Preek over Filippenzen 2:5-8

De gezindheid van Christus
(Christocentrisch leven 1)

Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.

Preeksamenvatting (Word)

Gemeente van Christus,

Soms blijft er, als je leest in een boek, wel eens een zin haken. Een zin die je niet meer loslaat. Alweer een aardig tijdje geleden las ik zo’n zin. Het was deze: ‘Het is van groot belang dat er in onze kerken christocentrisch gepreekt wordt, maar van nog veel groter belang dat er christocentrisch geleefd wordt.’ Dat vormde voor mij een directe aanleiding om dat thema eens aan de orde te stellen in de preken. Kunt u zich er trouwens iets bij voorstellen: Christocentrisch leven? Dat Christus in het centrum van je leven staat?

Als je nadenkt over de vraag wat er in het centrum van je leven staat, kunnen je gedachten allerlei kanten opgaan. Wat staat er in het centrum van mijn leven? Je kunt denken aan je gezin, dat is voor jou het belangrijkst. Je kunt denken aan geluk of aan liefde. Je kunt denken aan je geloof als het centrum van je bestaan. Misschien staat de kerk ook wel in het centrum van uw leven. Misschien denkt u ook wel aan de sport die u beoefent, voetbal of tennis of zo. Of u denkt aan succes. Als iets in het centrum van je leven staat., richt je daar alles op. Het zet een stempel op je leven.

Nu, in deze preek willen we samen nadenken over wat het nu is om Christocentrisch te leven. We willen ons zelf heel serieus en concreet afvragen: Staat Christus echt in het centrum van ons leven? We kunnen voor alles en nog wat enorm enthousiast worden. Zoals een van de jongere catechisanten het laatst zei: ‘voetbal, dat is mijn passie!’ Maar ook Christus kan je passie zijn. Hebben we passie voor Christus? Zeggen we het Paulus na: ‘Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij’ (Galaten 2:20)?

* * *

Die vragen gaan we onszelf stellen. En Paulus in zijn brief aan de Filippenzen is onze leraar. De dienstknecht van Christus Jezus, zoals hij zichzelf noemt aan het begin van zijn brief. Paulus wil ons leren wat de gezindheid van Christus is. En daarmee wil hij ons leren wat Christocentrisch leven is.

En juist hij kan dat ook. Want Paulus, gemeente, Paulus heeft passie voor Christus. Er is er in het leven van Paulus maar één die op de eerste plaats staat: Christus Jezus. Paulus heeft ongetwijfeld ook een prioriteitenlijstje gehad in zijn leven, maar op de allereerst plaats stond: Christus Jezus. En dat zie je door heel de brief aan de Filippenzen terug. Dat wil ik eerst laten zien. Want Paulus’ oproep aan ons om de gezindheid van Christus te hebben moet wel klinken in het geheel van de brief.

Paulus heeft passie voor Christus dus. Hij stelt zich aan het begin van zijn brief, hoofdstuk 1 vers 1, dan ook met graagte voor als een ‘dienstknecht van Christus Jezus’. Paulus noemt zich naar Christus.

En dan hoofdstuk 1 vers 8: ‘God toch is mijn getuige, hoezeer ik met de ontferming van Christus Jezus naar u allen verlang.’ Die ontferming van Christus, die is Paulus op het lijf geschreven, die stempelt zijn leven, die kleurt het vuur van zijn verlangen.

Hoofdstuk 1 vers 18: ‘In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid (dat doet er dus even niet toe), wordt Christus verkondigd, en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden.’ Dat is wat Paulus het allerliefste wil: dat de Christus verkondigd wordt van wie hij een dienstknecht is.

Hoofdstuk 1 vers 20: ‘Ik verlang er vurig naar dat ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam.’ Niet meer mijn ik, maar Christus moet in mij leven!

En meteen erachteraan, vers 21: ‘Het leven is mij Christus, het sterven gewin.’ Het leven is dus Christus voor Paulus. En waarom is het sterven gewin? Het staat in vers 23. ‘Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste!’ Met Christus zijn, dat is Paulus’ passie. De gemeenschap met Christus ervaren. Dat is wat hij wil. Het is niet zo dat Paulus graag dood wil. Nee, hij wil de gemeenschap met Christus, de band met Christus zo enorm graag helemaal beleven. Dat kan hier op aarde al, kijk maar naar Paulus, maar Paulus weet ook dat het hier onvolmaakt zal blijven. En daarom verlangt hij naar de volmaaktheid van de hemel.

Maar we zijn er nog niet. In hoofdstuk 3 van de brief zien we het ook weer gebeuren. Dat Paulus vertelt van zijn persoonlijke geloofsleven. En daarin staat Christus centraal.

Hoofdstuk 3 vers 7 tot 9: ‘Alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat.’ De kennis van Christus. Voor Paulus is er niets mooiers, niet waar hij meer enthousiast voor kan zijn. Christus kennen. Christus en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden.

Hoofdstuk 3 vers 12: ‘Ik jaag ernaar (naar dat kennen van Christus in zijn lijden en opstanding) of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben..’ Nu, u weet wel, als je ergens door gegrepen bent, dan laat het je niet los. Dat wordt je passie. Je hebt er alles voor over. Je hebt er zelfs offers voor over. Dat heeft Paulus ook. Paulus met zijn passie voor Christus. Paulus die voor ons een voorbeeld is van Christocentrisch leven.

Vanuit mijn eigen verlangen dat Christus steeds meer centraal komt te staan in mijn leven, vanuit mijn eigen verlangen om de gemeenschap met Christus te kennen, heb ik de afgelopen week deze brief van Paulus een aantal keren gelezen. En ik zou u willen aanmoedigen om dat ook te doen in de komende week. En let dan op Christus. En merk hoe gepassioneerd Paulus spreekt over zijn Here en over de gemeenschap met Christus Jezus. Christus staat in het centrum van zijn leven! Paulus preek Christocentrisch en hij leeft ook Christocentrisch.

* * *

Ik wil nu voor de kinderen even kort samenvatten waar het tot nu toe over ging. Misschien vinden jullie het wel een beetje moeilijk wat ik vertel (het is ook een moeilijk woord: Christocentrisch). Maar weet je waar het in deze preek over gaat? Over Jezus en over Paulus die met heel zijn hart van de Here Jezus houdt. Weet je, als Paulus praat over de Here Jezus, als hij denkt aan Christus, dan gaat zijn hart sneller kloppen.

Dat hebben jullie misschien ook wel eens. Als je ergens heel veel zin in hebt (een verjaardagsfeestje bijvoorbeeld) of als je het geweldig spannend vindt dat je vriendinnetje komt logeren, of als er iets heel leuks op school te doen is, dan gaat je hart sneller kloppen. Daar word je helemaal opgewonden van. Dat heeft Paulus nu als het over de Here Jezus gaat. Daar heb ik even een plaatje bij gemaakt. Heel eenvoudig eigenlijk.

Jezus

Christus

¤

Paulus

Jezus Christus houdt van Paulus. Paulus houdt van Christus Jezus. Vul daar je eigen naam maar in. Moeilijker kan ik het niet maken. Daar gaat het in de preek over.

En het is heel belangrijk dat we dat allemaal ook willen. Met heel je hart houden van de Here Jezus. dat is Christocentrisch leven. Ik had er laatst een keer een gesprek over met een paar andere dominees. En één van die dominees zei: ‘Weet je van wie ik dat heb geleerd? Dat je heel erg veel van Christus Jezus mag houden? Dat heb ik geleerd…van Elly en Rickert! Want die zingen daar heel mooi over met heel gemakkelijke woorden.’ Kinderen in de kerk, luister dus maar vaak naar liedjes van Elly en Rickert, want dat helpt je om steeds meer te houden van de Here Jezus.

* * *

Gemeente, deze Paulus, die dus leeft van de liefde van Christus en die leeft in de gemeenschap met Christus (Christocentrisch leven noemen we dat), deze Paulus roept zijn lezers op om de gezindheid van Christus te hebben. Zo staat het in de tekst: ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was.’

Wat is dat nou: ‘gezindheid’. Letterlijk staat er een woord dat te maken heeft met ‘denken’, een ‘manier van denken’. Een wat eigentijdsere vertaling van dat woord zou kunnen zijn: ‘mentaliteit’. ‘Laat die mentaliteit bij u zijn, welke ook was in Christus Jezus.’ Mentaliteit, dat is een manier van denken en een manier van in de wereld staan die zichtbaar wordt in je dagelijkse leven. Mentaliteit, dat is iets wat diep van binnen zit. En dat bepaalt hoe je denkt en hoe je voelt en waar je je op richt.

Nu, Paulus zegt tegen de Filippenzen: kijk nou een heel goed naar Jezus Christus. Je moet zijn zoals Hij. ‘Heb de mentaliteit van Christus Jezus.’ Maar waarom zegt Paulus dat zo nadrukkelijk tegen de Filippenzen? Wat is er in die gemeente eigenlijk aan de hand? Want Paulus praat natuurlijk niet maar wat in de ruimte. Hij slaat geen slag in de lucht. Hij heeft concrete mensen voor zich, hij kent hun namen, ziet hun gezichten, en kan zelfs een beetje peilen wat er binnenin die mensen leeft, die mensen die hij aan het begin heeft aangesproken als ‘geheiligden in Christus’.

De Filippenzen vormen de gemeente die Paulus op zijn tweede zendingsreis heeft gesticht. Het is de gemeente van Lydia de purperverkoopster van wie het hart door de Here werd geopend onder Paulus’ prediking. Het is ook de gemeente van de gevangenbewaarder, die in die bewogen nacht, toen de aarde beefde, tot geloof kwam. Het is de gemeente waar Paulus een bijzondere band mee heeft en waar hij veel blijdschap aan beleefd. De brief aan de Filippenzen wordt ook wel eens de brief van de blijdschap genoemd. De gemeente in Filippi is een gemeente om blij mee te zijn. Paulus is er in elk geval blij mee. Lees maar mee in hoofdstuk 1 vers 3 tot 5 (…).

En toch heeft ook deze gemeente een zwakke plek. Dat kan ook niet anders natuurlijk. Waar mensen samenleven in een gemeente, gaan er dingen mis. We zijn zo verschillend soms, er zijn botsende karakters, uiteenlopende visies. En dat is ook wel logisch. Want wat is nu het kenmerkende van de gemeente van Christus? Dat we elkaar niet hebben uitgekozen, maar dat God ons heeft uitgekozen en samengevoegd tot één geheel: het lichaam van Christus.

En wat ontbreekt er nu in Filippi? In Filippi ontbreekt de eensgezindheid. In Filippi ontbreekt wat voor een christelijke gemeente het ene nodige is: dat je je samen richt op Christus, dat je in alles de stijl vertoont van Christus, dat je ook wilt lijden om Christus’ wil.

Blijkbaar ontbreekt het daaraan in Filippi. Wat daarvan de reden is wordt niet echt duidelijk. Misschien waren er wel grote verschillen in rangen en standen die het moeilijk maakten om echt samen op te trekken achter Christus aan. Misschien was er wel concurrentie omdat mensen zich lieten voorstaan op hun geestelijke gaven. ‘Ik heb meer geloof dan jij.’ Ik heb meer kennis dan jij.’ ‘En ik kan beter in tongen spreken dan jij.’ En als dat gebeurt, dan slaat de vlam in de pan, en dat is dan meestal niet het vuur van de Geest.

Hoe dat ook was in Filippi, in elk geval was er die onderlinge verdeeldheid. Er waren gemeenteleden die niet achter Christus aangingen maar die achter zichzelf aanliepen. Zelfzuchtige mensen waren het, die alleen maar oog hadden voor hun eigen belang. Ze waren uit op eigen eer, en keken op andere gemeenteleden neer. Ze leefden, kort gezegd, ego-centrisch en niet Christo-centrisch.

En daarom spreekt Paulus de gemeente in hoofdstuk 2 vers 1 tot 4 vermanend toe. Een beetje ironisch zegt hij: als jullie ook maar een beetje liefde en ook maar een beetje gemeenschap en ook maar een beetje ontferming en barmhartigheid in jullie body hebben, maak mijn blijdschap dan volkomen door eensgezind te zijn. Ja, Paulus is echt nog wel blij met veel goeds wat hij in de gemeente van Filippi ziet, maar zijn blijdschap is niet volledig. En hij vermaant de Filippenzen: ‘er is zoveel goeds bij jullie, maak dat nu af door ook eensgezind te zijn. Als dat goede er werkelijk is, als het echt is, trek dan samen op, achter Christus aan. Weg met die zelfzucht: heb het goede met je naaste voor. Weg met dat uit zijn op eigen eer: dat gaat alleen maar ten koste van anderen. Weg met altijd maar dat eigen belang: heb toch oog voor de mensen om je heen. Weg met die hoogmoed: leer nu toch eens wat ootmoed is. Weg met die waardeloze mentaliteit.

* * *

En als Paulus zo zijn vermanende woorden heeft gesproken, houdt hij als het ware even de adem in. Hij heeft de Filippenzen een spiegel voorgehouden. Ze mochten even naar zichzelf kijken. En het beeld dat verscheen in de spiegel, dat kun je omschrijven met de volgende trefwoorden: zelfzucht, ijdelheid, eerbejag, egoïsme, eigenbelang. Ikke, ikke, ikke. En je verbaast je er haast over dat Paulus toch ook zo positief is over de gemeente. Dat hij toch zoveel goeds ziet. Dat hij blij is met Filippi. Ik denk dat dat alleen maar kan omdat Paulus kijkt met de ogen die door Christus zijn aangeraakt. Christus die zijn gemeente met zijn bloed en Geest schoonwast van de zonden.

Paulus houdt dus een spiegel voor en de adem even in, om dan iets heel belangrijks te gaan zeggen. Misschien zouden we verwachten dat hij zoiets zei als: ‘Eigenlijk is dat wel heel veel gevraagd. Dat lukt toch nooit! Maar gelukkig is Christus voor die zonden gestorven.’ Maar dat doet Paulus niet. Hij leert ons hier wel naar Christus te kijken, maar dan niet om Hem allereerst als de Verzoener van onze zonden te zien, maar om Hem te zien als de Vernieuwer van ons leven. Christocentrisch leven, dat is allereerst dat je Christus’ genade in je leven ruimte geeft. De genade die jou verandert. Die jouw egocentrische mentaliteit aanraakt en omvormt tot een Christocentrische mentaliteit.

Paulus die passie heeft voor Christus pakt onze hoofden vast en hij draait die naar Christus toe. Kijk naar Christus! En wat zien we dan? En dan staan we vooral stil bij de verzen 6 tot 8. Wat zien we dan? We zien een Christus die lijdt voor ons. Een Christus die zich vernederd heeft tot de dood. En we zien het kruis.

Het woord ‘passie’ is al een paar keer gevallen in de preek. En daar bedoel ik zoiets mee als: gepassioneerdheid, enthousiasme, hartstocht voor Christus. Maar in dat woord passie klinkt ook nog iets anders mee. We kenen dat woord ook wel in de combinatie: ‘Passie en Pasen’. Passie, dat is dan de samenvattende aanduiding voor het lijden van onze Here Jezus Christus. En niemand weet beter dan Paulus dat je in de navolging van Christus dat woord passie in twee betekenissen moet leren spellen. Het betekent allereerst dat je Christus hartstochtelijk lief hebt, en dat Hij in het centrum van je leven staat. Maar daar komt tegelijk het lijden in mee. Het kruis.

Want wie is Christus? Paulus zingt daarover een lied, want dat is het, een Christus-hymne, in vers 6 tot 11. Vers 6-8 gaan over Christus’ vernedering en vers 9-11 over zijn verhoging. We staan nu alleen bij het eerste deel stil. Wie is Christus? Hij is de Zoon van God. Hem komt goddelijke eer toe. Hij woonde in de hemel en was er zo ongelooflijk Thuis bij zijn Vader. En toch heeft Hij ervoor gekozen, in zijn onpeilbaar diepe liefde voor mensen, voor Paulus, voor u en voor mij, Hij heeft er toch voor gekozen om de hemel te verlaten, om mens te worden, en Hij heeft zijn goddelijkheid niet om zo te zeggen uitgebuit voor zichzelf, voor zijn eigen belang. Nee, Christus heeft Zichzelf ontledigd, Zichzelf helemaal weggegeven, Christus heeft de gestalte van een slaaf aangenomen, een dienstknecht, aan de mensen gelijk.

Paulus schildert ons zo de Christus voor ogen van wie Hij hartstochtelijk houdt en die Hij ook volgt in het lijden. Want, let wel, Paulus zit in de gevangenis op het moment dat hij dit schrijft. In de gevangenis. Hij leidt allerlei ontberingen vanwege zijn gehoorzaamheid aan het evangelie. Paulus kan zich om zo te zeggen een beetje inleven in zijn Heer, Jezus Christus. En hij weet het: Christus volgen betekent met Christus lijden. Christus liefhebben is iets zoets en bitters tegelijk. Want Christus moest zich vernederen en gehoorzaam zijn tot de dood erop volgde.

En zo staan we voor het kruis. En we horen de Here Jezus zelf zeggen: ‘Als iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij.’ Wie Christocentrisch wil leven moet de gezindheid van Christus hebben. Als Christus echt in het centrum van je leven staat, dan wordt dat ook zichtbaar. Dan wil je, om het met een uitdrukking van de apostel Petrus te zeggen, dan wil je in zijn voetstappen treden. Hoe doe je dat dan? Daar wil ik tenslotte nog drie dingen over zeggen. En dat doe ik aan de hand van drie woorden die gezicht geven aan wat ik Christocentrisch leven noem: ootmoed, dienstbaarheid en zelfverloochening.

* * *

Ootmoed. Dat is geen erg modern woord. En misschien ook geen erg geliefd woord. Maar als Christus in je leeft, dan wil je dat woord leren spellen. Paulus zegt tegen de Filippenzen: ‘in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf.’ Kijk, en dat zit ons niet in het bloed. We laten ons graag gelden. We doen ons graag groot voor. We zijn vaak gericht op ons eigen belang. En we kijken vaak neer op anderen. Wie Christocentrisch leeft, leert dat radicaal af. Want het was Christus niet te min om voor mij te sterven. Het was Christus niet te min of voor jou aan het kruis te gaan. Het was Christus niet te min om voor u drie uren van Godverlatenheid door te maken. Christus heeft zichzelf klein gemaakt. Want de zonde die onze verbondenheid met God kapot heeft gemaakt moest worden weggedragen uit deze wereld. Christus wilde er klein voor worden. hij wilde nederig zijn. Dat is ootmoed.

En nu zeg ik niet tegen u: ‘Wees ootmoedig.’ Ik zeg tegen u: ‘Laat Christus in het centrum van uw leven staan.’ En dan komt het met die ootmoed ook wel goed. Want als je Christus leert kennen, als je leeft in de gemeenschap met Hem, dan word je steeds kleiner en dan wordt Christus steeds groter en dan kijk je naar al die mensen die je wel eens dwars zitten, en dan zeg je: we moeten samen van genade leven, samen klein zijn voor God, samen Christus aanbidden.

Dienstbaarheid. Dat is het tweede woord. ‘Jezus Christus heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen.’ Dat was Hem niet te min. Onvoorstelbaar haast. Want onder mensen komt dat nog wel eens voor, dat iemand je te min is, en dat je met zo iemand niet om wilt gaan. Jezus leert ons dat radicaal af. Geen mens is Hem te min. Hij komt om te dienen, om zich dienstbaar op te stellen en dat voor alle mensen, niemand uitgezonderd. Dat er mensen zijn die daar geen boodschap aan hebben, die daar geen geloof aan hechten, kan dat feit niet ongedaan maken. Jezus is gekomen om een dienstknecht van alle mensen te zijn. Hij kwam voeten wassen. Slavenwerk was dat.

En als je de gezindheid van Christus hebt, dan is dat ook je diepe wens: de ander dienen. De ander helpen. Niet alleen op je eigen belang letten, maar ook op dat van anderen. Tussen twee haakjes: dát mag dus ook: op je eigen belang letten, op wat voor jou nodig is, want als mensen hollen we ook wel eens echt achter onszelf aan in de hoop aan andermans verwachtingen te kunnen voldoen, en dan vullen andere mensen je agenda, en jij gaat eraan kapot. Als je leert leven in de gemeenschap met Christus leer je dienen zoals Hij en leer je ook rústen in Hem.

Zelfverloochening. Dat is het derde woord dat we leren spellen als we Christocentrisch leven. Christus roept ons ertoe op: ‘Verloochen jezelf en neem je kruis op.’ De weg die Jezus ging, ging Hij ook ons tot voorbeeld. Jezelf verloochenen is dan: je ego aan de kant zetten. dat is je zondige ik, je ik dat zich ten koste van anderen laat gelden. Ons eigen ego moet aan het kruis. Want als dat niet gebeurt, kan Christus niet in je komen wonen. Maar dat betekent niet dat jij jezelf helemaal weggooit. Want juist als Christus in je leeft, word je echt mens. Christus duwt je niet kopje onder zodat jij geen adem meer kunt halen, integendeel, als Hij in je leeft kun pas echt vrij ademen. Christus veegt je naam niet van het bord, integendeel, Hij schrijft je naam als nieuw met een kalligrafeerstift. Christus slaat het boek van je eigen leven niet dicht, integendeel, Hij legt dat boek open op plaatsen die jij nog niet ontdekt had. Zelfverloochening dat is: je eigen ego kruisigen zodat Christus in jou kan opstaan.

* * *

En hoe gebeurt dat nou in ons leven? Ik hoop dat dat uw vraag is. Hoe gebeurt dat nou in mijn leven? Dat ik de gezindheid van Christus krijg? Dat ik Christocentrisch ga leven? Dat gaat gebeuren als het ons gebed is. Als we er hartstochtelijk om bidden. En ik wil u oproepen om dat te doen. Om te bidden om de genade van Christus’ gemeenschap.

‘Here Jezus Christus,
Zoon van God,
onferm U over mij.
Was me met uw bloed
en vul me met uw Geest.
Sla mijn ego aan het kruis.
En geef dat ik leven mag
in liefdevolle gemeenschap met U.
Raak mij aan met uw genade
die vergeeft
en die verandert.’

Amen.

 

Liturgiebriefje ochtenddienst

Gezang 15:1
Schuldbelijdenis en genadeverkondiging
Gezang 15:2
Psalm 119:39,40
Filippenzen 1:27-2:18
Lied 75:8,9
Preek
Gezang 30:4,5
De Tien Woorden
Psalm 119:49
Psalm 27:7