendin zat naast haar op een stoel. Ans was nog wel verward en ook wat angstig, dat zag ik aan haar. Ik ging ook op een stoel zitten om even de situatie op me in te laten werken. Toen kwam Ans overeind, ging rechtop zitten en zei: ‘Jos, je moet me zegenen!’ En ze kwam van de bank af en ging op haar knieën zitten op de grond. 

Nu was ik even aan de beurt om verward te zijn. Zegenen, dat doe je toch in de kerk en niet zomaar bij iemand thuis? Daar dacht Ans dus anders over. Intuïtief voelde ze aan: dat is wat ik nu nodig heb: een zegen. En ik legde een hand op haar hoofd en zei langzaam en rustig deze woorden: 

Ans, de genade van de Heer Jezus Christus, 
en de liefde van God de Vader 
en de gemeenschap van de heilige Geest 
is met jou.’

We waren even stil. Ans huilde zachtjes. Maar ze oogde ook een stukje rustiger. Toen zei ze: ‘Ja, zo is het goed. Nu voel ik me gezegend.’

2

Ik wil met jullie stilstaan bij die bekende woorden aan het slot van de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs. Ze klinken vaak in de kerk. En wat mij betreft mogen ze op allerlei plaatsen klinken – want Gods zegen is niet exclusief verbonden aan kerkdiensten en andere kerkelijke plechtigheden. God deelt overal zijn zegen uit en wij zijn ook geroepen om elkaar te zegenen.

Ik noem deze zegenwoorden vanmiddag: een heilige kus. Want als ik die zegenwoorden zo terugvind aan het einde van die tweede brief van Paulus aan de Korintiërs, dan gaat mijn aandacht eigenlijk ook direct naar die kus die daar net aan voorafgaand wordt genoemd: ‘Groet elkaar met een heilige kus’.

Dus daar moeten we even bij stil staan, omdat dat denk ik helpt om aan te voelen wat er gebeurt als God ons zegent. 

In het Nieuwe Testament worden we op vijf plaatsen opgeroepen om elkaar te groeten met een kus. Vier keer is dat een heilige kus (voor de liefhebber: Rom. 16:16a, 1 Kor. 16:20b, 2 Kor. 13:12a, 1 Tess.5:26). En één keer staat er: ‘Groet elkander met de kus van liefde’ (in 1 Pet. 5:14a; NBG 1951; NBV21: ‘Groet elkaar met een kus als teken van uw onderlinge liefde.’).

Daar moeten we eerst bij bedenken dat het in de tijd van het Nieuwe Testament, de eerste eeuw van onze jaartelling,  in het gebied rondom de Middellandse Zee de normale manier van mensen was om elkaar te begroeten. Wij geven elkaar een hand, als we elkaar wat beter kennen een kus of een omhelzing. Of we doen een box of een high five. Soms steken we even de hand op en zeggen ‘Moi’ (dat is de Groningse heilige kus). Ik ben tot m’n elfde opgegroeid in de provincie Groningen, in het dorp Zuidhorn. Vandaar: ‘Moi!’

Maar de nadruk op die heilige kus in het Nieuwe Testament duidt er wel op dat het toch ook iets meer werd dan een gewone groet. Zo blijkt uit geschriften uit de Vroege Kerk dat deze heilige kus een speciale plek kreeg bij het vieren van de maaltijd van de Heer, bij de eucharistie, als de kus van de vrede.

Maar we kunnen ook nog wat verder terug gaan in de tijd, naar het OT met het boek Hooglied. Dat boek over liefde begint met deze zinnen:

Laat hij mij kussen,
laat zijn mond mij kussen!
Jouw liefde is zoeter dan wijn,
zoet is de geur van je huid,
je naam is een kostbaar parfum.

We lezen Hooglied meestal als een boek over de liefde, ook de lichamelijke liefde, tussen een jonge man en een jonge vrouw.  Helemaal goed om dat zo te doen.

Maar het is ook mogelijk om het Hooglied meer geestelijk te lezen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de joodse traditie. Daar wordt het ‘laat hij mij kussen met zijn mond’ zo uitgelegd: de Eeuwige God legt zijn Thora, de tien geboden, op de berg Sinaï, op de lippen van Israël. De Joden hebben de Thora door Gods kus ontvangen. Het kussen van de Eeuwige is nieuw leven. “Laat de Eeuwige mij kussen met de woorden van zijn mond die mij de weg wijzen.”

3

Ik kwam een gedicht tegen van de joodse auteur Abel Herzberg, in zijn novelle ‘Drie rode rozen’:

Er is in ieder woord een woord, 
dat tot het onuitsprekelijke behoort. 
Er is in ieder deel een deel 
van het ondeelbare geheel.  
Gelijk in elke kus, hoe kort,  
het hele leven meegegeven wordt.

Een kus is een daad van verbinding, tederheid, overgave. Herzberg gebruikt de kus hier als metafoor voor de intensiteit en volledigheid van menselijke relaties. Zelfs de kortste aanraking bevat het geheel: de liefde, het afscheid, het leven zelf.

Daar staat die kus dus voor: leven dat wordt gegeven, liefde die wordt geschonken, vrede die wordt gedeeld. 

En als we dan weer teruggaan naar de brief aan de Korintiërs: de gemeente in die Griekse stad bestond uit heel verschillende mensen: Joden, Grieken, Romeinen, mannen en vrouwen, meesters en slaven. En er zijn heel veel conflicten in de gemeente. En ook de verhouding tussen de gemeente aan de ene kant en Paulus aan de andere kant is moeizaam te noemen. 

Tegen die achtergrond moeten we die oproep horen klinken: groet elkaar met een heilige kus. En als we daarbij bedenken dat dit de kus van de maaltijd van de Heer was, dan betekent dat dus: kus elkaar met de heilige kus. Leef van verzoening. Dat is trouwens mooi: in dat woordje ver-zoen-ing zit ons woord ‘zoen’: verzoening is dat je elkaar een zoen geeft, dat er vrede is, een kus die hernieuwde verbondenheid markeert. 

Het is de kus die je in de vrijheid zet, die verzoent, die ruimte geeft.

Dan vallen ook de eraan voorafgaande vijf vermaningen van Paulus goed op hun plek: 

  1. Wees verheugd. 
  2. Beter uw leven.
  3. Neem mijn vermaningen ter harte.
  4. Wees eensgezind.
  5. Leef in vrede met elkaar.

Met daarbij de belofte: dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn. Voor mijn idee werkt Paulus met de woorden die hij kiest bewust toe naar die oproep: ‘Groet elkaar met een heilige kus’.

4

En dan zijn daar als slot van de brief die zegenende woorden waarmee God ons kust.

De genade van de Heer Jezus Christus, 
de liefde van God en 
de eenheid met de heilige Geest 
zij met u allen.

We herkennen de drie-enige God in die woorden: Zoon, Vader en Geest. Als de drievuldige God, als God van gemeenschap en verbondenheid, geeft Hij ons een kus. Zo noemen we dat vandaag. 

Want we kunnen beter met heel ons hart open staan voor de zegen van de Drie-enige, dan onze hersens erover pijnigen hoe dat nu toch kan – drie en toch één – en of we het misschien kunnen begrijpen met ons hoofd. 

Daar is een mooi verhaal over. Het gaat over Augustinus, een kerkvader uit de vijfde eeuw, die eens een boek aan het schrijven was over de Drie-eenheid.  Augustinus ontmoette een kleine jongen op het strand. De jongen liep steeds heen en weer tussen de zee en een kuil die hij iets verder op het strand had gegraven met steeds wat water in zin handen. ‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg Augustinus. ‘Ik giet de Middellandse zee in deze kuil’, zei het jongetje. ‘Maar de zee past niet in een kuil’, antwoordde Augustinus. En de kleine jongen zei: ‘God past ook niet in een boek. U verdoet uw tijd met dat boek over de Drie-eenheid.’

Nee, de drie-enige God past niet in een boek. 

Maar Hij komt wel dichtbij in de zegen. 

Laten we de woorden eens wat aandachtiger beluisteren.

De genade van de Heer Jezus Christus

Het woord genade beheerst het hele beeld. Het is het eerste woord. Genade. Het is zo’n beetje het eerste woord in alle nieuwtestamentische brieven. Het is het eerste woord van God in de kerkdienst: ‘Genade is er voor u…’. 

Alles zit erin. In dat woord genade ontmoeten we de God die al van ons hield terwijl we nog zijn vijanden waren, de God die al onze tekortkomingen en ons falen al vergeven heeft vanwege het bloed van zijn geliefde Zoon, de God die ons op het hart drukt om niet met onze lasten te blijven rond zeulen maar ze weg te brengen aan de voet van het kruis. 

Genade leert ons God als een gevende God te kennen. Niet een eisende God, die veel van ons vraagt, die ons overvraagt. Nee, een gevende God, die ons het goede gunt. Het is de genade die vergevende kracht heeft, en genezende kracht en bevrijdende kracht. Het is de genade die inhoudt: je kunt nooit iets doen waardoor God minder van je gaat houden, en je kunt ook nooit iets doen waardoor God meer van je gaat houden. Want zijn liefde is onvoorwaardelijk, ondoorgrondelijk, onuitputtelijk vanwege de genade.

Deze genade leren we kennen in Jezus Christus. Voor ons gevoel van orde en logica zou eerst over de Vader gesproken moeten worden: Vader – Zoon – Geest. Maar het gaat hier eerst over de Zoon. Christus en alleen Hij is de weg naar het hart van God de Vader. Alleen door Hem heen komen we in aanraking met Gods liefde. En als Hij ons tegemoetkomt, gaat in Hem de Drie-eenheid open naar ons toe. We mogen door Jezus delen in de verbondenheid van de drie-enige God, in de hemelse omhelzing.

De liefde van God 

In het midden van de zegenende woorden staat de liefde van God, de liefde die stroomt uit zijn Vaderhart. Want God is een Vader. Hij is Vader voor verloren zonen en dochters. Hij staat op de uitkijk. 

Laatst kwam ik in een preek over de verloren zoon dit kleine korte verhaal tegen. Er komt in een drukke winkelstraat een meisje naar een politie-agent toe. Ze is met haar vader op stap, maar ze is hem kwijtgeraakt. Nu loopt ze daar alleen. Ze ziet de politie-agent en vraagt aan hem: ‘Hebt u een vader gezien die zijn kind kwijt is?’ – Ze zegt dus niet: ‘Ik ben mijn vader kwijt.’ Nee: ‘Hebt u een zoekende vader gezien?’ 

Zo’n God is onze Vader: Hij zoekt ons, en Hij wil niets liever dan ons weer aan zijn hart drukken. En zijn liefde is er een van volledige overgave. Zijn liefde bracht Hem er zelfs toe om zijn eigen Zoon te geven om ons met Hem te verzoenen.

En nog een keer: die liefde is onvoorwaardelijk, ondoorgrondelijk, onuitputtelijk.

De eenheid met de heilige Geest 

De Vader en de Zoon zijn door de Geest met elkaar verbonden. Er stroomt tussen de Vader en de Zoon eindeloos veel liefde. Heel intens zijn ze met elkaar verbonden. 

Jezus zegt het zo: ‘Ik ben in de Vader en de Vader is in mij’ (Johannes  14:11). En deze liefdevolle verbondenheid is de Geest, de heilige Geest. Als die woorden ons leven binnen stromen, als die woorden met een kus op onze lippen worden gelegd, dan gaat de eenheid die de Geest tussen de Vader en de Zoon schept open naar ons toe. 

Dat is typisch het werk van de Geest: eenheid scheppen, verbinding creëren, vrede stichten, vreugde ontsteken als een vlammend vuur. Het is de verhoring van het gebed van Paulus in Filippenzen 2 vers 2: ‘Maak mij volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest.’ 

God is liefde. Zo vat ik dat heel kort samen. Die woorden zijn een en al ontmoeting met de God die liefde is. Er staat niet in de eerste plaats een rechtvaardige rechter voor ons, niet in de eerste plaats een hoogverheven Heer, niet in de eerste plaats een machtige schepper. Dat is God ook allemaal: Hij is ook onze schepper, onze Heer, onze rechter. Maar als Hij ons zegent, is Hij toch allereerst: 1) een genadige Jezus, 2) een liefdevolle Vader en 3) de Geest die eenheid schept.

De God van de Bijbel, is liefdevolle gemeenschap, met Christus in het midden. Hij sluit ons aan zijn hart, en kust ons. 

5

Ik begon deze preek met de vraag: ‘Voel jij je weleens gezegend?’

Misschien dacht je: Soms wel. Soms niet. Soms weet ik het niet zo goed.

En dat is begrijpelijk. We leven in een wereld waarin onrust, twijfel en pijn vaak sterker aanwezig zijn dan genade, liefde of verbinding. En we leven ook in verwarrende tijden van onrust.

Maar wat ik je vanmiddag wil meegeven is dit: God zegent je. Altijd. Overal. Niet omdat jij het zo goed doet, maar omdat Hij zo goed is. 

En Gods zegen is geen slotwoord van een dienst, maar de hartslag van de hemel in jouw bestaan, de eindeloze heilige kus van de Drie-enig God. 

En omdat we dat niet altijd zomaar ervaren en voelen is het goed om ermee te oefenen. Ik geef jullie tenslotte drie eenvoudige handreikingen voor het dagelijks leven:

1. Begin je dag met de zegen

Voordat je je dag induikt, en misschien wel voordat je je bed uitkomt, leg je hand op je hoofd of op je hart en fluister zacht: ‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God, en de eenheid van de heilige Geest is met mij.’ 

2. Zegen iemand anders

Kijk gewoon in je dagelijkse bezigheden even bewust naar iemand in je omgeving – je partner, je kind, een collega, een voorbijganger – en zeg zacht in je hart: ‘De genade van Jezus voor jou.’ Of, als het past, zeg het hardop.

3. Sta stil en wees stil 

Sta gedurende de dag even een keer stil, letterlijk; zoals we straks aan het einde van de dienst ook nog even stil zijn en stil staan om de zegen te ontvangen. Voel dan je voeten op de grond. Ontspan even. Adem rustig. En denk: ‘God is er met zijn zegen bij.’

Gespreksvragen

  1. De preek begint met het verhaal van Ans die vroeg om een zegen. Heb jij weleens zo’n sterk verlangen gehad naar een ervaring van Gods nabijheid?
  2. In 2 Korintiërs 13:11-13 eindigt Paulus met de oproep tot een heilige kus en een zegen. Wat zegt dit jou over de manier waarop geloof ook lichamelijk en relationeel kan worden uitgedrukt?
  3. Hooglied 1:2 wordt in de preek ook geestelijk uitgelegd als Gods kus in de vorm van zijn woorden. Hoe spreekt dit beeld jou aan?
  4. Een kus wordt in de preek verbonden met verzoening. Waar in je leven zou jij graag zo’n “heilige kus” van verzoening willen ontvangen of geven?
  5. De zegenwoorden benoemen de Drie-enige God: genade, liefde en eenheid. Welke van deze drie spreekt jou op dit moment het meest aan, en waarom?
  6. In het verhaal over Augustinus en het jongetje op het strand gaat het erom dat God niet in ons begrip past maar wel dichtbij komt. Hoe ervaar jij dat in jouw geloofsleven?
  7. De preek noemt dat genade betekent dat je niets kunt doen waardoor God minder of meer van je gaat houden. Hoe beïnvloedt dat jouw beeld van God?
  8. Paulus roept op tot vreugde, eensgezindheid en vrede. Welke van deze drie vind jij het meest uitdagend in jouw omgang met anderen?
  9. Een van de handreikingen uit de preek is om elke dag te beginnen met de zegen. Zou je dat willen doen? Hoe zou dat jouw dag kunnen veranderen?
  10. Als jij iemand in jouw omgeving vandaag een zegen in één zin zou mogen meegeven, welke woorden zou je dan kiezen?