De preek van zondagmorgen 29 juni over Psalm 121.

Luister de preek terug als podcast:

Kijk de preek terug op YouTube:

Onderaan de preek vind je gespreksvragen.

1

Wie van jullie is wel eens echt bovenop een hoge bergtop geweest? Wat voelde je toen je om je heen keek? En wie van jullie gaat er deze zomer op vakantie naar de bergen? Naar welk land? 

(…)

Bergen trekken ons aan. Als we ze in het echt zien (of op een foto in een reisgids, op Instagram, of in een film) dan maken ze indruk: groots en overweldigend. Machtige rotswanden, dichte bossen, diepe kloven, watervallen die naar beneden storten, adembenemende vergezichten. En dan die besneeuwde bergtoppen, scherp afgetekend tegen een blauwe hemel: heel hoog en stil. 

We zijn zelf eigenlijk maar één keer naar de bergen geweest, in Oostenrijk – ik denk alweer acht jaar geleden. En over een paar weken gaan we naar Zuid-Frankrijk en dan zitten we niet zo ver bij de Pyreneeën vandaan.

Voor veel mensen horen bergen bij vakantie: vrijheid, frisse lucht, wandelen, genieten. Voor anderen vormen ze juist een uitdaging: een berg moet je bedwingen. Met klimuitrusting en touwen, of gewoon te voet met een rugzak. Of op de fiets, zwoegend tegen de helling op, en dan heerlijk weer afdalen.

2

De bergen van Psalm 121 zijn ook mooi. Maar ze zijn in deze Psalm vooral gevaarlijk. De mensen die op pelgrimstocht naar Jeruzalem gaan, zien de bergen in de verte en ze denken vooral: daar zijn steile hellingen, veel te smalle paadjes, wilde dieren en gevaarlijke rovers. Je bent je leven er niet zeker. En het maakt ze bang en bezorgd. 

“Ik sla mijn ogen op naar de bergen.”

Maar als we zo’n psalm lezen of zingen, dan gebeurt er nog iets diepers. Dan opent zich een tweede laag. Dan merken we: die bergen zijn niet alleen maar letterlijke bergen. Niet alleen maar rotsen, steile hellingen, ravijnen, smalle paadjes en wilde dieren.

We voelen aan: dit is ook beeldtaal. Want Psalm is geen reisverslag of wandelbeschrijving, maar een gedicht. De taal is poëtisch: vol symboliek en diepere lagen.

Die bergen staan voor situaties in ons eigen leven die we als zwaar ervaren of die bedreigend zijn. De bergen staan voor obstakels die je moet overwinnen. En in onze taal zeggen we dan ook: ik zie er als een berg tegenop. 

Dat kan een moeilijk gesprek zijn. Een onderzoek in het ziekenhuis. Een spreekbeurt die je in de klas moet houden. Een functioneringsgesprek op je werk. Een verhuizing. Een verre reis. Of ook een geloofsvraag die aan je blijft knagen. Het gevoel dat God ver weg is.

Vul het zelf maar in. Is er op dit moment iets in je leven waar je als een berg tegenop ziet? (Of misschien een tijdje geleden?) Iets wat je als bedreigend ervaart, waar je bang voor bent?

Psalm 121 begint dus met een beeld dat je meeneemt en waar je van alles bij kunt voelen. In je lichaam gebeurt van alles. Je ademhaling gaat sneller, je hart klopt harder, je merkt hoe spanning zich opbouwt in je borst, je buik, je schouders. Je gedachten schieten alle kanten op: wat als het misgaat, wat als ik dit niet aankan? 

En dan is daar die vraag uit Psalm 121: “Waar komt mijn hulp vandaan?” En je moet eigenlijk ook even stoppen met lezen en de vraag voelen. Dit is een échte, diepe levensvraag. 

“Ik sla mijn ogen op naar de bergen.
(en je voelt angst, bezorgdheid, onmacht…)
Waar komt mijn hulp vandaan?”

(…)

En daarom raakt deze Psalm ons denk ik: omdat we onszelf erin herkennen. Daarom lezen en zingen we deze Psalm ook graag in moeilijke en verdrietige situaties, waarin we ons bezorgd en onveilig voelen.

3

Nu heb ik deze Psalm vandaag gekozen omdat Adrian in het gesprek dat ik met hem had (samen met Jan-Eric, Anjum en Shabab) een verhaal vertelde over zijn bekering. En in dat verhaal komt Psalm 121 ook voor. En ik mocht dat verhaal delen. Dit is het verhaal van Adrian:

“Ongeveer vier jaar geleden, in Iran, begon een avondmaaltijd als iets heel gewoons en kleins, maar eindigde die als een moment dat mijn leven voor altijd veranderde.

Ik was uitgenodigd bij mijn vriend Mohammad thuis. Zijn moeder, Nahid, had ook een paar gasten uitgenodigd, waaronder een oudere Armeense christelijke vrouw die Maria heette.

Vanaf het moment dat ze naast me zat, straalde haar stem rust uit. Toen ik hoorde dat ze christen was, vroeg ik haar om meer te vertellen.

Met geduld sprak ze over de ware God, over Jezus Christus, over de Heilige Geest en de Bijbel – het levende Woord van God. Haar woorden waren nieuw… maar ze raakten iets in mijn hart.

Ik zei verlangend: “Ik heb nog nooit over deze dingen gehoord… maar dat boek wil ik lezen.”

Ze glimlachte en zei: “Morgen breng ik het voor je mee. Ik ga naar de christelijke begraafplaats waar mijn man begraven ligt. Als je wilt, mag je met me meegaan.”

De volgende dag gingen we. Voor het eerst in mijn leven zag ik een begraafplaats die verdeeld was tussen katholieken, protestanten en orthodoxen. Het was onbekend, maar heilig. Op de terugweg veranderde alles ineens…

Door grootschalige protesten en het droogvallen van de rivier Zayanderud, was de stad afgesloten door veiligheidstroepen.

Ik moest naar mijn nachtdienst en zei tegen Maria: “Geef mij nu de Bijbel, ik moet gaan.”

Ze keek me angstig aan. “Als ze je hiermee pakken… kun je worden geëxecuteerd. Ik kan het je niet geven.”

Maar ik antwoordde: “Heb je niet gezegd dat dit het levende Woord van God is? Als het waar is… wil ik het zelf ontdekken.”

Na een moment van stilte haalde ze de Bijbel uit haar tas, gewikkeld in een witte doek. “Ga,” fluisterde ze, “maar moge God je beschermen.”

Ik verborg de Bijbel onder mijn kleding en liep – alleen – de chaos van de stad in. Verbrande auto’s. Gebroken ramen. Gasmaskers. Gekrijs. Het leek het einde van de wereld. Mijn hart was gevuld met angst.

En toen… Twee motoragenten stopten vlak voor mij. Eén hief zijn elektrische wapen op, klaar om toe te slaan. Ik verstijfde. Mijn handen gingen naar het boek dat onder mijn kleding verborgen was. 

Onze blikken kruisten elkaar. In mijn hart zei ik: “Heer, als dit boek van U is… red mij.” Op dat moment schreeuwde de agent: “Ga weg uit mijn zicht!” Nog een keer, harder: “Ik zei: verdwijn hier!” 

Ik rende weg. Hoe, weet ik niet. Ik kwam thuis, trillend, uitgeput, maar levend… 

Ik ging zitten. Met bevende handen haalde ik de Bijbel tevoorschijn, verwijderde de doek… En de eerste woorden die ik las waren:

“De HEER zal je behoeden voor alle kwaad,
Hij waakt over je leven.
De HEER houdt de wacht over je gaan en je komen,
van nu tot in eeuwigheid.”

Op dat moment brak er iets in mij… en tegelijk werd iets nieuws geboren.

Geen angst meer… maar vrede.
Geen twijfel… maar aanwezigheid.
Geen chaos… maar Gods stem.

Tranen stroomden.

Ik begreep dat ik niet gewoon een boek had ontvangen…

Ik had de levende God ontmoet.

Vanaf die avond was ik niet meer dezelfde.

Hij heeft mij gered.

En ik behoor Hem toe.”

(…)

4

Hoe bijzonder en mooi is dat! Dat Adrian in een onveilige, gevaarlijke situatie gered is en dat Hij God op een levensveranderende manier ontmoette door deze woorden van Psalm 121! Een nieuwe geboorte, door Psalm 121!

Want zo is het: we ontmoeten God zelf in deze Psalm. De Psalmen zijn liederen die aan de ene kant heel menselijk zijn: ze gaan over mensen in nood, mensen die bang en onzeker zijn, maar ook over mensen die God prijzen en vreugde ervaren.

Maar aan de andere kant zijn het tegelijk ook woorden van God. Woorden die God aan ons geeft en waarin we Hem kunnen ontmoeten, waarin we Hem kunnen leren kennen.

Psalm 121 helpt ons om niet alleen onze ogen op te heffen naar de bergen en de moeilijkheden te zien die er zijn in ons leven.

De Psalm helpt ons ook om onze ogen op te heffen naar God! Want als je je ogen opheft naar de bergen, dan zie je boven die bergen het firmament, de hemelkoepel, de lucht die oneindig veel groter en omvattender is dan de hoogste berg.

Dat is een beeld dat we ook voor ons mogen zien: geen berg is zo hoog of hij past onder het firmament. Geen tegenslag, geen vraag, geen angst is zo groot, of God is groter.

Ik heb iemand eens horen zeggen:

“We moeten niet aan God vertellen 
hoe groot onze problemen zijn. 
We moeten aan onze problemen vertellen 
hoe groot onze God is!”

Dat is mooi voor op een tegeltje aan de muur.🙂

Natuurlijk mogen we onze problemen met God delen! Maar Psalm 121 helpt ons om dan ook een stap verder te komen.

“Ik sla mijn ogen op naar de bergen.
Van waar komt mijn hulp?
Mijn hulp komt van de HEER,
die hemel en aarde gemaakt heeft.”

5

En ik wil nu nog bij drie namen stilstaan die hier voor God worden gebruikt. Zodat we God beter leren kennen en op Hem vertrouwen.

Hij is a. onze Helper, b. onze Wachter en c. onze Schaduw.

a. De HEER is onze Helper

God is onze Helper. Wat we aan het begin van elke kerkdienst zeggen, kunnen we ook aan het begin van elke nieuw dag zeggen, als we wakker worden: “Onze hulp is in de naam van de HEER.”

God helpt graag. Hij is een Helper. Maar dan is het ook belangrijk dat wij een hulpvraag hebben. Maar we zijn best wel eens te trots om hulp te vragen. We willen het zelf oplossen. Of we willen onafhankelijk zijn. En dan komt er geen hulpvraag. 

Maar als we ons openstellen voor God dan wil Hij onze Helper zijn.  Nu stellen we in ons geloof vaak de waarom-vraag. Waarom gebeurt dit, God? Waarom grijpt U niet in? Waarom hebt U dit niet voorkomen? Die vraag mag er ook zijn. Maar er is ook een andere vraag mogelijk: de hoe-vraag. De waarom-vraag is vaak passief en gericht op het verleden. De hoe-vraag is actief en gericht op de toekomst. Niet: waarom moest dat gebeuren? (ook voor die vraag is ruimte!) Maar: Hoe kan ik wat er gebeurde een plek geven in mijn leven? Hoe kunt U mij in deze situatie helpen?

Dan verandert het perspectief: je roept God niet meer ter verantwoording, maar je roept God te hulp. En hoe helpt de Heer ons? Bijvoorbeeld door ons anders te leren kijken naar de situatie, zodat we op andere gedachten komen en andere keuzes maken.  

Een uitspraak van Corrie ten Boom is zo’n andere gedachte waardoor God ons kan helpen. Zij heeft een gezegd: “Elke ervaring die God ons geeft, ieder mens die Hij in ons leven brengt, is de juiste voorbereiding voor onze toekomst”. Dat is echt een andere manier van kijken. Dan kan ook boosheid of frustratie plaats gaan maken voor nieuwsgierigheid en overgave. 

Aan onze Helper kunnen we dit soort vragen stellen:

Hoe kunnen we ons rustig voelen temidden van veel onrust?
Hoe kunnen we vergeven?
Hoe kunt U onze zwakheid gebruiken?
Hoe moeten we ons gedragen tegenover moeilijke mensen?
Hoe kunnen we de dood onder ogen zien?
Hoe kunnen we onze vijanden liefhebben?

Als we zulke hoe-vragen stellen aan onze hemelse Vader, kunnen we meer en meer ervaren dat God onze Helper is.

b. De HEER is onze Wachter

God wordt in Psalm 121 maar liefst zes keer een wachter genoemd. Hij is iemand die waakt, de ogen openhoudt, die niet slaapt, die naar je kijkt vol liefdevolle zorg. 

En dat is bijzonder. Want als wij bang zijn, willen we vaak dat er iemand bij ons is die wakker blijft. Iemand die zegt: “Ga jij maar slapen. Ik houd de wacht.” “Here, houd ook deze nacht, over mij getrouw de wacht.” Dat is Psalm 121.

God is zo’n wachter. Hij raakt niet vermoeid, Hij raakt ons niet uit het oog. Als jij ’s nachts slaapt, is Hij wakker. En als jij wakker ligt in de nacht, is Hij ook wakker. 

Als jij het even niet meer weet, weet Hij van jou. Als jij je kwetsbaar voelt, waakt Hij over jou en beschermt Hij jou. Als er gevaar is, biedt Hij veiligheid. God is een veilige God. Bij God ben je veilig. 

c. De HEER is onze Schaduw

Dat is een beeld dat ons de komende dagen zal aanspreken. Als het heel warm wordt. Dan ervaren we sterker dan ooit hoe goed het is dat er een plekje in de schaduw is. Daar is het koel en veilig.

“De HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.”

Schaduw is bescherming tegen de zon, tegen hitte, tegen uitputting. In het Midden-Oosten was dat van levensbelang. Wie geen schaduw vond, liep gevaar.

Maar een schaduw is ook iets dat heel dicht bij je is. Overal waar jij gaat, gaat de schaduw mee. Onzichtbaar misschien, maar steeds aanwezig.

Zo is God: nabij, beschermend, hij loopt met je mee, hij is naast je en om je heen. Niet op afstand, maar aan je rechterhand. 

6

Tenslotte: er zweefde een woord in mijn gedachten de afgelopen dagen toen ik deze preek over Psalm 121 aan het voorbereiden was. Het woord: veerkracht. Veerkracht is het innerlijke vermogen om na tegenslag, spanning of verlies weer op te staan, jezelf te hervinden en met vertrouwen verder te gaan.

Psalm 121 is een pelgrimslied, voor mensen onderweg. En dat zijn we allemaal. En wat kunnen er veel uitdagingen zijn. En als we dan Psalm 121 lezen of zingen, dan werken we aan onze veerkracht.

Geen wanhoop, maar vertrouwen.
Geen paniek, maar verwachting. 
Geen verstarring, maar beweging.

Veerkracht is precies dit: ervaren dat niet alles makkelijk is, maar dat je ondanks alles niet breekt. Omdat er Iemand is die je draagt. Omdat er hulp is. Omdat er over je gewaakt wordt. Omdat je in de schaduw mag zijn van de Allerhoogste.

Ik hoop dat we daar allemaal op onze eigen plek en in ons eigen leven iets van mogen ontvangen. En dat als we Psalm 121 nu gaan zingen, dat dat bijdraagt aan jouw geestelijke veerkracht.

Gespreksvragen

Zingen: Psalm 121

  1. Wat raakte jou het meest in de preek?
  2. Denk aan een ‘berg’ in jouw leven. Hoe kijk jij daarnaar met deze psalm?
  3. Waar voel jij je op dit moment in je leven onveilig?
  4. Wat betekent het voor jou dat God ‘nooit slaapt’?
  5. Welke ervaring heb jij met hulp van God onderweg, letterlijk of figuurlijk?
  6. Wanneer vergeet jij gemakkelijk dat God je Helper is?
  7. Welke woorden uit Psalm 121 zou jij aan iemand willen doorgeven?
  8. Hoe zou jij ‘veerkracht’ omschrijven?
  9. Wat raakte je in het verhaal van Adrian? Wat leer je ervan?
  10. Hoe zou je Gods bescherming beschrijven aan iemand die dat moeilijk vindt te geloven?
  11. Wat betekent het voor jou dat God je ‘bewaart’ – dag en nacht, nu en altijd?