Preek over Matteüs 28:16-20

Kijk de preek terug op YouTube:

Luister de preek terug als podcast:


Onder de preek vind je gesprekvragen en werkvormen!

1

Willen jullie wegwijs worden in Gods koninkrijk? 

Ik wil graag steeds weer en steeds meer wegwijs worden in Gods koninkrijk. Het is nodig om daar dan ook steeds weer voor geïnspireerd te worden. Want voor je het weet word je weer opgeslokt door het leven van elke dag .

Voor mij was het een mooie ontdekking dat er in het Matteüs-evangelie op drie plekken door Jezus iets belangrijks wordt gezegd. Ik ben die drie uitspraken van Jezus gaan zien als de drie belangrijkste wegwijzers in Gods koninkrijk. 

Want Jezus is gekomen om ons het leven te geven in al zijn volheid (zo zegt Johannes het). Hij wil ons in een wereld met heel veel moeite en ellende de weg wijzen naar een leven dat vol is van Gods goedheid. En dit zijn zijn drie belangrijkste wegwijzers:

In Matteüs 11 nodigt Jezus ons uit: “Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, en Ik zal jullie rust geven.” Dat is de grote uitnodiging. (daar hield ik drie preken over)

In Matteüs 22 vat Jezus alles wat God in de wet heeft gezegd over hoe te leven samen in: “Heb God lief met alles wat in je is en heb je naaste als jezelf.” Dat is het grote gebod. (daarover ging de preek vorige week)

En in Matteüs 28 zendt Hij zijn leerlingen uit: “Ga dus op weg en maak leerlingen.” Dat is de grote opdracht. (daar staan we vandaag bij stil)

2

Dit is die opdracht, waarmee Jezus naar ons toekomt: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb.”

Het is goed om er even bij stil te staan op welk moment Hij dit doet. Hij is net opgestaan uit de dood. Vlak na die opstanding waren twee vrouwen, die allebei Maria heetten, op zoek naar Jezus. En ze kwamen engelen tegen die tegen hen zeiden: “Jezus is opgestaan! Ga snel naar zijn leerlingen en zeg hun: ‘Hij is opgewekt uit de dood, en dit moeten jullie weten: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je Hem zien.’”

Dat deden die leerlingen. Dat vertelt Matteüs: “De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg die Jezus hun had genoemd.” 

Die berg was een bekende plek voor hen. Het was de berg die we ook in het begin van het Matteüs-evangelie tegenkomen in hoofdstuk 5 waar Jezus een berg op gaat om zijn Bergrede te houden. Zijn I-have-a-dream-toespraak over Gods nieuwe wereld, over het koninkrijk, en hoe je een mens kunt worden die beantwoordt aan Gods bedoelingen. 

Dus de sfeer van de Bergrede wordt hier opgeroepen, de sfeer van het wijze en vriendelijke onderwijs van Jezus, dat tegelijk ook zo radicaal was. De echo’s van alles wat Jezus toen gezegd had, en wat zoveel indruk had gemaakt op de aanwezigen, klinken nog na. Die woorden hangen daar om zo te zeggen nog in de lucht, op de plek waar Jezus zijn leerlingen nu opnieuw ontmoet, kort na zijn opstanding.

“Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.”

“Jullie zijn het licht voor de wereld. (…) Jullie licht moet schijnen voor de mensen, zodat zij jullie goede daden kunnen zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.”

“Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.”

“Verzamel schatten in de hemel. (…) Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.”

“Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.”

“Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.”

“Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.”

3

Dus daar op de berg van het onderwijs over Gods koninkrijk ontmoeten Jezus, de leraar, en zijn leerlingen elkaar weer. “En toen ze Hem zagen wierpen ze zich in aanbidding voor Hem neer, al twijfelden sommigen.” Dat vind ik altijd weer bijzonder om te lezen. 

Aan de ene kant is er aanbidding: de leerlingen zien Jezus en zijn diep van Hem onder de indruk. Ze vallen op de grond en knielen voor Hem neer en aanbidden Hem. ‘U bent de Zoon van God, U bent onze wijze Koning, U bent onze rabbi, U bent onze Heer en redder, wij aanbidden U!’

Aan de andere kant: sommigen twijfelden. Ze kunnen het nog niet geloven. Ze zijn in verwarring. Ze aarzelen. Ze zien Jezus, maar het is zó groot en zó wonderlijk wat ze hier en nu meemaken. Jezus leeft!? Ze kunnen er nog niet bij. 

Dus er is aanbidding én er is aarzeling. Maar als Jezus dan gaat spreken, maakt Hij geen onderscheid. Hij spreekt ze allemaal tegelijk aan. Er klinken ook geen verwijten. En de opdracht die Hij zo geeft is dus niet alleen voor mensen die het zeker weten en vol aanbidding zijn, maar ook voor wie twijfelen en aarzelen. Dat hoeven we niet weg te poetsen. Dat doet Matteüs ook niet. Hoe makkelijk was het geweest dat korte zinnetje weg te laten: “Al twijfelden sommigen”. Ik denk dat het er ter bemoediging bij staat.

En het eerste wat Jezus zegt, en daarbij richt Hij de aandacht meteen op zichzelf: “Jezus kwam dichterbij en zei tegen hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.’” 

Daarmee zegt Jezus dus: “Ik ben Koning. Niet alleen in de hemel, maar ook op de aarde. Ik ben Koning en Ik regeer over alles en iedereen.”

Maar er is daar geen fel licht op die berg. Er staat geen troon. Er is geen machtig leger. Alleen Jezus is daar. Ze zagen niemand dan Jezus alleen. In zijn handen zie je de wonden van het kruis. Want zijn macht is anders dan de macht van de wereld.

Het is geen macht die onderdrukt, maar macht die dient.

Het is geen macht die angst zaait, maar macht die vrede brengt.

Het is geen macht die zichzelf groot maakt, maar macht die anderen laat opstaan voor het goede.

Het is de macht van de liefde.

Het is de macht van de aandachtige aanwezigheid van Jezus die mensen rust brengt.

[dia 7] En even later bevestigt Hij dat nog met deze woorden: “En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’” Dat is natuurlijk een geweldige bemoediging: dat de Geest van Jezus ons nooit verlaat, dat Hij ons altijd bijstaat, dat we niet op onszelf zijn aangewezen maar dat er, als wij ons zwak voelen, altijd weer de kracht van Jezus is: zijn liefdevolle macht laat ons nooit in de steek.

4

En dan zijn we bij die opdracht waar het nu vooral om gaat. Deze opdracht staat ook wel bekend als het Zendingsbevel. En dat roept bij mij altijd beelden op van mensen die hun leven helemaal wijden aan het verkondigen van het evangelie in alle landen. Oftewel: als je gehoorzaam wilt zijn aan het ‘zendingsbevel’ dat moet je op zijn minst met een vliegtuig naar een ver land om daar fulltime het evangelie te brengen. Nu is dat uiteraard ook prachtig en belangrijk werk. Maar het zet deze opdracht ook op grote afstand van mensen die gewoon hier wonen en leven en en baan hebben of een gezin en midden in de maatschappij staan. Kun je wel wat met deze opdracht als je een ‘gewone’ christen bent en niet een zendeling of een evangelist?

Nou er is goed nieuws: Ja, dat kan! Wat Jezus hier zegt gaat ook over het gewone dagelijkse leven van mensen die Jezus willen vertrouwen en volgen en verschil willen maken in deze wereld.

Daarom wil ik die Grote Opdracht nu wat verder uitleggen en vooral de alledaagsheid laten zien.

Ga dus op weg. Dat roept inderdaad al snel het beeld op van een reis maken, een verre reis om naar andere volken te gaan en daar over Jezus te vertellen.

Maar eigenlijk staat er alleen maar ‘Gaand’. Terwijl je aan het gaan bent. Dus geen uitnodiging om de boel in te pakken en op reis te gaan. Maar: terwijl je onderweg bent. Terwijl je bezig bent met het leven, met je werk, in je ontmoetingen, als je sport, als je naar school gaat, als je samen kerk bent – midden in het gewone alledaagse leven van zondag tot en met zaterdag.

Maak alle volken tot mijn leerlingen. Dat ‘alle volken’ roept ook weer dat beeld op dat je dan uit je eigen land weggaat om in andere landen andere volken te ontmoeten en te vertellen over Jezus. Maar dat ‘alle volken’ kun je ook anders vertalen: alle soorten mensen, wie je ook maar tegen komt, ver weg of dichtbij. Alle soorten mensen, mensen die vaak anders zijn dan jij maar die je tegenkomt. Ouderen, jongeren, tieners, kinderen, kerkelijken en onkerkelijken, twijfelaars en zoekers, hardwerkenden en werklozen, zieken en gezonden, atheïsten en agnosten, anders-religeuzen en spirituelen, collega’s, vijanden, vrienden, overbelasten, rustelozen, anderstaligen, andersgeaarden en ga maar door. Al die mensen, wat een veelzijdigheid en veelkleurigheid, voor al die soorten mensen  is er het evangelie van het koninkrijk waarin je Gods rust en Gods liefde ontvangt door Jezus Christus. 

Maak leerlingen. De enige echte opdracht, het enige werkwoord dat hier in gebiedende wijs staat is: ‘Maak’. “Terwijl je onderweg bent, máák alle soorten mensen tot leerlingen van Jezus door hen te dopen en hen te leren wat Jezus geleerd heeft.”

Het gaat hier dus wel over iets waarvoor je kiest. Het vraagt actie en intentie. Leerlingen groeien niet vanzelf als vruchten aan een boom. We worden opgeroepen, alle leerlingen van Jezus, om bewust en intentioneel bezig te zijn om wat we geleerd hebben van Jezus niet alleen zelf in praktijk te brengen, maar ook te delen met alle soorten mensen, wie je ook maar tegenkomt. ‘Maak leerlingen’, ‘leer iemand leerling te worden’ is dan: ga met mensen om vanuit het verlangen dat ook zij leerlingen van Jezus worden, dat ze het zachte juk van Jezus ontdekken waardoor er werkelijk rust in hun leven komt, dat ze zich geliefd gaan voelen door God en de kracht van Gods liefde in hun leven ontdekken. Dat is ‘leerlingen maken’: anderen in de invloedssfeer van Jezus brengen zodat ze Hem gaan kennen en volgen.

5

En dan worden er twee dingen genoemd om dat praktisch te maken. Dopen en leren. Het viel me deze keer op dat dopen eerst wordt genoemd en dat leren volgt. Dopen is dus eerder een beginpunt dan een eindpunt. De doop markeert eerder de start van een leertraject dan het einde van een leertraject.

Door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Het woordje dopen betekent ‘onderdompelen’. En als we naar het ritueel van de doop kijken dan gaat dat over onderdompelen in water als symbool, een heel fysiek gebeuren. Maar je kunt dat onderdompelen ook in een meer geestelijke betekenis begrijpen. Jezus zegt ook niet: doop hen in water. Maar: doop hen in de Naam van Vader, Zoon en Geest. 

Een leerling van Jezus is iemand die met heel zijn of haar leven ondergedompeld is in de Naam, dat is de aanwezigheid van de drie-enige God. Je bent ondergedompeld, je leeft in een sfeer die je helemaal omringt en die vol is van zorg en genade en leven en licht en trouw en geduld en liefde en vergeving.

Kun je je dat een beetje voorstellen? Een voorbeeld: als je een concert bijwoont in een concertzaal dan ben je op een gegeven moment helemaal ondergedompeld in de muziek die klinkt. Of je bent buiten in de schepping, je wandelt door bijvoorbeeld een prachtige bosrijke omgeving en je voelt je helemaal ondergedompeld met al je zintuigen in de natuur.

Zo is gedoopt zijn en gedoopt worden dat je helemaal wordt ondergedompeld in de sprankelende en krachtige, de genadige en rustgevende aanwezigheid van Vader, Zoon en Geest. Dat gevoel, die ervaring, dat idee – dat deel je met anderen als je bezig bent met ‘leerlingen maken’. En samen met dat onderdompelen gaat het leren.

Door hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. Het ervaren van Gods aanwezigheid brengt ook een verandering met zich mee. Noem het een bekering. Wie kennismaakt met het koninkrijk komt in een bekeringsproces. Want als je Jezus leert kennen, verandert je kijk op de wereld en verandert ook de manier waarop je in het leven wilt staan. Daarover heeft Jezus onderwijs gegeven. “Alles wat Ik jullie opgedragen heb” – dat is alles wat er voorafgaat aan dit slot van het Matteüs-evangelie. Met de Bergrede als misschien wel het belangrijkste. Maar Jezus droeg ons ook op: om bij Hem te komen, zijn zachte juk op ons te nemen en zo rust te vinden. En Jezus droeg ons ook op: om God lief te hebben en de naaste als onszelf.

6

En zo zijn we terug bij de verbinding van die Grote Drie. 

We beginnen, en we beginnen altijd opnieuw bij de rust die Jezus geeft. Kom, zegt Hij. Zoek en vind eerst rust.

En dan is er het centrale gebod van de liefde: Heb lief, want God is liefde.

En als dat vorm krijgt in je leven komt er ook die beweging op gang die we ‘een missie’ kunnen noemen. (Onder de afbeelding staat nu: ‘missionair discipelschap’.) Dat je uitgezonden wordt door Jezus in je dagelijkse leven en je dagelijkse omgeving, dat je in beweging wordt gezet door de heilige Geest om andere mensen te brengen in de invloedssfeer van het koninkrijk van God.

Dat is missionair discipelschap. En in januari start er een Leer- en doetraject juist daarover. Roelof vertelt daar straks nog iets over. Misschien denk je wel: daar ben ik eigenlijk al heel veel mee bezig, op kleine schaal, gewoon in mijn eigen context. Misschien denk je: hier kan ik nog veel leren. En dat is het mooie van het koninkrijk van God: daar is altijd weer groei mogelijk en God geeft die groei.

We gaan deze preek nu samen be-amen door dat mooie lied van Sela te zingen. Ik ervaar dat lied ook als een ondergedompeld worden in de Naam van de drie-enige God. Een lied dat zo ook vol verlangen is om anderen in die onderdompeling te laten delen.

Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam.

Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.

GESPREKSVRAGEN

  1. Wat raakt jou het meest in het beeld dat Jezus op een berg zijn leerlingen ontmoet, vlak na zijn opstanding?
  2. Hoe ervaar jij zelf die combinatie van aanbidding en aarzeling in je geloofsleven?
  3. Wat betekent het voor jou dat Jezus zegt: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde”?
  4. Hoe verschilt de macht van Jezus van de macht die je vaak in de wereld om je heen ziet?
  5. In de preek wordt gezegd dat “Ga dus op weg” eigenlijk betekent: “terwijl je onderweg bent.” Hoe herken jij dat in je eigen dagelijks leven?
  6. Wat versta jij onder leerlingen maken? Kun je een concreet voorbeeld noemen van hoe dat in jouw omgeving zou kunnen gebeuren?
  7. De doop wordt in de preek uitgelegd als ondergedompeld zijn in de Naam van Vader, Zoon en Geest. Waar of wanneer voel jij je zo ondergedompeld in Gods aanwezigheid?
  8. Jezus zegt dat we anderen moeten leren “zich te houden aan alles wat Ik jullie heb opgedragen.” Wat uit het onderwijs van Jezus is voor jou op dit moment het meest richtinggevend?
  9. Hoe verhouden de drie grote wegwijzers (Kom tot rust, Heb lief, Maak leerlingen) zich tot elkaar in jouw eigen geloofsweg?
  10. Welke kleine, dagelijkse stap zou voor jou nu een manier kunnen zijn om missionair leerling van Jezus te zijn?

DRIE CREATIEVE WERKVORMEN

  1. De Cirkel van Drie
    Leg drie grote cirkels op de grond met de woorden Rust, Liefde, Missie. Laat deelnemers rondlopen, stil blijven staan bij de cirkel die hen vandaag het meest aanspreekt, en delen waarom juist die fase belangrijk is.
  2. Onder­dompelmoment
    Zet een schaal met water in het midden. Nodig ieder uit om kort een steen of hand in het water te houden terwijl iemand zegt: “Je bent ondergedompeld in de Naam van Vader, Zoon en Geest.” Daarna delen wat dat beeld oproept.
  3. Levenslijn van discipelschap
    Laat ieder op een vel papier een eenvoudige tijdlijn tekenen van zijn of haar geloofsweg. Markeer momenten van rust vinden, liefde ontvangen/gegeven, en leerlingen maken. Bespreek in tweetallen waar groei zichtbaar is.